Parkeerverordening Valkenswaard 2016

Geldend van 13-04-2016 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening Valkenswaard 2016

De gemeenteraad van Valkenswaard in zijn openbare vergadering van 24 maart 2016;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 februari 2016 met zaaknummer 35222;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994; Besluit: vast te stellen de volgende verordening:

‘’Parkeerverordening Valkenswaard 2016’’

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990;

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • b.

    dag: een periode van maximaal 24 uur die om 0.00 uur aanvangt;

  • c.

    dagvergunning: een door het college verleende vergunning die de vergunninghouder het recht geeft gedurende één dag te parkeren op de daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens, of gelijkgesteld buitenlands register, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • h.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • i.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 Stb. 459;

  • j.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • l.

    weggedeelte:straat, plein, terrein, zone of sector.

AFDELING II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2 Aanwijzen plaatsen en tijdstippen

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

  • 2. Het college kan daarbij:

    • a.

      de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan;

    • b.

      het maximum aantal uit te geven vergunningen per weggedeelte aangeven.

Artikel 3 Vergunningverlening

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen binnen een in de vergunning te omschrijven weggedeelte;

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning;

  • 3. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die werkzaam is bij een door het college aangewezen bedrijf of instelling in de ambulante gezondheidszorg;

    • c.

      bedrijven gevestigd in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, die versproducten bezorgen en voor welke het noodzakelijk is een motorvoertuig te kunnen parkeren;

    • d.

      een bewoner van een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, die een indicatie heeft verkregen op een door het college aangegeven wijze, dat hij/zij hulpbehoevend is en mantelzorg nodig heeft;

  • 4. Een dagvergunning, voor het parkeren door visite, kan worden verleend aan bewoners van een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

  • 5. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde of vierde lid genoemde vereisten;

  • 6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en/of het belang van de verkeersveiligheid;

Artikel 4 Vergunningaanvraag

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning;

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5 Voorschriften van een vergunning

  • 1. Het college kan de geldigheidsduur van een vergunning vaststellen;

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens, tenzij de vergunning elektronisch op kenteken is verleend:

  • a. de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b. het gebied of weggedeelte waarvoor de vergunning geldt;

  • c. de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6 Intrekking of wijziging

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • 1.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • 2.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • 3.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • 4.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • 5.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • 6.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • 7.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • 8.

    om redenen van openbaar belang.

AFDELING III. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 7

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning tenzij de vergunning elektronisch op kenteken is verleend;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp tegen parkeerapparatuur te plaatsen danwel op zodanige wijze bij parkeerapparatuur te plaatsen dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING IV. STRAFBEPALING

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de door het college aangewezen personen.

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Valkenswaard 2016.

Artikel 13

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking 1 dag na publicatie;

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening Valkenswaard 2007;

  • 3.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Valkenswaard 2007 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 maart 2016;
de griffier, de voorzitter,
drs. C. Miedema drs. A.B.A.M. Ederveen.