Regeling vervallen per 01-05-2023

Verordening leerlingenvervoer gemeente Veendam 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-04-2023

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Veendam 2015

De raad der gemeente Veendam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 september 2014,

gelet op gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gezien het advies van de commissie Samenleving,

besluit vast te stellen de verordening:

Verordening leerlingenvervoer gemeente Veendam 2015

Inhoudsopgave

§ 1 Algemene bepalingen 3

Artikel 1. Begripsbepalingen 3

Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening 5

Artikel 3. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school 5

Artikel 4. Toekenning vervoersvoorziening 6

Artikel 5. Aanvraagprocedure 6

Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen 6

Artikel 7. Peildatum leeftijd leerling 7

Artikel 8. Vergoedingen van derden 7

§ 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs 7

Artikel 9. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair 7

Artikel 10. Vervoersvoorziening o.b.v. de kosten van openbaar vervoer en bromfiets/fiets 8

Artikel 11. Vervoersvoorziening o.b.v. de kosten van openbaar vervoer en perbromfiets/ fiets 8

Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer 8

Artikel 13. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van eigen vervoer 9

Artikel 14. Drempelbedrag 9

Artikel 15. Financiële draagkracht 10

§ 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs 11

Artikel 16. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen voortgezet onderwijs 11

Artikel 17. Vervoersvoorziening o.b.v. openbaar vervoer met begeleiding en per (brom)fiets 11

Artikel 18. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer 12

Artikel 19. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van eigen vervoer 12

§ 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer 13

Artikel 20. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie 13

Artikel 21. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie 13

§ 5 Slotbepalingen 13

Artikel 22. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet 13

Artikel 23. Afwijken van bepalingen 13

Artikel 24. Intrekking oude regeling 14

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel 14

Ondertekening14

Algemene toelichting 15

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder

  • ·

    Aangepast vervoer:

    vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi.

 

  • ·

    Afstand:

    de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.

 

  • ·

    Begeleider:

    ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden waarvoor de totaal benodigde reistijd per dag maximaal 3 uur bedraagt waarbij geen sprake hoeft te zijn van ernstige benadeling van het gezin. Begeleiding is de verantwoordelijkheid van de ouder(s) mits naar oordeel van het college genoegzaam aangetoond is redelijkerwijs niet in staat te zijn de begeleiding te (laten) verzorgen.

 

  • ·

    Commissie van onderzoek:

    commissie als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra.

 

  • ·

    Commissie voor de begeleiding:

    commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op de expertisecentra.

 

  • ·

    Eigen vervoer:

    vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets/scooter of fiets.

 

  • ·

    Inkomen:

    inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs.

 

  • ·

    Leerling:

    leerling van een school als bedoeld in dit artikel.

     

  • ·

    Maatwerk:

    het college kan afwijken van de regels als naar haar oordeel het toepassen van individueel maatwerk noodzakelijk of wenselijk is.

     

  • ·

    Medisch adviesbureau:

    een, namens de gemeente, aangewezen onafhankelijk adviesbureau dat desgevraagd een uitspraak doet over de noodzakelijkheid en vorm van leerlingenvervoer.

  • ·

    Ondersteuningsplan:

    • 1.

      voor het primair onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

    • 2.

      voor het voortgezet onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • ·

    Opdc: orthopedagogisch en -didactisch centrum als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

 

  • ·

    Openbaar vervoer:

    voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of auto.

 

  • ·

    Opstapplaats:

    plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer.

 

  • ·

    Ouders:

    ouders, voogden of verzorgers van de leerling.

 

  • ·

    Regionale verwijzingscommissie:

    commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs.

 

  • ·

    Reistijd leerling:

    totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 10 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer.

  • ·

    Samenwerkingsverband:

    • 1.

      voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

    • 2.

      voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede en zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

       

  • ·

    School:

    • 1.

      basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • 2.

      school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

    • 3.

      school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

 

  • ·

    Stage:

    praktische leertijd bij de beroepsopleiding.

 

  • ·

    Toegankelijke school:

    school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school.

 

  • ·

    Vervoer:

    openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt. 

  

  • ·

    Vervoersvoorziening:

    • 1.

      bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

    • 2.

      aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

    • 3.

      gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider.

     

  • ·

    Woning:

    plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening

  • 1.

    Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente Veendam verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

 

  • 2.

    Indien het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie een vervoersvoorziening voor slechts een gedeelte van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.

 

  • 3.

    De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

 

  • 4.

    Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag verstrekt aan de leerling.

Artikel 3. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.

 

  • 2.

    Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

 

  • 3.

    Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening het ondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband.

Artikel 4. Toekenning vervoersvoorziening

Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de (wijze van) uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

Artikel 5. Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan door indiening bij het college van een volledig ingevuld en door de ouders digitaal of handmatig ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens en zo nodig relevante informatie.

 

  • 2.

    Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

 

  • 3.

    Het college kan zich laten adviseren door een medisch adviesbureau over de noodzake-lijkheid en de vorm van leerlingenvervoer en betrekt dit advies bij de beoordeling van de aanvraag.

     

  • 4.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

     

  • 5.

    Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

 

  • 6.

    Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:

    • a.

      wanneer het een vervoersvoorziening in de vorm van een betaling betreft, met ingang van de door de ouders verzochte datum;

    • b.

      wanneer het een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo mogelijk aansluit bij de door de ouders verzochte datum;

  • met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

    • c.

      in afwijking van het onder a. en b. gestelde kan in geval van crisisopvang of plotselinge onvoorziene situaties de ingangsdatum van de vervoersvoorziening gelegen zijn vóór de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.

 

  • 2.

    Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • 3.

    Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.

 

  • 4.

    Een ten onrechte genoten vervoersvoorziening kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 7. Peildatum leeftijd leerling

Voor het toekennen van een vervoersvoorziening op basis van artikel 11 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft.

Artikel 8. Vergoedingen van derden

De aanspraak op een vergoeding van derden, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.

Paragraaf 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs 

Artikel 9. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

    • a.

      een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; of

    • b.

      een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en:

    • a.

      de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

  • 3.
    • Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers)adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 10. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per bromfiets/scooter of fiets

  • 1.

    Het college kent aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer toe, indien de

    afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

  • 2.

    Indien een vervoersvoorziening zoals bedoeld in het eerste lid is toegekend en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per

    bromfiets/scooter of fiets, verstrekt het college de ouders een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het vervoer per bromfiets/scooter of  fiets.

Artikel 11. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per bromfiets/scooter of fiets ten behoeve van een begeleider

  • 1.

    Het college kent aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per bromfiets/scooter of fiets van de leerling en een begeleider indien:

    • a.

      aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 10 en de leerling jonger dan twaalf jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken, of

    • b.

      de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de bromfiets/scooter of  fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor een vervoersvoorziening in aanmerking.

Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien:

    • a.

      aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening  zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot ten hoogste  1,5 uur kan worden teruggebracht;

    • b.

      aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per  bromfiets / scooter of fiets;

    • c.

      aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening  zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap niet in staat is –ook niet onder begeleiding– van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2.
    • Indien begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, kent het college geen andere vervoersvoorziening toe dan op basis van de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer

Artikel 13. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

 

  • 2.

    Indien toestemming als gevolg van het eerste lid aan de ouders is verleend, kent het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren een vervoersvoorziening toe in de vorm van:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op een vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; of

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Indien toestemming als gevolg van het eerste lid aan de ouders is verleend, kent het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een vervoersvoorziening op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  

  • 4.

    Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één  of meer leerlingen een vervoersvoorziening ontvangen, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het college geen vervoersvoorziening toegekend ingeval de vergoeding de maximale vergoeding per kilometer overstijgt.

 

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets/scooter of fiets, kent het college aan de ouders een vervoersvoorziening toe in de vorm van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de bromfiets/scooter of fiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 14. Drempelbedrag

  • 1.

    Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 24.300,- wordt slechts een vervoersvoorziening toegekend voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand te boven gaan.

 

  • 2.

    In geval het college in plaats van een vervoersvoorziening in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 24.300,-

  • 3.

    De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

 

  • 4.

    Het bedrag van € 24.300,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassenwerknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 24.300,-.

 

  • 5.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Artikel 15. Financiële draagkracht

  • 1.

    Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

 

  • 2.

    In geval het college het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

 

  • 3.

    De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders. Zij bedragen:

 

Inkomen in euro’s

Eigen bijdragen in euro’s

0-32.500

Nihil

32.500-39.500

135

39.500-45.500

570

45.500-51.500

1.060

51.500-58.500

1.545

58.500-65.000

2.040

65.000 en verder

Voor elke extra € 5.000:

€ 500 erbij

 

 

  • 4.

    De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van €  500,-.

 

 

  • 5

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van €  5,-.

 

  • 6.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Paragraaf 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

Artikel 16. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

    • a

      een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; of

    • b.

      een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2.

    Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers)adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 17. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van openbaar vervoer, openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per bromfiets/scooter of  fiets  zonder of met begeleiding

  • 1.

    Het college kent aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt een vervoersvoorziening toe op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling of de leerling en een begeleider, indien de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap aangewezen is op het door betreffende school aangeboden onderwijs. Aan een begeleider wordt een vervoersvoorziening toegekend als deze leerling niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

 

  • 2.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komt de begeleider slechts één maal voor een vervoersvoorziening in aanmerking.

 

  • 3.

    In afwijking van de vervoersvoorziening op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, kent het college de ouders een vervoersvoorziening toe op basis van de kosten van het vervoer van de leerling en de begeleider per bromfiets/scooter of fiets.  Aan een begeleider wordt een vervoersvoorziening voor het gebruik van bromfiets/scooter of fiets toegekend als deze leerling niet zelfstandig van het vervoer per bromfiets/scooter of fiets naar de school gebruik kan maken.

Artikel 18. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college kent een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling, die een school zoals bedoeld onder artikel 16 bezoekt, toe indien:

    • a.

      aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 17 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot ten hoogste gemiddeld 1,5 uur teruggebracht kan worden;

    • b.

      aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 17 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets/scooter of fiets;

    • c.

      aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening  zoals bedoeld in artikel 17 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap niet in staat is –ook niet onder begeleiding– van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2.

    Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, voorziet het college in geen ander vervoer dan de vervoersvoorziening die verbonden is aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

Artikel 19. Vervoersvoorziening op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

 

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, kent het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een vervoersvoorziening  toe in de vorm van:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is

    verleend, kent het college een vervoersvoorziening aan de ouders die meer dan  één  leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, toe in de vorm van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

 

  • 4.

    Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege ten behoeve van het vervoer van één of meer leerlingen een vervoersvoorziening ontvangen, gebaseerd en afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het college geen vervoersvoorziening verleend.

  

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets/scooter of fiets, kent het college aan de ouders een vervoersvoorziening toe op basis van een kilometervergoeding voor de bromfiets/scooter of  fiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Paragraaf 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer 

Artikel 20. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders

Met inachtneming van artikel 3 kent het college desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 21. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

 

  • 2.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

 

  • 3.

    Paragraaf 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a.

Paragraaf 5  Slotbepalingen

Artikel 22. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23. Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel 24. Intrekking oude regeling

De Verordening Leerlingenvervoer Veendam 2013; raadsbesluit nummer 201220626 d.d. 17 december 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer gemeente Veendam 2015.

Besloten in de openbare vergadering van 15 december  2014.

 

De raad voornoemd,

Voorzitter,

S.B. Swierstra.

Griffier,

R. Brekveld.

Algemene toelichting

Algemeen

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen is de afstand naar de school groot, of kan het kind wegens zijn structurele handicap niet zelfstandig naar school. Ouders kunnen dan een beroep doen op de verordening leerlingenvervoer.

Pleegouders kunnen ook als ‘ouders’ in de zin van de verordening worden aangemerkt. In dat geval  is het redelijk dat als de verzorgers pleegouders zijn, hun ook het drempelbedrag in rekening gebracht kan worden. Bij crisisopvang is dit niet het geval.

Invordering drempelbedrag

Artikel 2 geeft de regels voor de invordering van het drempelbedrag.

Wanneer het college zelf het vervoer verzorgt of laat verzorgen dienen de ouders die daarvoor in aanmerking komen het drempelbedrag aan de gemeente over te maken. Wanneer de ouders in gebreke blijven vervalt de aanspraak en wordt het vervoer stopgezet.

Als de verzorgers pleegouders zijn kan ook hen het drempelbedrag in rekening gebracht.

Wettelijke plicht

De gemeenteraad heeft de wettelijke plicht een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. In artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO), artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO) en artikel 4, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC), heet het ‘de bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten ten behoeve van het schoolbezoek’.

Vervoersvoorziening

In de verordening wordt het begrip ‘vervoersvoorziening’ gehanteerd. Dat houdt in dat er niet altijd sprake is van een kostendekkende betaling. Zo is ook een voorziening mogelijk in de vorm aangepast vervoer, dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen.

Het college bepaalt in welke vorm de voorziening wordt verstrekt. Het vervoer dient echter te allen tijde passend te zijn.

Uitgangspunt van de regeling is bekostiging van het openbaar vervoer. Wanneer de leerling door zijn structurele handicap geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, zelfs niet met begeleiding, komt hij in aanmerking voor aangepast vervoer, waaronder eigen vervoer.

Woning

Het adres waar kinderen een bepaalde tijd vóór aanvang en/of na afloop van de schooldag worden opgevangen (de buitenschoolse opvang) valt in beginsel niet onder het begrip ‘woning’.

Noodzakelijk te achten vervoersvoorziening en eigen bijdrage (artikel 2 en 14)

Ook als het college het vervoer zelf verzorgt of laat verzorgen, kan het van ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, verlangen een eigen bijdrage of de drempelbijdrage te betalen voor het vervoer van hun leerlingen. Het is verplicht de gemeente de hiervoor benodigde inkomensgegevens te verstrekken.

Wanneer het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend op een structurele wijze is gedaald, wordt in het voordeel van de ouders een later peiljaar gekozen door gebruikmaking van het gestelde in artikel 23.

Een eigen bijdrage geldt niet voor leerlingen die vanwege een structurele beperking aangewezen zijn op een bepaalde school.

De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft op grond van de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders liggen. In het derde lid van artikel 2 is deze verantwoordelijkheid nog eens expliciet vastgelegd.

 

Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 3)

De gemeente moet de op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze van een school eerbiedigen. Als toegankelijke school is dan aan te merken de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Daar komt een tweede criterium bij, namelijk de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

 

Onderwijsrichting

Als erkende richtingen binnen het bijzonder onderwijs gelden het (rooms) katholiek onderwijs, protestants-christelijk onderwijs (gereformeerd, hervormd), onderwijs naar de leer van de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt), reformatorisch onderwijs en het evangelisch onderwijs;

het joods onderwijs, (orthodox) islamitisch onderwijs en het hindoe onderwijs,

en ten slotte het algemeen bijzonder of neutraal bijzonder onderwijs en het onderwijs op antroposofische grondslag (vrijescholen). Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Iederwijsscholen etc.

Als gekozen wordt voor een onderwijsrichting moet bij de aanvraag een “verklaring van bezwaar”

gevoegd worden, waarbij de ouder verklaart dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichterbij gelegen bijzondere scholen.

 

Een school kan “vol” zijn

Het kan voorkomen dat de school van keuze “vol” is; de school heeft dan geen zorgplicht voor de leerling. Aansluitend bij de regelgeving geldt dat de feitelijke locatie die door de leerling wordt bezocht wordt aangemerkt als ‘school’.

 

Stage

Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’. Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.

 

De termijn van de vervoersvoorziening (artikel 4)

Als er in de situatie van de leerling weinig verandering valt te verwachten kan de vervoersvoorziening voor meerdere schooljaren tegelijk worden toegekend. Maar een eventuele eigen bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld op grond van de inkomensgegevens van het jaar daarvoor.

 

 Aanvraagprocedure en aanvullende gegevens (artikel 5)

Op de gemeentelijke website is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar en andere informatie over het leerlingenvervoer. Het aanvraagformulier kan ook gedownload worden  waarna dit na invulling en ondertekening bij de gemeente ingeleverd of aan de gemeente kan worden toegezonden.

Tot de gegevens die bij de aanvraag verstrekt moeten worden kunnen ook verklaringen (bewijsstukken), bij voorbeeld een medische verklaring, het ondersteuningsplan van de toegewezen school, werkgeversverklaring, verklaring van de rijksinspecteur der belasting of een verklaring van overwegende bezwaren, behoren.

Ouders zijn op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verplicht deze gegevens te overleggen, als deze van belang zijn voor de beslissing op de aanvraag.

Nadat alle gegevens zijn ontvangen neemt de gemeente binnen 8 weken een besluit.

De afhandelingstermijn kan met maximaal 4 weken worden verdaagd dat wil zeggen dat de termijn waarop de gemeente een besluit neemt dan maximaal 12 weken is als hiervoor aanleiding is; hierover worden de ouders dan geïnformeerd. Tegen een besluit van de gemeente kan bezwaar worden ingediend.

Onder crisisopvang opvang wordt verstaan opvang voor kinderen die tijdelijk uit huis geplaatst worden en elders ondergebracht worden (lid 5, c). Naast crisisopvang zijn er ook andere onvoorziene omstandigheden denkbaar zoals een tijdelijke verhuizing van de ene naar de andere ouder bij voorbeeld bij ziekte of andere omstandigheden.

 

Ingangsdatum van de vervoersvoorziening

De ingangsdatum is in het algemeen de datum waarvoor de voorziening is aangevraagd en kan dus niet al ingaan voordat de aanvraag is ontvangen. Hier kan wel een uitzondering op gemaakt worden bij plotselinge en onvoorziene situaties.

 

 

Doorgeven van wijzigingen (artikel 6)

Het is verplicht wijzigingen die van directe invloed zijn op de toegekende vervoersvoorziening tijdig door te geven aan het college.

 

Anderen vergoedingen (artikel 8)

Als kan worden aangetoond dat een aanvrager van leerlingenvervoer via een andere weg (bijvoorbeeld via de werkgever) vergoeding ontvangt voor de kosten van het vervoer naar school, mag de gemeente die vergoeding aftrekken van de bekostiging die de aanvrager zou hebben gekregen op basis van de verordening leerlingenvervoer.

Het bovenstaande geldt echter niet voor vergoedingen die – op aanvraag – aan ouders van schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs worden verstrekt op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Deze vergoeding is opgebouwd uit verschillende componenten, zoals lesgeld, en is zeker niet uitsluitend bestemd voor reiskosten. Daarom wordt deze vergoeding niet verrekend met de vervoersvoorziening.

 

 

Adviezen van deskundigen over de noodzaak van het vervoer

Om te kunnen beoordelen of een leerling in aanmerking moet komen voor een vervoersvoorziening en, als dat het geval is, voor welk type voorziening de leerling dan in aanmerking komt, is in een aantal gevallen advies van deskundigen ter zake nodig. Het zal dan veelal gaan om de vraag of een leerling door zijn handicap in het geheel niet van openbaar vervoer gebruik kan maken, of alleen onder begeleiding daarvan gebruik kan maken, of wellicht –al dan niet onder begeleiding– naar school kan met een bromfiets/scooter of fiets.

De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente.

 

 

Een vervoersvoorziening op basis  van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per bromfiets/scooter of fiets (artikel 10 en 11)

Als uitgangspunt geldt: bekostiging van de kosten van openbaar vervoer dan wel de kosten van het vervoer per bromfiets/scooter of fiets als de afstand tussen woning en school meer dan 6 kilometer is.

Het is mogelijk een bromfiets/scooter- of fietsvergoeding voor de zomermaanden te krijgen en een andere vervoersvoorziening, voor bijvoorbeeld de bus, voor de overige maanden.

Kan de leerling (nog) niet zelfstandig reizen dan is ook een vervoersvoorziening voor de begeleider mogelijk.

 

Structurele handicap, begeleiding

Ouders van leerlingen die door hun structurele handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen, komen in aanmerking voor een vervoersvoorziening in de vorm van  vervoerskosten voor de leerling én een begeleider, ongeacht de afstand van de woning naar de school.

De vraag of een leerling al dan niet als gehandicapt valt aan te merken is hierbij niet van belang. Het gaat om de vraag of de leerling, door zijn handicap, al dan niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

Wanneer er sprake is van een tijdelijke handicap (bijvoorbeeld een gebroken been) valt het vervoer van de leerling onder de verantwoordelijkheid van de ouders

Begeleiding in het vervoer is primair een taak van de ouders. Als de ouders niet in staat zijn het kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen.

Er is een wetswijziging in voorbereiding waarbij het woord handicap mogelijk gewijzigd wordt in beperking met ingang van 1-1-2015. Mocht deze wetswijziging daadwerkelijk ingaan dan moet het woord handicap in deze verordening voortaan gelezen worden als beperking.

 

 

Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer (artikel 12)

Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt in principe slechts in uitzonderingsgevallen verstrekt, alleen als het niet anders kan.

 

 

Vervoersvoorziening in de vorm van eigen vervoer (artikel 13 en 19)

Eigen vervoer is dat ouders de leerling zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (auto, bromfiets/scooter, etc.), of wanneer een leerling gebruikmaakt van de fiets.

Hiervoor is toestemming van het college nodig (het mag voor de gemeente niet meer kosten dan andere vervoersvormen).

Geen vergoeding wordt verstrekt wanneer de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.

Er zijn aparte regels voor de hoogte van de vergoeding als er meer dan één leerling wordt vervoerd.

 

 

Financiële draagkracht (artikel 15)

Als de afstand tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer is dan 20 kilometer kan een bijdrage gevraagd worden die afhankelijk is van de financiële draagkracht. Een dergelijke bijdrage kan alleen worden gevraagd wanneer het een school voor regulier basisonderwijs betreft.

De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven, in tegenstelling tot het drempelbedrag dat per leerling in rekening wordt gebracht.

 

 

Vervoer van leerlingen in het voortgezet onderwijs (artikel 16 t/m 18)

Ouders van leerlingen met een handicap die voortgezet onderwijs volgen kunnen voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen. Dit geldt ook voor de leerling die op ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt slechts in uitzonderingsgevallen verstrekt.

 

Weekeinde en vakantie vervoer (artikel 20 en 21)

Een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie wordt alleen verstrekt als het verblijf van de leerling in een internaat of een pleeggezin noodzakelijk is met het oog op het volgen van passend (voortgezet) speciaal onderwijs.

Doorslaggevend is de directe relatie tussen het verblijf in een internaat of pleeggezin en het volgen van passend onderwijs op een school die ver van de woning is gelegen. De gemeente gaat na op welke gronden een leerling op een internaat of bij een pleeggezin is geplaatst.

Een aanvraag kan alleen ingediend worden door de ouders van de leerling die in de gemeente woonachtig zijn.

 

 Het bepaalde in artikel 21 houdt in:

  • -

    alleen die leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs komen in aanmerking voor een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie, die wegens hun structurele handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

  • -

    voor de toekenning is bekostiging van de kosten van openbaar vervoer het uitgangspunt. Het college bekostigt ook de kosten van het openbaar vervoer voor een begeleider, als de leerling wegens zijn structurele handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • -

    het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer als:

    • a

      openbaar vervoer ontbreekt;

    • b

      begeleiding in het openbaar vervoer niet mogelijk is;

    • c

      de leerling wegens zijn structurele handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • -

    na toestemming van het college kunnen de ouders de leerling ook zelf vervoeren.

 

Daarna volgen de slotbepalingen.