Regeling vervallen per 11-04-2017

Verordening Jeugdhulp Valkenswaard 2015 en verder

Geldend van 01-01-2015 t/m 10-04-2017

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Valkenswaard 2015 en verder

Verordening Jeugdhulp 2015 Gemeente Valkenswaard

De raad van de gemeente Valkenswaard;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 01-09-2014;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

gelet op de doelstellingen van het meerjaren Beleidskader Jeugdhulp in de A2 2015-2019;

Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen:

DeVerordening Jeugdhulp Valkenswaard 2015 en verder.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet (, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen);

  • -

    A2 team: uitvoeringsvorm van overige voorziening; team van professionals/generalisten voor complexe hulpvragen;

  • -

    Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG+): verzamelnaam voor lokaal ondersteuningsteam en A2 team, aangestuurd door een coördinatieteam. Hier kunnen inwoners, maar ook mantelzorgers, vrijwilligers en professionals terecht kunnen voor vragen over opvoeden en opgroeien;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders of een door het college gemandateerd orgaan;

  • -

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • -

    Gezinsplan: hulpverleningsplan of behandelplan dat opgesteld wordt door een medewerker uit het lokale ondersteuningsteam of A2 team in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders en indien noodzakelijk samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;

  • -

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • -

    individuele voorziening: via een gezinsplan toegankelijke op de jeugdige gerichte specialistische jeugdhulp die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt.

  • -

    Jeugdige: persoon die:

    • 1.

      de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,

    • 2.

      de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van strafrecht, of

    • 3.

      de leeftijd van achttien jaar docht niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

  • -

    Lokaal ondersteuningsteam: uitvoeringsvorm van overige voorziening; team van professionals voor hulpvragen, verbonden met de leefgebieden van gezinnen en jeugdigen;

  • -

    maatschappelijke ondersteuning: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1

van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    machtiging gesloten jeugdhulp: de machtiging, bedoeld in artikel 6.1.2. van de wet.

  • -

    medisch specialist: geneeskundig specialist die als specialist is ingeschreven in een door

het College Geneeskundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij

ter bevordering van de Geneeskunst ingestelde register als bedoeld in artikel 14 van de

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

  • -

    melding: het eerste contact van jeugdigen en ouders met het college om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp;

  • -

    Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister

van Veiligheid en Justitie tezamen;

-ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als

behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

  • -

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college is vereist en dus vrij toegankelijk is;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet,zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • -

    specialistische jeugdhulp: individuele jeugdhulp, zoals verblijf deeltijd/daghulp, pleegzorg, verblijf 24-uurs residentiële of intramurale behandeling, jeugdbescherming, jeugdreclassering, diagnostiek,

begeleiding, persoonlijke verzorging, en andere hier niet genoemde jeugdhulp;

-wachtlijst: het aantal unieke jeugdigen dat langer dan vier weken wacht na het verstrekken

van specialistische jeugdhulp via het ondersteuningsplan;

  • -

    wet: Jeugdwet;

  • -

    woonplaats:

    • 1.

      woonplaats als bedoeld in artikel 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • 2.

      ingeval de voogdij over de jeugdige berust bij een instelling als bedoeld in artikel 302

van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: de plaats van het werkelijke verblijf van de

jeugdige;

3.ingeval de woonplaats, bedoeld onder 1° en 2°, onbekend is dan wel buiten Nederland

is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Informatie, consultatie en (handelings)advies;

    • -

      Licht pedagogische hulp;

    • -

      Kortdurende cliëntondersteuning.

  • 2. De individuele voorziening die beschikbaar is, is specialistische jeugdhulp. Onder specialistische jeugdhulp wordt verstaan:

    • -

      begeleiding/ondersteuning van het A2 team

    • -

      ambulante zorg;

    • -

      verblijf deeltijd/daghulp;

    • -

      pleegzorg;

    • -

      verblijf 24-uurs residentiële of intramurale behandeling;

    • -

      jeugdbescherming;

    • -

      jeugdreclassering;

    • -

      diagnostiek;

    • -

      begeleiding;

    • -

      persoonlijke verzorging;

    • -

      en andere hier niet genoemde jeugdhulp.

  • 3. Het college stelt bij nadere regels vast welke soorten individuele voorzieningen op basis van het tweede lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 2 Procedure

De toegang tot jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden. Tot de overige (vrij toegankelijke) voorzieningen kan men zich rechtstreeks melden. Wel kan men hulp/advies krijgen, van bijv. de CJG coördinator of de huisarts, bij de toeleiding naar een overige voorziening.

Toeleiding naar en toekenning van een individuele vorm van jeugdhulp kan alleen via tussenkomst van het CJG of een verwijzing van de huisarts, jeugdarts of medisch specialist.

De verschillende mogelijkheden van toegang, toeleiding en toekenning zijn in artikel 3 in willekeurige volgorde nader opgesomd.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen het college verzoeken om toeleiding naar een overige (vrij toegankelijke) voorziening of toekenning van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 2. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen een jeugdige of zijn ouders rechtstreeks verwijzen naar een door de gemeente aangewezen jeugdhulpaanbieder.

  • 3. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder de verwijzing kan aantonen en daarmee van start kan gaan met de diagnostiek. De jeugdhulpaanbieder doet vervolgens een tweede melding aan het college wanneer is beoordeeld welke vorm van jeugdhulp nodig is zodat het college een beschikking kan afgeven aan de hulpvrager.

  • 4. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 5. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet. 6. Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening. 7. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9.

Artikel 4. Registratie en vooronderzoek

  • 1. Het college registreert schriftelijk de ontvangst van een hulpvraag of een verwijzing zoals bedoeld in respectievelijk artikel 3, eerste lid en artikel 3 tweede lid.

  • 2. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 3. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 4. Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie reeds genoegzaam bekend zijn, kan het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5. indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek als bedoeld in artikel 5 en volstaan met een onderzoeksverslag overeenkomstig artikel 6, eerste lid.

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat mede op basis van een gezinsplan in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig wordt onderzocht: a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

Ouderbijdrage

2.In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

Overige informatie

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken en indien van toepassing doorgeven aan derden.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek

Artikel 6. Gespreksverslag of gezinsplan

  • 1.

    Het college zorgt voor een schriftelijke verslaglegging van het gesprek.

  • 2.

    Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van

een individuele voorziening, wordt ter zake een gezinsplan opgesteld, tenzij

dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is. 3. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn

ouders, het gespreksverslag en/of, in voorkomend geval, het gezinsplan.

4.Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het

verslag en/of gezinsplan toegevoegd.

5.Als de hulpvraag na het gesprek als bedoeld in artikel 5, niet meer aanwezig is, kan afgezien worden van een verslaglegging.

Second opinion

6.Wanneer de jeugdige of zijn ouders twijfelt aan de mening, oplossing of behandeling van het college, kan er een tweede beoordeling plaatsvinden. Deze tweede beoordeling wordt kostenloos verricht door een medewerker van het LOT of A2-team die, indien noodzakelijk zijn basis heeft in een andere gemeente binnen de subregio of in het uiterste geval iemand uit een ander samenwerkingsverband dan A2.

Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorziening

Artikel 7. Aanvraag individuele voorziening

Jeugdigen en ouders kunnen mondeling en schriftelijk een aanvraag indienen om een individuele voorziening bij het college.

Artikel 8. Advisering

Professionals uit het LOT en Professionals uit het A2 (generalisten) team kunnen specialisten consulteren, zoals medici en gedragswetenschappers, bij de daarvoor aangewezen organisatie, ter beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening en/of de voortgang van een individuele voorziening te bepalen.

Artikel 9. Toekenning individuele voorzieningen

1.Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag en/of gezinsplan zoals bedoeld in artikel 6, vierde lid, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

a.op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden; b. geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of c. geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, tweede en vierde lid, is afgegeven;

3.Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een pgb:

a.als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b.als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

c.als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is;

d.voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn ouders zijn aangegeven, na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt;

  • e.

    als de jeugdige of zijn ouders de kosten die uitstijgen boven ten hoogste 75% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura, zelf willen bekostigen.

    • 4.

      Degene aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de individuele voorziening uitsluitend betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk indien deze persoon:

  • a.

    voor zijn diensten niet meer krijgt betaald dan het vastgesteld bedrag in de nadere regels conform lid 5;

  • b.

    niet heeft aangegeven dat de zorg aan de ontvanger van het pgb hem te zwaar valt;

  • c.

    het pgb niet zal gebruiken voor de betaling van tussenpersonen of belangbehartigers, en

  • d.

    op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het pgb heeft uitgeoefend bij diens besluitvorming.

    • 5.

      Het college stelt nadere regels over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

6.Onverminderd artikel 8.1.1. van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd. Hierbij kan verwezen worden naar het als bijlage bijvoegde gezinsplan.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke individuele voorziening het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      hoe de feitelijke betaling ten laste van het pgb plaatsvindt;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun 8redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet meer voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft;

    • a.

      het ten onrechte genoten betaalde persoonsgebonden budget terugvorderen;

    • b.

      de geldwaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura terugvorderen.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 3 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Tenzij er moverende redenen zijn, waarom de inzet van de voorziening niet eerder mogelijk was.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

    b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    e. kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college stelt indien nodig bij nadere regeling de aanvullende kwaliteitsregels voor aanbieders van jeugdhulp vast.

Artikel 13. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon;

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 14. Klachtenregeling

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), het LOT en het A2-team, welke werken onder verantwoordelijkheid van het college, en de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Indien een jeugdige of zijn ouders een klacht heeft over een medewerker van een instelling, dan is niet de regeling van de gemeente van toepassing, maar dient de regeling van de instelling te worden toegepast.

Artikel 15. Privacy

Het college draagt er zorg voor dat er wordt gehandeld conform de regels vanuit de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt de daarvoor aangewezen commissie, te weten de Wmo-raad, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

Artikel 17. Samenwerkingsprotocol Raad voor de Kinderbescherming

Afspraken die in dit samenwerkingsprotocol met de raad voor de kinderbescherming gemaakt zijn, gelden onverkort voor alle instanties die werken onder de regie van de regio Zuidoost Brabant en op wie deze afspraken van toepassing zijn

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de bepalingen van de verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 01 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2015 en verder.