Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam;

gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 1 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen;

  • -

    artikel 3 van de Verordening rioolheffing;

  • -

    artikel 4 van de Verordening reinigingsheffingen;

  • -

    artikel 3 van de Verordening afvalstoffenheffing;

besluit

vast te stellen de navolgende beleidsregels:

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Artikel 1 Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende of roerende zaak, roerende woon- of bedrijfsruimte, perceel).

In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Veendam een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Artikel 2 Voorkeursvolgorde

  • 1. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1.

      de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

      • 1.1.1.

        de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

      • 1.1.2.

        de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • 1.2.

      de eigenaar of de appartementsgerechtigde.

  • 2. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 2.1.

      indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Veendam wonen of gevestigd zijn:

      • 2.1.1.

        de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

      • 2.1.2.

        degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

      • 2.1.3.

        degene die het langst staat ingeschreven op het betreffende adres;

      • 2.1.4.

        degene die de oudste in leeftijd is;

      • 2.1.5.

        degene die de oudste man is;

      • 2.1.6.

        degene die de oudste vrouw is.

    • 2.2.

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Veendam wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.2.1.

        de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

      • 2.2.2.

        degene die als gebruiker bekend is.

    • 2.3.

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.3.1.

        de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

      • 2.3.2.

        degene die als gebruiker bekend is.

  • 3. Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen en de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 3.1.

      degene die volgens het kadaster het object in eigendom heeft;

    • 3.2.

      degene die als gebruiker van het object bekend is.

  • 4. Met betrekking tot de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 4.1.

      degene die het object in gebruik heeft;

    • 4.2.

      degene die het langst op het adres staat ingeschreven;

    • 4.3.

      degene die de oudste in leeftijd is;

    • 4.4.

      degene die de oudste man is;

    • 4.5.

      degene die de oudste vrouw is.

  • 5. Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • 5.1.

      ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

    • 5.2.

      ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;

    • 5.3.

      ingevolge onderdeel 4 kan worden aangewezen;

  • 6. De onderdelen 1 tot en met 5 vinden geen toepassing indien:

    • 6.1.

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtige is;

    • 6.2.

      bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 7. Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 8. Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

  • 9. Wijzigingen kunnen – indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 10. Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De beleidsregels “aanwijzing belastingplichtige” van 2 maart 1995 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 4 Citeertitel

1.Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2015.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam,
De burgemeester De secretaris
S.Swierstra A. Castelein