Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen Veendam 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen Veendam 2015

De raad van de gemeente Veendam;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2014;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktewerkloze werknemers en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

BESLUIT:

de ‘Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen Veendam 2015’ vast te stellen.

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam.

    • raad: de gemeenteraad van de gemeente Veendam.

    • wet: de Pw, de Ioaw en de Ioaz.

    • uitkering: algemene bijstand op grond van de Pw, alsmede een uitkering op grond van de Ioaw en de Ioaz.

    • re-integratievoorziening: voorzieningen bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de Pw en artikel 34, eerste lid onder a van de Ioaw en de Ioaz en zoals beschreven in de Re-integratieverordening Veendam 2015.

Artikel 2. Fraudepreventie

Het college voert bij de uitvoering van de wet een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is het informeren van de belanghebbenden over de rechten en plichten die ingevolge de wet of een op de wet gebaseerde verordening aan het ontvangen van een uitkering of re-integratievoorziening zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel 3. Beleid

  • 1. Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt het college beleidsregels vast, met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. De in het eerste lid genoemde beleidsregels omvatten in elk geval:

    • de visie op handhaving en handhavingsdoelen;

    • de voorlichting en informatievoorziening aan belanghebbenden;

    • de verschillende soorten onderzoeken;

    • de samenwerking op het gebied van handhaving met ketenpartners.

Artikel 4.  Controle

  • 1. Het college doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering en kandaarbij gebruikmaken van mutatie-en statusformulieren, huisbezoeken, heimelijke waarnemingen, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen, alsmede van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast de overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op uitkering.

  • 2. Bij beëindiging van de uitkering doet het college onderzoek naar de reden van de beëindiging en neemt het op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 3. De onderzoeken als bedoeld in het eerste en tweede lid kunnen ook uitgevoerd worden met betrekking tot het gebruik van een re-integratievoorziening en de bijzondere bijstand.

Artikel 5. Bestuurlijke boete

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, legt het college een bestuurlijke boete op als bedoeld in artikel 18a van de Pw.

Artikel 6. Inzenden onderzoeksbevindingen naar het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 6 leidt tot benadeling van de gemeente, worden de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek naar het Arrondissementsparket gezonden conform de vigerende Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude van het Openbaar Ministerie, onverminderd de mogelijkheid de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen Veendam 2015.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 24 november 2014.

de voorzitter, S.B. Swierstra

de griffier, R. Brekveld

ALGEMENE TOELICHTING

De gemeenteraad is verplicht is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Participatiewet. Voor het onderbrengen van de regels voor de Participatiewet, de Ioaw en de Ioaz in één verordening pleit het argument dat daarmee de overzichtelijkheid van de gemeentelijke regelgeving wordt bevorderd. Bovendien worden daarmee de regels voor de verschillende wetten nauwgezet op elkaar afgestemd (geharmoniseerd).

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Pw, Ioaw, Ioaz, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd.

Artikel 2. Fraudepreventie

Dit artikel verplicht het college tot het voeren van een actief fraudepreventiebeleid. Minimaal moet aandacht worden geschonken aan het informeren van de belanghebbenden over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een uitkering of re-integratievoorziening zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel 3. Beleid

Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt het college beleidsregels vast met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Het is het genoemde plan omvat in elk geval:

• de visie op handhaving en handhavingsdoelen;

• de voorlichting en informatievoorziening aan belanghebbenden;

• de verschillende soorten onderzoeken;

• de samenwerking op het gebied van handhaving met ketenpartners;

Artikel 4. Controle

Dit artikel verplicht het college om de rechtmatigheid van de uitkering of de re-integratievoorziening en de bijzondere bijstand te onderzoeken, en op welke wijze.

Artikel 5. Bestuurlijke boete

Dit artikel verwijst naar artikel 18a van de Participatiewet.

Artikel 6. Inzenden onderzoeksbevindingen naar het Openbaar Ministerie

Dit artikel bepaalt dat de Aanwijziging Sociale Zekerheidsfraude, zoals opgesteld door het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie (OM), moet worden nagevolgd. De Aanwijzing bepaalt onder meer dat sociale zekerheidsfraude door een uitkeringsgerechtigde tot een nadeel van € 50.000 door het college wordt bestraft (op grond van artikel 18a van de Participatiewet). Pas bij een hoger nadeel (of wanneer de fraudeur geen uitkering meer ontvangt) moet aangifte worden gedaan bij het OM, waarna de zaak strafrechtelijk zal worden afgedaan. In dat geval wordt geen bestuurlijke boete opgelegd, tenzij het OM de zaak seponeert.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 8. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.