Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Valkenswaard 2009

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Intitulé

Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Valkenswaard 2009

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 BegripsbepalingenDe begripsbepalingen uit de Wet Maatschappelijke ondersteuning en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenswaard 2009 (hierna de “verordening”) zijn van toepassing op dit besluit.

 

Artikel 2 CriteriaDe criteria, zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening, ter vaststelling van het antwoord op de vraag of een individuele voorziening wordt uitgekeerd in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget zijn de volgende:

 

Voorziening in natura:Het kenmerk van een voorziening in natura is, dat deze niet in de vorm van een geldsom wordt verstrekt. De desbetreffende voorziening wordt in lease of eigendom verstrekt en bij huishoudelijke hulp ontvangt de aanvrager hulp in de vorm van een persoon, die dienstverlening verzorgt.

Indien van de voorziening geen of niet langer gebruik wordt gemaakt, vloeit de in lease verstrekte voorziening terug naar de gemeente en kan deze voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel) weer hergebruikt worden.

 

Financiële tegemoetkoming:Het kenmerk van een financiële tegemoetkoming is, dat de vergoeding voor een voorziening altijd betrekking heeft op een deel van de meerkosten. Hoofdstuk 3 van dit Besluit geeft een limitatieve opsomming van de voorzieningen, die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De aanvrager heeft hierin geen keuze.

 

Persoonsgebonden budget:Een persoonsgebonden budget is een geldsom, waarmee de aanvrager de aanschaf kan bekostigen dan wel dienstverlening kan inkopen.

De aanvrager kan kiezen of hij een voorziening in natura of in de vorm van eenpersoonsgebonden budget wil ontvangen met uitzondering van de situatie zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit 

Hoofdstuk 2.1 Bijzondere regels over de verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget

Artikel 3 Verzoek aanvragerVerstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna “PGB”) vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

 

Artikel 4 Weigering van een PGB1. Er is sprake van overwegende bezwaren bij de toekenning van een PGB, als uit onderzoek blijkt, dat de aanvrager niet op een verantwoorde wijze zal of kan omgaan met een PGB, danwel door handelsonbekwaamheid als door onjuist gebruik. 2. Een PGB wordt tevens geweigerd als verstrekking hiervan naar beoordeling van het college uit oogpunt van persoonsgebonden problematiek onwenselijk is.3. Indien een PGB wordt geweigerd, maar overigens aan de criteria wordt voldaan van een individuele voorziening, wordt een algemene voorziening of een voorziening in natura verstrekt.

 

Artikel 5 Verantwoording PGB bij aanschaf van een voorziening.1. Als een PGB wordt aangewend voor de koop van een voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college door, binnen maximaal 4 weken nadat het college daarom heeft verzocht, bewijsstukken te overleggen over de besteding van het PGB. De bewijsstukken dienen op naam van de budgethouder te zijn gesteld en duidelijk aan te geven op welke voorziening deze betrekking hebben.2. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

 

Artikel 6 Verantwoording PGB bij de voorziening hulp bij het huishoudenAls een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder, op verzoek van het college, verantwoording af aan het college of de door het college aangewezen uitvoerende instantie.Budgethouder dient de volgende bescheiden te overleggen;- Kopieën van de declaratieformulieren over het voorgaande jaar- Kopieën van de betalingsbewijzen - Een kopie van de overeenkomst met de hulp - Een kopie van het verzorgingsdiploma (alleen bij HH2)

 

Hoofdstuk 2.2 Bijzondere regels over de verstrekking en verantwoording van de financiële tegemoetkoming

Artikel 7 Vorm van verstrekkingEen financiële tegemoetkoming bestaat uit een:a. forfaitair bedrag; ofb. een maximale bijdrage.

 

Artikel 8 KostensoortenDe kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen zijn:1. Bij de volgende kostensoorten wordt een forfaitair bedrag verstrekt:a. woningaanpassingb. woningsaneringc. tijdelijke huisvestingd. huurdervinge. woonkostenf. vervoerskosten2. Bij de volgende kostensoorten wordt een maximale bijdrage verstrekt:g. verhuis- en inrichtingskosten h. sportrolstoel. 

Artikel 9 Verantwoording1. Bij de verstrekking van een forfaitair bedrag, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid onder a. t/m e. dient de aanvrager binnen 15 maanden na toestemming verantwoording af te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.2. Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid onder g., dient de aanvrager binnen 15 maanden na toestemming verantwoording af te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.3. Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid onder h., legt de aanvrager binnen 6 maanden verantwoording af door het overleggen van betalingsbewijzen en eventuele relevante bescheiden. 

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 10 Omvang PGB Het PGB wordt berekend naar de geïndiceerde klasse.Het bedrag wordt gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, eveneens vermenigvuldigd met 75 % van het uurbedrag welke wordt gehanteerd voor de zorg in natura. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur.Wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot additionele uren boven de hoogste klasse 6 dan wordt per uur een vastgesteld bedrag vergoed.

In bijlage 2 staat het schema afgebeeld met de bedragen welke beschikbaar worden gesteld per klasse, per jaar. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.  

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskostenEen vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten, zoals genoemd in artikel 16, sub a van de verordening bedraagt € 3.500,--Na overleg van een kopie van het nieuwe huur- of koopcontract wordt het bedrag overgemaakt op rekening van de klant.

 

Artikel 12 Primaat van de verhuizingIndien de noodzaak tot een bouwkundige- of woontechnische woonvoorziening, zoals genoemd in artikel 16 sub b van de verordening, vaststaat, zal naar het oordeel van het college het primaat van de verhuizing toegepast worden.

 

Artikel 13 Kosten bouwkundige- of woontechnische woonvoorzieningAlleen de kosten van de navolgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:a. de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed;b. De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerkingc. het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;d. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2 procent van de aanneemsom.e. de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;f. de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting;g. Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.h. De door Burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.i. de kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing;j De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.k. De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, voor zover de kosten onder a t/m j meer dan € 907,00 bedragen, 10 procent van die kosten, met een maximum van € 340,00.l. Bij woningaanpassingen inzake woningen in eigendom ter hoogte van € 5.000,00 of meer, kan door Burgemeester en wethouders aan degehandicapte de verplichting opgelegd worden om 2 offertes in te dienen van de betreffende woningaanpassing.

Artikel 14 Terugbetaling bij verkoop 1. Het in artikel 21 van de verordening genoemde afschrijvingsschema bedraagt 7 jaar.2. Het terug te storten bedrag als bedoeld in het eerste lid is:- voor het eerste jaar 70 % van de financiële tegemoetkoming;- voor het tweede jaar 60 % van de financiële tegemoetkoming;- voor het derde jaar 50% van de financiële tegemoetkoming;- voor het vierde jaar 40% van de financiële tegemoetkoming;- voor het vijfde jaar 30% van de financiële tegemoetkoming;- voor het zesde jaar 20% van de financiële tegemoetkoming;- voor het zevende jaar 10% van de financiële tegemoetkoming;

 

Artikel 15 Hoogte PGB voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningenEen PGB voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 16, sub c van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald;

 

Artikel 16 Bezoekbaar maken hoofdverblijf Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer, één toilet en de buitenruimte behorende bij het hoofdverblijf kan bereiken.Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 19 van de verordening bedraagt € 5.000,--.

 

Artikel 17 Financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening 1. De kosten van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 16 lid d van de verordening betreft het onderhoud, reparatie en keuring van een woonvoorziening;2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de keuring, zoals bedoeld in het eerste lid zal het bedrag zoals opgenomen in onderstaande tabel niet te boven gaan:

Keuring van liften

Beginkeuring

Kosten excl. BTW

Frequentie per. keuring

Kosten excl. BTW

Stoellift

ja

€ 322,61

1x per 4 jr.

€ 234,64

Rolstoelplateaulift

ja

€ 322,61

1x per 4 jr.

€ 234,64

Staplateaulift

ja

€ 322,61

1x per 4 jr.

€ 234,64

Woonhuislift

ja

€ 499,68

1x per 1,5 jr.

€ 286,78

Hefplateaulift

ja

€ 507,29

1x per 1,5 jr.

€ 291,10

Balansliften

*

*

1x per 1,5 jr.

€ 83,64,-

3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het onderhoud, zoals bedoeld in het eerste lid zal het bedrag zoals opgenomen in onderstaande tabel niet te boven gaan:

 

Onderhoud van

Frequentie

Kosten excl. BTW

Stoellift

1x per jaar

€ 458,37

Rolstoelplateaulift

1x per jaar

€ 458,37

Staplateaulift

1x per jaar

€ 458,37

Woonhuislift

2x per jaar

€ 916,74

Hefplateaulift

2x per jaar

€ 916,74

Balansliften

1x per jaar

€ 458,37

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

 

Artikel 18 Woningsanering Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Voor de normbedragen wordt aangesloten bij het beleid van de Bijzondere Bijstand (zie bijlage 1)

 Artikel 19 Kosten van tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door Burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag.De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.

 

Artikel 20 Kosten van huurderving a. Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomstenwordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meerdan € 5.000,--.b. De hoogte van een door Burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan van de kale huur van dewoonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1onder a van de Wet op de Huurtoeslag.c. De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in verband metde derving van huurinkomsten kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.d. Geen financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt verstrekt terzake van huurderving over de eerste maand aansluitend aan de datum waarop de gelding van de huurovereenkomst is verstreken.

Artikel 21 Beperking dure woonvoorzieningHet maximale bedrag financiële tegemoetkoming in de kosten voor aanpassing van een woning bedraagt € 45.378,- . Dit conform artikel 20 onder 10 van de Verordening.  

Hoofdstuk 5 Verplaatsen in en rondom de woning

Artikel 22 Verstrekking in naturaDe kosten bij de verstrekking van een rolstoelvoorziening in natura alsmede de kosten van onderhoud, gebruik, reparaties en accessoires voor rolstoelen worden volledig vergoed en bepaald op de werkelijke kosten. Uiteraard dient ook ten aanzien van deze kosten de noodzaak vast te staan en moet het gaan om de goedkoopst adequate voorziening. Onderhoudskosten die het gevolg zijn van oneigenlijk gebruik van en door de gebruiker aangebrachte modificaties aan de rolstoel komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 23 Persoonsgebonden budget voor een rolstoelHet persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Op het persoonsgebonden budget voor een rolstoel zijn eveneens de volgende voorwaarden van toepassing:1 De voorziening moet voorzien zijn van minimaal het CE-keurmerk;2 De voorziening moet binnen 6 maanden na de verzenddatum van de beschikking zijn aangeschaft;3 De aangeschafte middelen, ten behoeve van het doel, zijn eigendom van de betreffende burger;4 De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar;5 Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is wordt deze regeling niet opnieuw toegepast; dat eerst zodra genoemde voorziening niet in alle redelijkheid bruikbaar is of in geval van onevenredige hoge onderhoudskosten. Op het moment van heraanschaf begint de nieuwe afschrijvingstermijn van 5 jaren; op dat moment is in principe, bij ongewijzigd beleid, weer een forfaitaire vergoeding beschikbaar;6 Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na technisch aftkeuringsrapport;7 Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren vervalt de restwaarde naar evenredigheid terug aan de gemeente;8 Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren kan het voorschot voor de kosten van onderhoud en verzekering van het persoonsgebonden budget kan, teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik;9 De gebruiksbestemming van het hulpmiddel is cliëntgebonden;10 Het bedrag inclusief de vergoeding voor onderhoud en verzekering wordt in één keer op de rekening overgemaakt11 Geen eigen bijdrage voor de rolstoel

 

Artikel 24 SportrolstoelEen sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een gemaximeerde financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt € 3.000,-- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. De uitbetaling vindt plaats in de vorm van een eenmalige uitkering. 

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel

Artikel 25 Vervoersgebied CVVVoor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer vanaf het hoofdverblijf mag de rit maximaal 5 zones bedragen. Het jaarlijks aantal strippen zoals is bedoeld in artikel 31 lid 2 van de verordening is vastgesteld op 700 strippen. Bij bepaling van het aantal strippen kan rekening gehouden worden met de individuele omstandigheden. Het aantal toe te kennen strippen kan worden verhoogd op grond van de hardheidsclausule. Het maximaal aantal toe te kennen strippen bedraagt 1400.

 

Artikel 26 Hoogte persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningHet persoonsgebonden budget voor scootermobiel, driewielfiets of een ander vervoermiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening. Dit persoonsgebonden budget wordt uitbetaald in de vorm van een eenmalige uitkering.

Op het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals hierboven genoemd zijn eveneens de volgende voorwaarden van toepassing:1 De voorziening moet voorzien zijn van minimaal het CE-keurmerk;2 De voorziening moet binnen 6 maanden na de verzenddatum van de beschikking zijn aangeschaft;3 De aangeschafte middelen, ten behoeve van het doel, zijn eigendom van de betreffende burger;4 De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar;5 Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is wordt deze regeling niet opnieuw toegepast; dat eerst zodra genoemde voorziening niet in alle redelijkheid bruikbaar is of in geval van onevenredige hoge onderhoudskosten. Op het moment van heraanschaf begint de nieuwe afschrijvingstermijn van 5 jaren; op dat moment is in principe, bij ongewijzigd beleid, weer een forfaitaire vergoeding beschikbaar;6 Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na technisch aftkeuringsrapport;7 Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen deze 5 jaren vervalt de restwaarde naar evenredigheid terug aan de gemeente;8 Indien belanghebbende geen gebruik meer kan maken van de voorziening binnen 5 jaren kan het voorschot voor de kosten van onderhoud en verzekering van het persoonsgebonden budget kan, teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik;9 De gebruiksbestemming van het hulpmiddel is cliëntgebonden;10 Het bedrag wordt in één keer op de rekening overgemaakt, inclusief de vergoeding voor onderhoud en verzekering;11 Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals hierboven genoemd is een eigen bijdrage van toepassing.

 

Artikel 27 Hoogte financiële tegemoetkoming1. Indien geen gebruik kan worden gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer kan men in aanmerking komen voor onder artikel 26 onder a van de verordening genoemde voorzieningen. Voorwaarden hiervoor zijn:- Het inkomen van de aanvrager is hoger dan het gestelde norminkomen.- de aan te passen auto is niet ouder dan 3 jaar; of heeft een kilometerstand van minder dan 35.000.- De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar- Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is wordt deze regeling niet opnieuw toegepast; dat eerst zodra genoemde voorziening niet in alle redelijkheid bruikbaar is of in geval van onevenredige hoge onderhoudskosten. Op het moment van heraanschaf begint de nieuwe afschrijvingstermijn van 5 jaren; op dat moment is in principe, bij ongewijzigd beleid, weer een financiële tegemoetkoming beschikbaar.- Vervanging na 5 jaar geschiedt alleen na technisch aftkeuringsrapport.2. Indien geen gebruik kan worden gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer kan men in aanmerking komen voor onder artikel 26 onder b. en c. van de verordening genoemde voorzieningen. Voor de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt verwezen naar bijlage 3.

Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75 procent van de normbedragen.

Artikel 28 Eigen bijdrage Op de vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 24 onder a. van de verordening wordt geen eigen bijdrage berekend.

 

Artikel 29 Bijzondere regels kostenvergoedingKosten die het gevolg zijn van oneigenlijk of onverantwoord gebruik en beheer door de gebruiker en door de gebruiker aangebrachte modificaties aan de vervoersvoorziening komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 30 Bijzondere regels vervoersvoorzieningEen aanvraag voor een vervoersvoorziening in natura, zoals bedoeld in artikel 27 van de verordening, wordt eenmaal per 5 kalenderjaren verstrekt.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 31 Samenhangende afstemmingOm de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, worden bij het onderzoek zoals bedoeld in artikel 34 van de verordening de volgende omstandigheden in aanmerking genomen:a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;e. de sociale omstandigheden (waaronder de participatiemogelijkheden) van de aanvrager;f. de leefsituatie waar aanvrager zich in bevindt.Het college maakt in zijn besluit tot verstrekking van een voorziening inzichtelijk op welke wijze de omstandigheden zoals bedoeld in a. tot en met f. zijn meegewogen in de besluitvorming.

 

Artikel 32 InwerkingtredingDit besluit treedt in werking op 1 januari 2010.

 

Artikel 33 CiteertitelDit besluit kan worden aangehaald als Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Valkenswaard 2009.