Beleidsregels Verlagingen Participatiewet Veendam 2015

Geldend van 09-09-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2015

Intitulé

Beleidsregels Verlagingen Participatiewet Veendam 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam

BESLUIT:

de ‘Beleidsregels verlagingen Veendam 2015’ vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle bepalingen genoemd in deze beleidsregels hebben dezelfde betekenis als genoemd in de Participatiewet of in de Algemene wet bestuursrecht tenzij anders aangegeven.

  • 2. Norm voor gehuwden: de norm zoals deze in artikel 20 lid 1, onderdeel b en c en in lid 2 onderdeel b en c, en lid 3 en artikel 21 onderdeel b, van de Participatiewet is genoemd.

  • 3. Commerciële prijs kamerhuur en kamerverhuur: een bedrag van € 300 per maand inclusief de kosten van gas, water en licht.

  • 4. Commerciële prijs kostgangerschap: een bedrag vanaf € 500 per maand.

Artikel 2 Verlagingen wegens verhuur, onderhuur of kostgeverschap

  • 1. Alle inkomsten uit verhuur en onderhuur worden in mindering gebracht op de uitkering, waarbij 10 % van de norm voor gehuwden per huurder of onderhuurder buiten beschouwing wordt gelaten. Een echtpaar of daaraan gelijkgestelden telt voor één huurder of onderhuurder.

  • 2. Alle inkomsten uit kostgeverschap worden in mindering gebracht op de uitkering waarbij 10 % van de norm voor gehuwden per kostganger (een echtpaar of daaraan gelijkgestelden telt voor één persoon) buiten beschouwing wordt gelaten plus een bedrag van € 200 voor o.a. voeding per persoon.

  • 3. Indien sprake is van meer dan twee kostgangers of meer dan twee kamers die worden verhuurd of aan meer dan twee personen onderverhuur plaatsvindt, dan moet onderzoek worden verricht of belanghebbende aangemerkt kan worden als zelfstandige op grond van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004. Een echtpaar of daaraan gelijkgestelden telt voor één persoon.

Artikel 3 Verlaging wegens woonsituatie

  • 1. Het college verlaagt de norm voor zover belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, bedoeld in artikel 27 van de wet.

  • 2. De verlaging bedraagt:

    • a.

      20% van de gehuwdennorm als belanghebbende een woning bewoont waaraan geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

    • b.

      10% van de gehuwdennorm als belanghebbende geen woning bewoont.

Artikel 4 Verlaging bij schoolverlaters

Het college ziet af van de mogelijkheid om de norm tijdelijk te verlagen bij schoolverlaters als bedoeld in artikel 28 van de Participatiewet.

Artikel 5 Aantonen commerciële prijs verhuur, onderhuur of kostgeverschap

  • 1. Het college stelt eisen om de overeengekomen commerciële prijs te kunnen beoordelen.

  • 2. Een belanghebbende is in elk geval verplicht:

    • a.

      Een getekende en gedateerde schriftelijke overeenkomst over te leggen waarin zowel huurder als verhuurder of kostganger en kostgever, verklaren welk bedrag verschuldigd is of wordt verkregen.

    • b.

      Een kopie van een bewijs van betaling per bank.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2015.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels Verlagingen Participatiewet 2015’.  

TOELICHTING

Door de invoering van het begrip ‘kostendeler’ in de Participatiewet is de Toeslagenverordening vervallen. Tot 1-7-2015 is er sprake van ‘overgangsrecht .’De hoogte van de uitkering als meerdere volwassenen een woning bewonen is vastgelegd in artikel 22a van de Participatiewet. Daarom kan worden volstaan met het in beleidsregels vastleggen van onderwerpen die niet in de Participatiewet zijn geregeld. Het te voeren beleid omvat de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Wat wordt verstaan onder een commerciële prijs (zoals bedoeld in artikel 22a, lid 4 onderdeel b en c, Participatiewet);

  • 2.

    Welke eisen worden gesteld aan de schriftelijke overeenkomst (artikel 22a, lid 4 onderdeel b en c, Participatiewet) die moet worden overgelegd en aan de betalingsbewijzen (artikel 22a, lid 5, Participatiewet);

  • 3.

    Maakt het college gebruik van de bevoegdheid de norm te verlagen als gevolg van een woonsituatie (artikel 27, Participatiewet) en zo ja met welk bedrag;

  • 4.

    Maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot het verlagen van de norm bij schoolverlaters (artikel 28, Participatiewet) en zo ja met welk bedrag.

De mogelijkheid tot het verlagen van de norm of toeslag voor een alleenstaande van 21 en 22 jaar, zoals mogelijk was op grond van de Wet werk en bijstand, is door het begrip ‘kostendeler’ tevens komen te vervallen.

De huidige ‘Beleidsregels verlagingen Veendam 2015’, die vanaf 1-1-2015 gelden, voorzien niet in duidelijke regels voor een verlaging van de bijstandsnorm ingeval(commerciële)verhuur, onderhuur of kostgeverschap. Daarnaast wordt vanaf 1-1-2015 de zogenaamde schoolverlatersnorm toegepast, die door de invoering van de kostendelersnorm in combinatie met de ‘scholingsplicht < 27 jaar’ feitelijk overbodig is geworden. Deze ontwikkelingen maken dat er nu nieuw (aangepast) beleid op deze onderdelen moet plaatsvinden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Commerciële prijs kamerhuur, kamerverhuur

Een methode om een redelijke huurprijs te berekenen is aan de hand van een puntentelling. Dit is een gedetailleerde wijze van berekenen, tijdsintensief en vereist vrijwel altijd een huisbezoek.

Een andere methode gaat uit van het hanteren van een vast bedrag. Het voordeel is dat het duidelijker en gemakkelijker uitvoerbaar is. Dat rechtvaardigt de keuze voor het uitgaan van een vast bedrag. Als we uitgaan van de zogenaamde ondergrens voor een bedrag van huurtoeslag van € 200 (afgerond) per maand en een bedrag van € 100 voor energielasten als gas, water en licht, komt de commerciële prijs op € 300.

Commerciële prijs kostgangerschap

Het Nibud houdt voor kostgangers een bedrag van € 200 per maand aan boven op de huurprijs voor een kamer. Daarmee komt de commerciële prijs op € 500 per maand.

Artikel 2. Verlaging wegens verhuur, onderhuur of kostgeverschap 

Als iemand een kamer verhuurt, onderverhuurt of een kostganger heeft, wordt deze persoon niet geteld als een persoon waarvoor de kostendelersnorm van toepassing is. De inkomsten uit onderverhuur, kamerverhuur of kostgeverschap moet als inkomsten met de uitkering worden verrekend. Tegenover de inkomsten staan echter ook kosten.

Bij kostgeverschap is er ook nog sprake van kosten van voeding. Welk bedrag moet er dan netto op de uitkering in mindering worden gebracht?

De inkomsten uit verhuur of onderverhuur moeten volledig op de uitkering in mindering worden gebracht. Er staan echter ook extra kosten voor de verhuurder tegenover. In feite zou daar bijzondere bijstand voor moeten worden verstrekt. Dit is een onwenselijke en ingewikkelde werkwijze. Daarom wordt van de inkomsten uit verhuur of onderverhuur 10 % van de gehuwdennorm vrijgelaten en niet op de uitkering in mindering gebracht.

Bij kostgeverschap moet niet alleen 10%van de gehuwdennorm worden vrij gelaten. De kostgever maakt immers ook kosten voor o.a. de voeding en was. Het Nibud houdt hiervoor een bedrag aan van € 200 per persoon. Dit bedrag per persoon moet ook worden vrijgelaten.

Echtparen of daaraan gelijkgestelden worden beschouwd als één huurder of onderhuurder. Voor het kostgangerschap worden zij voor de huur of onderhuur beschouwd als één persoon maar niet voor de kosten van voeding. Dit wordt per persoon berekend.

Indien er sprake is van meer dan twee verhuurders, onderverhuurders of kostgangers dan wordt geen inkomstenkorting toegepast en wordt de verhuurder/kostgever aangemerkt als zelfstandige op grond van het Bbz 2004 heeft.

Artikel 3. Verlaging wegens woonsituatie 

Als er sprake is van lagere bestaanskosten dan waarin de norm voorziet als gevolg van de woonsituatie dan kan de norm op grond van artikel 27 Participatiewet, lager worden vastgesteld. Daarvan kan sprake zijn als iemand een woning bewoont waarvoor bijvoorbeeld geen huur verschuldigd is of als een derde (bijvoorbeeld bij echtscheidingen) de woonlasten betaalt.

Artikel 4. Verlaging bij schoolverlaters

Schoolverlaters worden als kostendelers beschouwd als zij met andere meerderjarigen in een woning wonen (bijv. bij ouders) waardoor de uitkering al lager wordt vastgesteld. Gelet op de zeer beperkte doelgroep die niet als kostendeler wordt aangemerkt, wordt voorgesteld geen tijdelijke verlaging van de uitkering toe te passen.

Artikel 5. Aantonen commerciële prijs verhuur, onderhuur of kostgeverschap

Iemand die aangeeft dat hij op basis van een commerciële prijs onderhuurder of kostganger is, moet dit aantonen. In artikel 22a, lid 5 Participatiewet staat dat de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst over moet leggen en bij de betaling van de commerciële huurprijs bewijzen van betalingen moet geven. Het college bepaalt welke gegevens in de overeenkomst moeten zijn opgenomen:

  • 1.

    Naam verhuurder en huurder, adres, woonplaats;

  • 2.

    Aanduiding van de ruimte;

  • 3.

    Ingangsdatum;

  • 4.

    Overeengekomen bedrag;

  • 5.

    Betaalbewijs, waaruit de girale overboeking en de datum van betaling moet blijken;

  • 6.

    Samenstelling van het bedrag;

  • 7.

    Looptijd van de overeenkomst;

  • 8.

    Jaarlijkse indexering, huurverhoging

Bij kostgeverschap wordt daaraan toegevoegd:

  • 1.

    Welke diensten zijn inbegrepen;

  • 2.

    Welke ruimten de kostganger mag gebruiken

Artikel 6 tot en met 8. 

Behoeven geen nadere toelichting