Regeling vervallen per 20-05-2017

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenswaard 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 19-05-2017

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenswaard 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenswaard 2015

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1.In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

Algemeen gebruikelijke voorziening:

een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet duurder is dan vergelijkbare producten.

Bijdrage:

bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet.

Budgetplan: Een verplicht door of namens de cliënt op te stellen plan om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget.

Calamiteit: niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid;

Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening;

Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

Collectieve voorziening:

een maatwerkvoorziening die individueel wordt verstrekt maar door meerdere personen tegelijk gebruikt kan worden.

College: college van burgemeester en wethouders;

Gebruikelijke hulp:

de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van huisgenoten.

Hoofdverblijf:

de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn of haar vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de cliënt in de basisregistratie personen staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres;

Huisgenoot:

iedere persoon met het hoofdverblijf op hetzelfde adres als de cliënt.

Hulpmiddel: roerende zaak die bedoeld is om beperkingen in de zelfredzaamheid of de participatie te verminderen of weg te nemen;

Maatschappelijke ondersteuning: 1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3°. bieden van beschermd wonen en opvang;

Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: 1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, 2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen, 3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

Mantelzorger

een persoon die mantelzorg biedt.

Melding:

melding als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet.

Participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;

Persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

Uitvoeringsbesluit Wmo 2015:

De landelijk vastgestelde Algemene maatregel van bestuur.

Vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;

Voorliggende voorziening:

een voorziening die voor gaat op een maatwerkvoorziening op grond van de wet, waar cliënt gebruik van kan maken en die leidt tot het beoogde resultaat;

Voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

Wet Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Woningaanpassing: bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte;

Zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

2.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Procedureregels

  • artikel 2.1Melding

    • 1.

      De melding kan worden gedaan door of namens de cliënt bij het college.

    • 2.

      De melding kan mondeling, schriftelijk dan wel elektronisch plaatsvinden.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op onafhankelijke, kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst cliënten die een melding doen als bedoeld in artikel 2.1 erop dat zij zich gedurende de procedure desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner.

Artikel 2.3 Onderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle bij de gemeente bekende en voor het onderzoek nodige gegevens over de cliënt en maakt vervolgens een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Het college vraagt voor het gesprek aan de cliënt alle overige gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, te verschaffen. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de wet op te stellen.

  • 4.

    Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 6 van deze verordening verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in lid 3 aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek als bedoeld in lid 4.

Artikel 2.4 Onderzoeksverslag

Het college verstrekt de cliënt of diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 2.5 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet door of namens de cliënt schriftelijk of elektronisch worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Een schriftelijke aanvraag wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier of ondertekend onderzoeksverslag.

Artikel 2.6 Medewerking cliënt en huisgenoten

  • 1.

    Het college is, onverminderd artikel 2.3.8 van de wet, in ieder geval bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening:

    • a.

      de cliënt, en bij gebruikelijke hulp diens huisgenoten, op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      de cliënt, en bij gebruikelijke hulp diens huisgenoten, op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te laten bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Huisgenoten van de cliënt zijn verplicht medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet.

Artikel 2.7 Nadere regels over procedure

Het college kan nadere regels opstellen voor de wijze waarop wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt.

Hoofdstuk 3 Beoordeling van de aanspraak

  • Artikel 3.1Verantwoordelijkheid college

    • 1.

      Het college ondersteunt:

      • a.

        ingezetenen in het nemen van eigen verantwoordelijkheid;

      • b.

        en draagt zorg voor de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen.

    • 2.

      Het college draagt zorg

voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen.

  • artikel 3.2Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het onderzoeksverslag als uitgangspunt bij de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college verstrekt een maatwerkvoorziening indien er sprake is van een noodzaak en de cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemene voorzieningen en/of;

    • f.

      voorliggende voorzieningen.

  • 3.

    Indien meerdere maatwerkvoorzieningen als passend aan te merken zijn, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 3.3 Algemene weigeringsgronden

Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:

a.indien de maatwerkvoorziening voor de persoon van de cliënt algemeen gebruikelijk is.

indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente.

voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.

voor zover de cliënt een beroep kan doen op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de cliënt toereikend en passend te zijn.

indien de aanspraak niet is vast te stellen doordat de cliënt niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3.8 lid 1 en 3 van de wet of doordat een huisgenoot niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3 van deze verordening.

indien de maatwerkvoorziening of de noodzaak daarvan voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;

indien de maatwerkvoorziening voorzienbaar was, tenzij van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de maatwerkvoorziening overbodig hadden gemaakt.

indien de noodzaak tot het treffen van de maatwerkvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid en participatie, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.

Artikel 3.4 Bijzondere weigeringsgronden ten behoeve van het wonen

Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening in het kader van het wonen bestaat indien:

  • a.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van in de woning gebruikte materialen of de slechte staat van onderhoud.

  • b.

    de cliënt niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning ten behoeve waarvan de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd.

deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen, verbrede toegangsdeuren, vlonders en een opstelplaats voor de rolstoel.

de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare, meest geschikte woning, tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college.

de voorziening slechts strekt ter renovatie of ter aanpassing aan de eisen van de tijd.

Hoofdstuk 4 persoonsgebonden budget

  • artikel 4.1Voorwaarden persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien de cliënt een persoonsgebonden budget wil ontvangen dan moet een budgetplan bij het college worden ingediend.

  • 2.

    Het budgetplan wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld model.

  • 3.

    Het college verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet een persoonsgebonden budget indien:

    • a.

      de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen; en

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 4.

    Een persoonsgebonden budget wordt geweigerd indien:

    • a.

      de cliënt geen volledig ingevuld budgetplan heeft overgelegd volgens het door het college vastgestelde model;

    • b.

      de cliënt weigert het budgetplan desgevraagd met het college te bespreken of, na voor zulk een gesprek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • c.

      de cliënt, of, indien de cliënt jonger is dan 18 jaar, één van diens ouders of voogden, surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

    • d.

      ten aanzien van de cliënt of, indien de cliënt jonger is dan 18 jaar, ten aanzien van één van diens ouders of voogden, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 5.

    Een persoonsgebonden budget ten behoeve van een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt wordt alleen verstrekt indien het persoonsgebonden budget aantoonbaar leidt tot betere, effectievere en doelmatigere ondersteuning.

Artikel 4.2 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college neemt het door de cliënt opgestelde budgetplan mee bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de leverancier zou zijn verschuldigd.

  • 3.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor diensten, ongeacht of de dienst wordt geleverd door een professional of niet-professional dan wel een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, bedraagt in ieder geval niet meer dan het laagste inkooptarief waarvoor het college deze dienst heeft gecontracteerd met aftrek van de overheadkosten.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Jaarlijkse blijk van waardering

  • artikel 5.1Jaarlijkse blijk van waardering

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de cliënt aan wie mantelzorg wordt verleend, zijn mantelzorgers jaarlijks een blijk van waardering kan verlenen.

  • 2.

    De cliënt kan voor het verlenen van een blijk van waardering, hiervoor een aanvraag indienen bij het college.

  • 3.

    Het college bepaalt in het Wmo-besluit waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Hoofdstuk 6 Bijdrage

  • artikel 6.1Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor de kosten van een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door:

  • a.

    de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en

  • b.

    degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening, niet zijnde beschermd wonen of opvang, wordt

vastgesteld conform de maximale variant in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4.

    Het CAK stelt de bijdrage vast en int deze.

  • 5.

    De omvang van de bijdrage bedraagt in ieder geval niet meer dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 6.2 Bijdrage voor algemene voorzieningen

  • 1.

    De cliënt kan bij het gebruik van een algemene voorziening, met uitzondering van cliëntondersteuning, een bijdrage verschuldigd zijn.

  • 2.

    Het college legt in het Wmo-besluit vast in welke gevallen de bijdrage in de kosten wordt opgelegd en regelt de omvang van deze bijdrage in de kosten.

  • 3.

    De omvang van de bijdrage bedraagt in ieder geval niet meer dan de kostprijs van de algemene voorziening.

Artikel 6.3 Kostprijs

  • 1.

    De kostprijs bij een voorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de voorziening in natura betrekt van de aanbieder, inclusief bijkomende kosten.

  • 2.

    De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag van het persoonsgebonden budget.

  • 3.

    Ter ondersteuning van personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen kan het college de kostprijs verlagen. Het college legt in het Wmo-besluit vast in welke gevallen de kostprijs wordt verlaagd en regelt de omvang van deze verlaging.

Hoofdstuk 7 Beeindiging, herziening, intrekking en terugvordering

artikel 7.1Beëindiging

Het college kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een toegekende aanspraak op een maatvoorziening geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de wet of de verordening;

  • b.

    de cliënt wordt opgenomen in een instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen of ziekenhuis;

  • c.

    de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen van gebruik, verantwoording en administratie van de voorziening;

  • d.

    de cliënt is overleden;

  • e.

    de cliënt is verhuisd;

  • f.

    de samenstelling van het gezin van de cliënt is gewijzigd.

Artikel 7.2 Herziening en intrekking

Het college kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een besluit tot toekenning van een aanspraak op een maatwerkvoorziening geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken indien:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de wet of deze verordening.

  • b.

    beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • c.

    de cliënt de maatwerkvoorziening binnen zes maanden na toekenning niet heeft aangewend voor het resultaat waarvoor de maatwerkvoorziening is getroffen.

Artikel 7.3 Terugvordering

Het college kan, onverminderd artikel 2.4.1 van de wet, indien de aanspraak op een voorziening is herzien of ingetrokken:

  • a.

    het ten onrechte genoten betaalde persoonsgebonden budget terugvorderen;

  • b.

    de geldwaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura terugvorderen.

Hoofdstuk 8 Bestrijding misbruik of oneigenlijk gebruik

artikel 8.1Fraudepreventie

Het college informeert cliënten schriftelijk over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Artikel 8.2 Controle

Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de maatwerkvoorziening.

Artikel 8.3 Nadere regels

Het college kan ten aanzien van het bepaalde in dit hoofdstuk nadere regels stellen.

Hoofdstuk 9 KWaliteit, KlachtAfhandeling, aanbieder

Paragraaf 1 Kwaliteit

  • artikel 9.1Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door in ieder geval:

  • a.

    veilige, doeltreffende, doelmatige, gebruiksvriendelijke en cliëntgerichte voorzieningen te verstrekken.

  • b.

    jaarlijks een onafhankelijk cliëntervaringsonderzoek door een derde te laten uitvoeren.

  • c.

    erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • d.

    het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt.

  • e.

    het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg.

  • 2.

    Voor aanbieders van begeleiding geldt in aanvulling op lid 1 nog dat ze in samenspraak met de cliënt een plan op te stellen met daarin de te bereiken doelstellingen en resultaten op het gebied van zelfredzaamheid en participatie.

  • 3.

    Het college controleert steekproefsgewijs of de in lid 2 omschreven te bereiken doelstellingen en resultaten worden bereikt.

Artikel 9.2 Prijs-kwaliteitverhouding

  • 1.

    Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij het leveren van diensten door derden in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken en/of de te leveren voorzieningen;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2.

    Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij het leveren van zaken door derden in ieder geval rekening met:

  • a.

    de marktprijs van de voorziening, en

  • b.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

1o. aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

2 o. instructie over het gebruik van de voorziening;

3 o. onderhoud van de voorziening;

4°.verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal teams).

Paragraaf 2 Klachtafhandeling

Artikel 9.3 Klachtafhandeling bij melding en aanvraag

Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 9.4 Eisen aan klachtafhandeling door aanbieder

  • 1.

    Voor alle voorzieningen die door aanbieders worden verstrekt, geldt dat de aanbieder een regeling moet treffen voor de behandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregeling van aanbieders.

Paragraag 3 Aanbieder

Artikel 9.5 Medezeggenschap

  • 1.

    Het college regelt dat de aanbieder, waar nodig naar het oordeel van het college, een regeling heeft voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van een aanbieder die voor gebruikers van belang zijn.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregeling van aanbieders.

Artikel 9.6 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

  • Hoofdstuk

    Inspraak

    • artikel 10.1Inspraak

    • 1.

      Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

    • 2.

      Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

    • 3.

      Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

    • 4.

      Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van lid 2 en 3.

    • 5.

      De door de gemeenteraad ingestelde Wmo-(advies)raad wordt in ieder geval betrokken bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

artikel 11.1Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11.2 Verhogen/verlagen bedragen

Het college kan de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit maatschappelijke ondersteuning geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 11.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 11.4 Overgangsrecht

De Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Valkenswaard 2014 wordt ingetrokken, met dien verstande dat een cliënt recht houdt op een doorlopende voorziening verstrekt op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Valkenswaard 2014 dan wel de daaraan voorafgaande verordeningen met de daarbij behorende rechten en plichten, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

Artikel 11.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenswaard 2015”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad, op 2 oktober 2014.

De griffier, De voorzitter,