Regeling vervallen per 01-10-2010

Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

Geldend van 09-10-2009 t/m 30-09-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

De raad van de gemeente Cranendonck, Heeze-Leende, Valkenswaard en Waalre;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12 van de Wet investeren in jongeren;overwegende, dat het noodzakelijk is om tot de datum waarop de verordeningen bedoeld in de Wet investeren in jongeren in werking treden, zijnde uiterlijk 1 oktober 2010, voor een beperkte periode regels te stellen die waarborgen dat de uitvoering van de wet in overeenstemming met de Wet werk en bijstand en de in dat kader vastgestelde verordeningen plaatsvindt;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 BegripsbepalingenIn deze verordening wordt verstaan onder:a. de wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cranendonck, Heeze-Leende, Valkenswaard en Waalre. 

Paragraaf 2 Toepasselijkheid verordeningen WWB

Artikel 2 WerkleeraanbodDe regels met betrekking tot de inhoud van het werkleeraanbod, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de wet, luiden als volgt:1. De voorzieningen die op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand aan personen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kunnen worden aangeboden, kunnen door het college worden ingezet voor het vaststellen van de inhoud van het werkleeraanbod.2. In afwijking van het eerste lid, kunnen de volgende voorzieningen niet worden ingezet:a. onbeloonde additionele arbeid;b. premies voor werkaanvaarding of scholing;c. vrijlating van inkomsten, end. onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk.

Artikel 3 Het verlagen van de inkomensvoorzieningDe regels met betrekking tot het verlagen van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de wet, luiden als volgt:1. Voor de toepassing van artikel 41, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 11, 17 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.2. Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 9, 11 tot 15, 17 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.3. Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de overige verplichtingen, bedoeld in artikel 45, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 9, 17, 18 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.4. Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van zeer ernstige misdragingen als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 2 tot 9, 16 en 19 van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 4 Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruikDe regels met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de wet, luiden als volgt:De in de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 5 CliëntenparticipatieDe regels met betrekking tot de wijze waarop jongeren of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de wet, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van de wet, luiden als volgt:De in de Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 6 Het verhogen en verlagen van de normDe regels met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel e, van de wet, luiden als volgt:De in de Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding en geldingsduur Deze verordening treedt in werking 8 dagen na bekendmaking en werkt terug tot 1 oktober 2009. De artikelen 2 tot en met 6 vervallen ieder voor zich per datum inwerkingtreding van de specifiek op het desbetreffende artikel betrekking hebbende verordening in het kader van de wet. Deze verordening geldt totdat de artikelen 2 tot en met 6 allen zijn komen te vervallen, doch uiterlijk tot 1 oktober 2010.

 

Artikel 9 CiteerartikelDeze verordening wordt aangehaald als: Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren.