Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard houdende regels omtrent jeugdzorg Nadere regels Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder

Geldend van 11-04-2017 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard houdende regels omtrent jeugdzorg Nadere regels Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Valkenswaard2017 en verder

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard;

gelet op het bepaalde in Verordening Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder

besluit:

vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: een organisatie of ZZP’er die zorg, maatschappelijke en/of vergelijkbare dienstverlening aanbiedt aan inwoners van de gemeente;

  • b.

    besluit: Besluit Jeugdwet;

  • c.

    budgethouder: de jeugdige of zijn ouder;

  • d.

    dienstverlener: de natuurlijke persoon die ingevolge een pgb de hulp verleent aan een budgethouder;

  • e.

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Van ouders wordt verwacht dat zij aan de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorging, opvoeding en toezicht bieden, ook al is er sprake van een kind met een ziekte, aandoening of beperking.

  • f.

    particuliere inzet: de inzet geleverd door een niet-professionele dienstverlener waaronder mede begrepen inzet door het sociale netwerk;

  • g.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • h.

    professionele dienstverlener: een dienstverlener die beroepsmatig zorg, maatschappelijk en/of aanpalende diensten aanbiedt aan burgers vanuit een organisatie voor Jeugdhulp;

  • i.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt (artikel 1.1.1 Wmo 2015);

  • j.

    SVB: Sociale verzekeringsbank;

  • k.

    trekkingsrecht: het pgb wordt beheerd door de SVB. De SVB betaalt vervolgens in opdracht van de cliënt rechtstreeks de dienstverlener;

  • l.

    Verordening: de Verordening Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder;

  • m.

    wet: Jeugdwet;

  • n.

    ZZP’er: een zelfstandige zonder personeel.

    • 2.

      Alle begrippen die in onderhavige Nadere regels worden gebruikt en die niet

nader zijn omschreven in het eerste lid hebben dezelfde betekenis als de

begrippen in de Verordening, de Jeugdwet en/of de Algemene wet

bestuursrecht (Awb).

3.Bij alle bedragen geldt als uitgangspunt dat voor de diensten een vrijstelling

omzetbelasting van toepassing is. Mocht voor de dienstverlening geen

vrijstelling omzetbelasting van toepassing zijn, dan zijn de genoemde

bedragen inclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting.

Hoofdstuk 2 Ondersteuningsvormen en toegang

Artikel 2.1

Vormen van individuele voorzieningen

De volgende vormen van individuele voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 2 lid 2 van de Verordening, zijn beschikbaar:

  • -

    jeugdbescherming;

  • -

    jeugdreclassering;

  • -

    ondersteuning zelfstandig leven;

  • -

    ondersteuning veilig wonen;

  • -

    behandeling zonder verblijf;

  • -

    kindergeneeskunde (conform de Jeugdwet);

  • -

    mobiliteit, met dien verstande dat kosten voor vervoer van ouders/verzorgers niet voor vergoeding in aanmerking komen;

  • -

    landelijk gespecialiseerde voorzieningen;

  • -

    andere hier niet genoemde jeugdhulp.

Artikel 2.2

Vormen van overige voorzieningen

De volgende vormen van overige voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 2 lid 1 van de Verordening, zijn beschikbaar:

  • -

    begeleiding/ondersteuning van het CJG;

  • -

    informatie, consultatie en (handelings)advies;

  • -

    licht pedagogische hulp;

  • -

    kortdurende cliëntondersteuning;

  • -

    andere hier niet genoemde jeugdhulp.

Artikel 2.3 Wijze van verstrekken

  • 1. Een individuele voorziening kan volgens de Jeugdwet in de vorm van zorg in natura of een pgb worden verstrekt.

  • 2. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een pgb vindt slechts plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 3. Bij het verstrekken van een individuele voorziening, al dan niet in de vorm van een pgb, wordt rekening gehouden met richtlijnen rondom gebruikelijke zorg. In bijlage 1 zijn de richtlijnen rondom gebruikelijke zorg opgenomen. Wanneer de aanvraag getypeerd kan worden als gebruikelijke zorg, wordt er geen individuele voorziening verstrekt.

Hoofdstuk 3 Het pgb

Artikel 3.1

Verstrekking pgb

1.Ingevolge artikel 8.1.1, derde lid van de Wet, vindt beoordeling van

verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een

pgb plaats indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen.

  • 2.

    Een pgb wordt alleen verstrekt indien:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren; en

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten; en

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is, en

    • d.

      de voorziening noodzakelijk is en is aan te merken als adequate voorziening.

  • 3.

    Om het college in staat te stellen te toetsen of aan de voorwaarden genoemd

in 3.1 tweede lid is voldaan, dient de aanvrager in ieder geval een (gezins)plan

of een familiegroepsplan te overleggen.

Artikel 3.2 Eisen ZZP’er bij pgb

Deze dienstverlener dient als zelfstandige een Verklaring Omtrent het Gedrag

(VOG) te kunnen overleggen en is geregistreerd bij het Kwaliteitsregister jeugd

en/of is aangesloten bij een beroepsverenging. De dienstverlener is geen

eerstegraads familie van de jeugdige.

Artikel 3.3

Besteding pgb

1.Het persoonsgebonden budget dient besteed te worden aan Jeugdhulp. Dit

betekent dat het pgb in ieder geval niet besteed kan worden aan:

  • a.

    bemiddelings- en administratiekosten;

  • b.

    kosten verbonden aan het opstellen van een (gezins)plan of een familiegroepsplan;

  • c.

    reistijd, vervoer- en parkeerkosten dienstverlener;

  • d.

    algemeen gebruikelijke kosten (zoals reiskosten naar school of instelling, voedsel, abonnementskosten, gebruikelijke kosten verbonden aan het uitoefenen van een hobby of sport, etc.);

  • e.

    overheadkosten van de dienstverlener waaronder mede begrepen kosten van de dienstverlener tot opstellen van een zorg- of werkplan;

  • f.

    feestdagen- en/of eenmalige uitkering en/of cadeau dienstverlener.

    • 2.

      Het volledige bedrag aan pgb dient verantwoord te worden. De bestedingsvrije

ruimte bedraagt daarmee € 0,00.

Artikel 3.4

De hoogte van een pgb

De hoogte van een pgb:

  • a.

    wordt bepaald aan de hand van het (gezins)plan of het familiegroepsplan waarin wordt beschreven hoe het pgb gaat worden besteed;

  • b.

    is toereikend om veilige, effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de tarieven zoals gepubliceerd door Zorginstituut Nederland (tarieven klasse 1). In bijlage 2 zijn de tarieven pgb opgenomen.

Artikel 3.5

Het pgb tarief bij een individuele voorziening

  • 1.

    Voor wat betreft pgb voor een individuele voorziening gelden drie tarieven:

    • a.

      tarief voor professionele dienstverlener werkzaam vanuit een

organisatie voor Jeugdhulp en ZZP’er: voor de ondersteuningsvormen “persoonlijke verzorging”, “begeleiding individueel”, “begeleiding groep met en zonder vervoer” en “kortdurend verblijf” worden de tarieven gehanteerd op basis van de, in het lopende jaar geldende, pgb-Wlz tarieven zoals gepubliceerd door Zorginstituut Nederland (tarieven klasse 1). Deze tarieven kunnen jaarlijks gewijzigd worden. In beginsel worden de wijzigingen van Zorginstituut Nederland gevolgd. In bijlage 2 zijn de tarieven pgb opgenomen.

b.tarief voor particuliere inzet: het uurtarief voor geboden zorg vanuit een

particuliere inzet bedraagt maximaal €20,00.

c.tarief voor ondersteuning zelfstandig wonen jeugd (kortdurend verblijf): het tarief voor kortdurend verblijf vanuit een particuliere inzet bedraagt maximaal €33,00 per etmaal.

Artikel 3.6

Uitbetaling pgb

Uitbetaling van een pgb vindt plaats aan de SVB. De SVB betaalt vervolgens in opdracht van de jeugdige of de ouders rechtstreeks de dienstverlener.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit

Artikel 4

Kwaliteit individuele voorziening pgb

  • 1.

    Ingevolge het bepaalde in artikel 8.1.1 van de Wet, wordt een pgb verstrekt indien sprake is van een veilige, doeltreffende individuele voorziening. Hierbij weegt het college, ingevolge artikel 8.1.1, derde lid, onder c van de wet, mee of maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt en van goede kwaliteit is.

  • 2.

    Voor de toets aan het gestelde in lid 1, vormt het (gezins)plan of het familiegroepsplan de basis, zoals benoemd in artikel 3.1 derde lid van deze nadere regels. Indien aanvullende informatie benodigd wordt geacht door het college, wordt deze door jeugdige of ouders verstrekt.

Hoofdstuk 5 Evaluatie

Artikel 5 Doelmatigheid

Het college heeft de mogelijkheid om verstrekte individuele voorzieningen op doelmatigheid te toetsen door in gesprek te gaan met de jeugdige en/of ouders. In dit gesprek komt aan de orde of de jeugdige en/of ouders tevreden zijn over de geleverde ondersteuning en of de ondersteuning bijdraagt aan de boogde doelen zoals opgesteld in het (gezins)plan of het familiegroepsplan. Dit maakt de kwaliteit en doelmatigheid van de geboden ondersteuning inzichtelijk. Ook wordt bekeken of een heroverweging noodzakelijk is door te kijken naar passendheid en rechtmatigheid. Waar noodzakelijk wordt het (gezins)plan of het familiegroepsplan bijgesteld aan de nieuwe situatie en/of opnieuw vastgesteld welke individuele voorziening nodig is om de actuele ondersteuningsvraag te beantwoorden. In het (gezins)plan of het familiegroepsplan wordt opgenomen binnen welke termijn(en) de evaluatie plaatsvindt.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of ouders afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden gelijktijdig in werking met de ‘Verordening Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder’.

Bijlage 1 – Richtlijn gebruikelijke zorg jeugd

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Van ouders wordt verwacht dat zij aan de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorging, opvoeding en toezicht bieden, ongeacht of er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking.

Zorgplicht

Ouders hebben zorgplicht voor hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor de opvoeding, het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. De zorgplicht omvat het bieden van opvang, verzorging, opvoeding, begeleiding en toezicht in een mate die normaal gesproken verwacht wordt van ouders (de gebruikelijke zorg). Daarbij geldt dat er bij kinderen een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel en de vragen die dit aan ouders kan stellen, wat ook activiteiten kan betreffen die niet bij alle kinderen voorkomen. Dit geldt onverminderd wanneer er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind.

Omstandigheden

Valt een ouder uit? Dan dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen, waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen (zorgverlof, mantelzorg en andere algemene voorzieningen). Wanneer ouders werken of studeren zijn en blijven zij verantwoordelijk voor de opvang en verzorging van hun kinderen. Iedereen die werkt of studeert moet zorgtaken doen of hier eigen oplossingen voor zoeken. De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie en er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling en de wijze van inkomensverwerving.

In balans

Wanneer het bieden van gebruikelijke zorg de draagkracht van ouders overstijgt, of de zorg die nodig is veel meer is dan in het algemeen redelijkerwijs van ouders verwacht wordt, dan wordt er gezocht naar mogelijkheden om hen hierbij te ondersteunen. Uitgangspunt is het streven de draagkracht van ouders zodanig te versterken, dat zij weer zelfstandig in staat zijn de gebruikelijke zorg aan hun kinderen te bieden. Er wordt onderzocht of en zo ja in welke mate het netwerk van het gezin en/of algemene voorzieningen hierbij kunnen ondersteunen. Indien dit onvoldoende uitkomst biedt kan een beroep worden gedaan op tijdelijke inzet van geïndiceerde zorg en/of een persoonsgebonden budget (PGB). Er wordt dan tegelijkertijd in samenspraak met ouders gezocht naar mogelijkheden om de draagkracht van ouders te vergroten en/of de zorgtaken op andere wijze meer in balans te brengen met de draagkracht van ouders.

De inzet van geïndiceerde zorg en/of een PGB in het kader van gebruikelijke zorg wordt voor vaststelling intercollegiaal getoetst. Hierbij wordt rekening gehouden met:

a.Leeftijd

Bij de beoordeling houden we rekening met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Bij de beoordeling van wat tot gebruikelijke zorg van ouders voor hun kinderen behoort, past daarom ook een zekere marge. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de zorg die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de zorg die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind.

Het referentiekader ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen en jeugdigen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind/de jeugdige is te vinden op pagina 14. Deze richtlijnen dienen als referentiekader bij de vraag wat als gebruikelijke zorg wordt gezien. Deze richtlijnen zijn geen bindende criteria.

b.Aard en frequentie van de benodigde zorg

Gebruikelijke zorg bij kinderen kan handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om handelingen als het geven van sondevoeding in plaats van eten of het geven van medicijnen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om zorg en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.

c.Draagkracht en draaglast

Dreigen ouders overbelast te raken door de combinatie van werk, maatschappelijke activiteiten en verzorging van hun kind? Dan kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om ouders de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen en hun draagkracht te hervinden.

Wanneer er voor ouders eigen mogelijkheden en/of algemene voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of algemene voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Indien ouders zelf geïndiceerde zorg leveren dienen zij de overbelasting op te heffen dan wel te verminderen door deze zorg door andere zorgverleners uit te laten voeren.

d.Gebruikelijke zorg en thuiswonende kinderen

Rekening houdende met hun leeftijd, mogelijkheden en ontwikkelingstaken worden thuiswonende kinderen geacht een passend aandeel te leveren in het bieden van ondersteuning bij eenvoudige huishoudelijke taken en eenvoudige zorgtaken (bijvoorbeeld oppassen op een jonger broertje of zusje). Er is echter geen sprake van een verplichting in strikte zin tot het bieden van gebruikelijke zorg. Dit stelt hen in de gelegenheid kind te zijn en zich te richten op hun eigen ontwikkelingstaken. Vanaf 23 jaar worden zij verondersteld alle taken horende bij gebruikelijke zorg te kunnen verrichten en mag hen worden gevraagd te ondersteunen bij eventuele zorgvragen.

Voorbeelden:

  • Ø

    Het leren omgaan van derden (familie/vrienden/etc.) met de jeugdige is gebruikelijke zorg.

  • Ø

    Ouderlijk toezicht aan kinderen is gebruikelijke zorg. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig.

  • Ø

    Kinderen tot drie jaar hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig. Voor deze leeftijdsgroep wordt vrijwel alle zorg aangeduid als gebruikelijke zorg.

  • Ø

    De begeleiding van een jeugdige naar het ziekenhuis en/of zwemles is gebruikelijke zorg.

Referentiekader gebruikelijke zorg

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • ·

    hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ·

    ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • ·

    zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • ·

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

·kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op

gehoorafstand (bijvoorbeeld ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • ·

    kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • ·

    hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • ·

    hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • ·

    hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • ·

    zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • ·

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar

  • ·

    kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • ·

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • ·

    hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • ·

    hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • ·

    zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • ·

    hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • ·

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

  • ·

    hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • ·

    kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • ·

    kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • ·

    kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • ·

    hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • ·

    hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18de jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • ·

    hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/dagbesteding;

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • ·

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • ·

    hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jong volwassenen van 18 tot 23 jaar

  • ·

    kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • ·

    hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding/arbeid.

Bron: Jeugdzorg Nederland, augustus 2014

Bijlage 2 – Tarieven pgb

Onderstaande tarieven zijn gebaseerd op basis van de geldende pgb-Wlz tarieven voor het jaar 2017 zoals gepubliceerd door Zorginstituut Nederland. Daarvoor moet gekeken worden naar de tarieven onder klasse 1. Deze tarieven kunnen jaarlijks gewijzigd worden. In beginsel worden de wijzigingen van Zorginstituut Nederland gevolgd.

Ondersteuningsvorm

Uurtarief professionele dienstverlener/ZZP

Persoonlijke verzorging

€27,69

Begeleiding individueel

€36,77

Begeleiding groep zonder vervoer

€11,36 (€45,44 per dagdeel)

Begeleiding groep met vervoer

€12,72 (€50,88 per dagdeel)

Kortdurend verblijf

€4,29 (€103,- per etmaal)

Tarieven voor kleinschalige woonvormen worden gehanteerd op basis van de, in het lopende jaar geldende tarieven, zoals gepubliceerd door Zorginstituut Nederland. Deze tarieven kunnen jaarlijks gewijzigd worden. In beginsel worden de wijzigingen van Zorginstituut Nederland gevolgd.

Toelichting op Nadere regels Jeugdhulp Valkenswaard 2017 en verder

Inleiding

Op 30 maart 2017 heeft de gemeenteraad de ‘Verordening Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder’ vastgesteld. De gemeenteraden van de andere A2 gemeenten hebben deze Verordening eveneens vastgesteld.

De Nadere regels Jeugdhulp liggen in het verlengde van de Verordening. Daar waar de Verordening een aantal thema’s beschrijft op hoofdlijnen, wordt in deze regels – conform daartoe gestelde delegatiebepalingen in de Verordening -, een aantal zaken concreter uitgewerkt.

Hierna wordt per artikel een toelichting gegeven.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

De Jeugdwet 2015 kent een flink aantal definities (artikel 1.1). Deze zijn bindend voor Verordening en nadere regels. Ook definitiebepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn voor Verordening en nadere regels van belang. Voor de duidelijkheid is een aantal definities zoals genoemd in deze wetten en de Verordening herhaald in de nadere regels.

Hoofdstuk 2 Ondersteuningsvormen en toegang

Artikel 2.1 Vormen van individuele voorzieningen

In de Verordening zijn onder artikel 2 lid 2, alle vormen van individuele voorzieningen beschreven welke er binnen de A2 gemeenten beschikbaar zijn. De individuele voorzieningen, zoals beschreven onder artikel 2 lid 2 in de Verordening, is in de inkoopcontracten verder gespecificeerd.

Onder dit artikel wordt een opsomming gegeven van alle vormen van individuele voorzieningen die door de gemeente zijn ingekocht.

Kosten voor vervoer van ouders/verzorgers komen niet in aanmerking voor vergoeding als het gaat om de individuele voorziening mobiliteit. Hierbij valt te denken aan vervoerskosten die ouders/verzorgers maken om de jeugdige te bezoeken. Deze lijst is niet limitatief.

Artikel 2.2 Vormen van overige voorzieningen

In de Verordening zijn de vormen van overige voorzieningen beschreven welke binnen de A2 beschikbaar zijn. Deze voorzieningen worden onder de regie van

het CJG uitgevoerd

Hoofdstuk 3 Het pgb

Artikel 3.1 Verstrekking pgb

In plaats van een individuele voorziening in Zorg In Natura (ZIN) kan een burger, indien hij motiveert dat het bestaande aanbod van Zorg In Natura niet passend is, een voorziening toegekend krijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Zie daartoe artikel 8.1.1, eerste lid, Jeugdwet 2015 en artikel 9 van de Verordening. Aan deze regel ligt het principe ten grondslag dat een pgb kan bijdragen aan het behouden van de regie over hun eigen leven. Mensen hebben de vrijheid om zelf te kiezen welke particuliere inzet of professionele dienstverlener zij willen en op welke tijdstippen zij die wensen te ontvangen.

Dit betekent niet dat de gemeente zonder meer gevolg geeft aan het verzoek tot verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een pgb. De wetgever heeft in artikel 9, derde lid van de Verordening, een drietal voorwaarden benoemd. Deze voorwaarden zijn door de gemeente verwerkt in het tweede lid van artikel 4.1 van de nadere regels.

Voorwaarde 1: Bekwaamheid van de aanvrager:

De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de aanvrager. Allereerst wordt van een burger verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. Een persoon kan bijvoorbeeld door de gemeente worden gevraagd duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn. Ten tweede wordt van de aanvrager verwacht dat deze de taken die aan het pgb verbonden zijn, op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een particuliere inzet of professionele dienstverlener die aan de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de particuliere inzet of professionele dienstverlener en het bijhouden van een juiste administratie. Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren.

De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken. 

Voorwaarde 2: Motivering door de aanvrager:

De tweede voorwaarde betreft de motivering door de aanvrager. De aanvrager dient te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Met de argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt. In deze gevallen kan de gemeente het pgb omwille van de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen beschikking af te geven bij de gemeente. Als de gemeente weigert een pgb te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager in bezwaar kan gaan.

Voorwaarde 3: Gewaarborgde kwaliteit van dienstverleningDe derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een pgb betreft de kwaliteit van de particuliere inzet of professionele dienstverlener. De kwaliteit dient naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. 

De aanvrager heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het pgb contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde hulp en kan hij deze zo nodig bijsturen. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd. De kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte jeugdhulp in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het pgb, de gemeente heeft immers alleen een overeenkomst afgesloten met gecontracteerde zorgaanbieders. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente mee of de ingekochte hulp in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Ter ondersteuning van de toets aan de voorwaarden in het tweede lid, is in het derde lid bepaald dat de aanvrager een (gezins)plan of een familiegroepsplan dient te overleggen indien het pgb wordt aangevraagd.

Voorwaarde 4: noodzakelijke adequate voorziening

De voorziening moet niet alleen noodzakelijk zijn, maar het moet ook aan te merken zijn als adequate voorziening.

Artikel 3.3 Besteding pgb

Lid 1

Een belangrijk uitgangspunt is dat het pgb dient te worden besteed aan de jeugdhulp waarmee wordt bedoeld aan datgene waarvoor het pgb is verstrekt (de te treffen individuele voorziening, het te bereiken resultaat). Vanuit dit uitgangspunt is in het eerste lid, niet limitatief, een aantal kostensoorten benoemd waaraan het pgb in ieder geval niet besteed mag worden.

Een en ander vanuit het principe dat de cliënt bekwaam dient te zijn. Zie daaromtrent de toelichting bij artikel 4.1. Maar ook vanuit het principe dat de burger kosteloze ondersteuning kan inroepen, hetzij via het sociaal netwerk, maar denk ook aan de cliëntondersteuner en de SVB (Servicecentrum).

Lid 2

De gemeente maakt ingevolgde dit lid de keuze om geen verantwoordingsvrije ruimte of bedrag te hanteren: het volledige bedrag aan pgb dient verantwoord te worden. Dit betekent in praktische zin dat alle kosten gedeclareerd dienen te worden bij de SVB en de SVB tot betaling overgaat na controle van de gedeclareerde kosten.

Artikel 3.4 De hoogte van een pgb

Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan de opdracht van de raad aan het college. Het regelt de hoogte van een pgb. Deze kan nooit meer bedragen als de tarieven zoals gepubliceerd door Zorginstituut Nederland (tarieven klasse 1).

Artikel 3.5 Het pgb tarief bij een individuele voorziening

De vorm en omvang van een pgb voor jeugdhulp (wat voor type hulp: individueel of groep, type activiteiten), het te benoemen resultaat, de omvang van de begeleiding (aantal uren of dagdelen), wordt op een gelijke wijze bepaald als in geval van ZIN.

Voor wat betreft de tariefstelling heeft vervolgens te gelden dat er een differentiatie wordt gemaakt: een tariefstelling voor de professionele dienstverlener en ZZP’ers, een tariefstelling voor particuliere inzet (waaronder mede begrepen het sociaal netwerk) en een tarief bij ondersteuning zelfstandig wonen jeugd (kortdurend verblijf).

De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp alleen betrekken via de particuliere inzet, wanneer deze vorm van ondersteuning noodzakelijk is voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin. Voor deze vorm van besteding van pgb gelden minimaal één of meerdere van de volgende voorwaarden:

a. De hulp is niet goed vooraf in te plannen.

  • b.

    De hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden.

  • c.

    De hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden

  • d.

    De hulp moet op verschillende locaties worden geleverd.

  • e.

    De hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn.

  • f.

    De hulp moet vanwege de aard van de beperking geboden worden door een persoon waar de jeugdige geen hechtings- of contactprobleem mee heeft.

We verstrekken alleen bij hoge uitzondering een pgb voor de bekostiging aan particulier inzet waaronder mede begrepen het sociale netwerk. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen en situaties waarin sprake is van een beperking die bijvoorbeeld ondersteuning of hulp noodzakelijk maakt bij het zelfstandig wonen.

Artikel 3.6 Uitbetaling pgb

Het pgb wordt beheerd door de SVB. De SVB betaalt vervolgens in opdracht van de cliënt rechtstreeks de dienstverlener. Dit heet trekkingsrecht. De burger ontvangt dus geen geld op de eigen rekening om de kosten van hulpverlening te betalen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit

Artikel 4.1 Kwaliteit individuele voorziening pgb

Dit artikel ligt in het verlengde van artikel 4.1 van de nadere regels. De toets op het pgb zoals uitgewerkt in artikel 4.1 betreft eveneens kwaliteit: artikel 8.1.1, derde lid, onder c van de wet.

Overigens is in de nadere regels in aanvulling op paragraaf 4.1, artikel 4.1.1 ev van de wet geen aanvullende bepaling opgenomen met betrekking tot kwaliteitseisen in relatie tot ZIN. Dat betekent niet dat, in aanvulling op de paragraaf 4.1 van de wet, geen nadere kwaliteitseisen aan de orde zijn ten opzichte van ZIN.

Hoofdstuk 5 Evaluatie

Dit hoofdstuk spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de nadere regels indien onverkorte toepassing van de regels leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Juist omdat het in de Jeugdwet om maatwerk gaat, is deze bepaling opgenomen.

Strikt juridisch genomen is het opnemen van de hardheidsclausule in deze nadere regels niet nodig nu in de bovenliggende Verordening reeds een hardheidsclausule is opgenomen. Omwille van de duidelijkheid is evenwel ook in deze regels expliciet een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

De nadere regels treden gelijktijdig in werking met de ‘Verordening Jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2017 en verder’.