Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2010

De Raad van de gemeente Cranendonck, Heeze-Leende, Waalre en Valkenswaard,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Valkenswaard d.d. 30 september 2010,

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet;artikel 12, eerste lid, onderdeel a, Wet investeren in jongeren;

gelet op de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008), evenals de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004);

besluit vast te stellen de volgende VERORDENING WERKLEERAANBOD WET INVESTEREN IN JONGEREN 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht. 2. In deze verordening wordt verstaan onder:a. wet: de Wet investeren in jongeren;b. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;c. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, Wet werk en bijstand;d. college: het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Beleid

Artikel 2. Opdracht college1. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan of een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen. 2. In afwijking van het tweede lid, kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de wet. 3. Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan en stemt daarbij het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3. Beleidsplan1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening eenmaal per vier jaar een beleidsplan vast en brengt deze ter kennis van de gemeenteraad.2. Dit plan omvat in elk geval:a. een omschrijving van het beleid ten aanzien van de arbeidsinschakeling van de jongeren en de wijze waarop aandacht wordt besteed aan de verschillende doelgroepen;b. een omschrijving van de beschikbare voorzieningen en instrumenten ter ondersteuning van de arbeidsinschakeling;c. het beschikbare budget per voorziening;d. de wijze waarop de voorzieningen worden ingezet voor de verschillende doelgroepen.3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de effecten van het beleid.

Hoofdstuk 3 Subsidie en vergoedingen

Artikel 4. Gesubsidieerde arbeidsplaats1. Het college kan aan een jongere voor een bepaalde duur een gesubsidieerde arbeidsplaats aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.2. De duur van de gesubsidieerde arbeidsplaats bedraagt maximaal een jaar en kan eenmalig met maximaal een jaar verlengd worden.3. De eenmalige verlenging van maximaal een jaar is alleen mogelijk indien de kans op arbeidsinschakeling van belanghebbende aanmerkelijk verbetert.

Artikel 5. Loonkostensubsidie1. Aan de werkgever die aan een jongere een arbeidsovereenkomst aanbiedt, kan een subsidie verstrekt worden van maximaal honderd procent van het wettelijk minimumloon, inclusief vakantietoeslag. De subsidie wordt naar rato verminderd met de arbeidsduur. 2. Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

Artikel 6. Doorstroomsubsidie1. Aan de werkgever die met een jongere, tijdens of aansluitend aan de periode dat de jongere met behulp van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, een reguliere arbeidsovereenkomst aangaat, niet zijnde gesubsidieerde arbeid, van minimaal twaalf maanden, kan een subsidie verstrekt worden van maximaal € 5.000,00 op het moment van afsluiten van de reguliere arbeidsovereenkomst. 2. Voorwaarde voor het recht op de doorstroomsubsidie is dat de werknemer zes maanden na het ingaan van de reguliere arbeidsovereenkomst nog arbeid in loondienst verricht bij die werkgever.

Artikel 7. Overgangsregeling bestaande subsidiesHet college kan in het beleidsplan regels stellen ten aanzien van bestaande gesubsidieerde banen.

Artikel 8. Vergoedingen1. Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken. Het gaat hierbij in ieder geval om: a. reiskosten;b. kosten voor kinderopvang.2. Op de vergoeding wordt in mindering gebracht de op een andere wijze ontvangen vergoeding voor dezelfde kosten.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden en hardheidclausule1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10. CiteerartikelDeze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2010.

Artikel 11. InwerkingtredingDe Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2010 treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.