Regeling vervallen per 28-12-2017

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Veendam 2016

Geldend van 04-01-2017 t/m 27-12-2017

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Veendam 2016

De raad van de gemeente Veendam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 2016

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

B e s l u i t :

vast te stellen de

”Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Veendam 2016”

luidende als volgt:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats(en): de begraafplaatsen “Buitenwoelhof” “, “Dalweg 36” en “Centrum;

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een lijk wordt begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d.

    asbus of aszak : een voorwerp ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • h.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    algemeen urnengraf: (gereserveerd);

  • j.

    urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • l.

    verstrooiingsplaats: een plaats die bestemd is om as te verstrooien;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • n.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • o.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf of een particulier urnengraf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • p.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, een algemeen urnengraf, of een urnennis is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf, urnennis en gedenkplaats.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaats(en) is (zijn) voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie

(gereserveerd)

Artikel 9. Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as op de gemeentelijke begraafplaatsen is: op werkdagen van 09:00 uur tot 15:00 uur; op zaterdag van 09:00 uur tot 12:00 uur; voor de Joodse begraafplaats geldt het volgende, op werkdagen van 09:00 uur tot 15:00 uur; op zaterdag en zondag van 09:00 uur tot 12:00 uur;

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      algemene graven;

    • b.

      particuliere graven;

    • c.

      particuliere kindergraven;

    • d.

      particuliere urnengraven;

    • e.

      urnennissen;

    • f.

      particuliere familiegraven

    • g.

      op de begraafplaats Buitenwoelhof bestaat bovendien de mogelijkheid tot het doen verstrooien van as.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte

  • 1. Behoudens familiegraven worden particuliere graven slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving (inhoudende het reserveren van een particulier graf), indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 13a. Reserveren graven

  • 1. Het toewijzen van een particulier graf anders dan voor directe begraving, inhoudende het reserveren van een graf, als bedoeld in artikel 13, lid 2, zal in volgorde van ligging plaatsvinden.

  • 2. Indien een rechthebbende een graf wil reserveren, dient deze daartoe schriftelijk een verzoek in bij het college.

  • 3. Het college reserveert op het verzoek tot het reserveren van een graf, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, het eeuwigdurend recht op een particulier graf.

  • 4. Indien een rechthebbende op een particulier graf als bedoeld in artikel 16, daarin een grafkelder wenst aan te brengen, zal deze zo spoedig mogelijk na de reservering geplaatst dienen te worden. Het doen aanbrengen van een grafkelder ten tijde van begraven of bijzetten is niet mogelijk.

  • 5. In afwijking van het eerste lid van dit artikel, kan het reserveren van een graf, als bedoeld in artikel 13, lid 2, buiten volgorde van ligging alleen plaatsvinden op veld 7 van de begraafplaats ’Buitenwoelhof’.

  • 6. De uitgifte als bedoeld in lid 5 van dit artikel geschiedt met een minimum van 4 m2.

Artikel 14. Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15. Termijnen particuliere (urnen) graven en urnennissen

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig, veertig jaar of eeuwigdurend het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, vijftien of twintig jaar, het recht op een urnennis. De termijn begint te lopen op de datum waarop de urnennis is uitgegeven.

  • 4. Het in het derde lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd met een termijn van vijf jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 5. Het college kan, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen verzoek, het recht op een particulier graf dat voor een bepaalde termijn is verleend als bedoelt in lid 1 van dit artikel, omzetten in een eeuwigdurend recht.

Artikel 16. Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen twaalf maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van twaalf maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding of restitutie kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 19. Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 20. Onderhoud door de gemeente

  • 1. Het bestuursorgaan voorziet in het schoonhouden van de begraafplaats en in de zorg voor de winterharde beplanting anders dan de beplantingen op de particulier- of algemeen (urnen)graf.

  • 2. Het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken geschiedt door of namens de rechthebbende of de gebruiker.

Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 22. Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf, welke in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke overblijfselen te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met stoffelijke overblijfselen worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke overblijfselen worden begraven en de as wordt verstrooid op één van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7. GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP

Artikel 25. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.

  • 2. Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om een dergelijke kennisgeving heeft verzocht.

HOOFDSTUK 8. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 26. Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 9. INRICHTING REGISTER

Artikel 27. Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor de begraafplaatsadministratie en de administratie wordt bijgehouden door een door het college aangewezen beheerder.

  • 2. Het beheer van de begraafplaatsen wordt bijgehouden door een door het college aangewezen beheerder die hiervan ook een administratie zal bijhouden.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 28. Intrekking oude regeling

De verordening voor het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Veendam, vastgesteld op 27 februari 2006, nummer 177 / SB, wordt ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de verordening voor het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Veendam vastgesteld op 27 februari 2006, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening voor het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Veendam vastgesteld op 27 februari 2006 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30. Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 en 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikelen 3 en 4 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van uitgifte van de Veendammer waarin zij is geplaatst.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Veendam 2016”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 12 december 2016

De voorzitter, De griffier,

S.B. Swierstra A.A. Swart

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

“Beheersverordening Gemeentelijke Begraafplaatsen gemeente Veendam 2016”

Artikel 1.

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

b en c. Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Dezeconstructies kunnen ook

bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.

Wanneer één of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een

grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.

d.Als verruiming van het VNG model, is binnen Veendam de mogelijkheid opgenomen om

as van een overledene in een aszak te bergen.

e.Binnen Veendam bestaat de mogelijkheid om as van een overledene te bergen in een

waterurn. Het as wordt daarmee in de urn geborgen.

f.Een particulier graf werd in het oude model aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het

algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. Het nieuwe

model volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

g.In het oude model was bij de definitie van algemene graven en algemene urnengraven

opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van

lijken en het doen bijzetten van asbussen. De passage ‘aan eenieder’ is overbodig en

daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het

aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt

begraven.

i.Binnen Veendam is het niet mogelijk om een algemeen urnengraf te houden, derhalve is

dit subartikel gereserveerd.

o.en p. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

Artikel 2.

Voor een particulier graf, particulier urnengraf, urnennis en gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde

rechten en plichten.

Artikel 3.

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te

sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 4.

Het model bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het

belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De

politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces

verbaal opmaken.

Artikel 5.

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de

mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid

samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag

na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben

van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de

burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde

APV-bepalingen, zoals artikel 2.1 van de model-APV.

Artikel 6.

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van één of meer graven

alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Artikel 7.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt

gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan

wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om

redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats

nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen

eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht.

Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de

handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware

lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter

stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van

het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 8.

Het gebruik van gebouwen en muziekinstallatie is binnen Veendam niet van toepassing. Dit is

artikel is derhalve “gereserveerd”.

Artikel 9.

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer

een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12).

Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te

worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer

dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het

hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. Sommige gemeenten slaan één

stap over: de ambtenaar van de burgerlijke stand is tevens de beheerder van de begraafplaats.

Een digitalisering van de genoemde processen en voorgeschreven formulieren zal aanzienlijk

bijdragen aan de reductie van administratieve lasten. Volgens de memorie van antwoord aan de

Eerste Kamer, ontvangen op 15 mei 2009 bij de behandeling van de Wijziging van de Wet op de

lijkbezorging, werkt de minister van Justitie aan een wetsvoorstel elektronische burgerlijke stand

dat hierin voorziet.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het

particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit

geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste

begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere

graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn

plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan

plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan

een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan

de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

De beheersverordening begraafplaatsen Veendam geeft aan dat het recht op een graf zodanig

dient te worden verlengd, dat het recht pas afloopt nadat de wettelijke grafrusttermijn is verlopen.

In Veendam kan een rechthebbende maximaal twee jaar voor het verstrijken van de graftermijn

worden aangeschreven voor het verlengen van de rechten. Dit in verband met artikel 28 uit de Wet

op Lijkbezorging. Wanneer de rechthebbende afstand doet van een graf binnen de termijn van de

wettelijk verplichte grafrust, zal de gemeente Veendam de regels omtrent de wettelijk verplichte

grafrusttermijn naleven. Wel is zij bevoegd om een eventueel monument te verwijderen.

Artikel 10.

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag

gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en

feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag

wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het

Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op

zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast

zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op

een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is

het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een

lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen deze toestemming om

godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 11.

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen

op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of

als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is

vervoerd.

Artikel 12.

Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten

hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.

Artikel 13.

In het eerste lid is opgenomen dat particuliere graven alleen voor directe begraving worden

uitgegeven en tevens in volgorde van ligging.

Het tweede lid luidt volgens het VNG model als volgt:

“Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de

volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is”

Binnen Veendam is gekozen om de passage “en buiten de volgorde van uitgifte”, niet op te nemen

en daarmee af te wijken van het VNG model. In artikel 13a wordt de mogelijk om ‘buiten volgorde

van uitgifte’ opgenomen ten aanzien van veld 7.

Het tweede lid in de Veendammer situatie houdt derhalve in dat een particulier graf anders dan

voor directe begraving, dat wil zeggen de mogelijkheid tot het reserveren van een particulier graf,

kan worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan

worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Artikel 13a.

Dit artikel is niet conform het VNG model, maar specifiek voor de Veendammer situatie

opgenomen.

In het eerste lid is mogelijkheid tot het reserveren van particuliere graven opgenomen. Echter, een

reservering is alleen mogelijk op begraafplaats “Buitenwoelhof” en in volgorde van ligging.

In het vierde lid is bepaald dat indien een rechthebbende een grafkelder wenst, deze binnen 4

weken na de reservering geplaatst dient te worden. De reden daartoe is dat ten tijde van begraving

of bijzetten om technische redenen het niet meer mogelijk is een grafkelder te plaatsen. Hierbij kan

gedacht worden dat de plaats niet meer (goed) toegankelijk is voor machines of ander materiaal.

Het doen aanbrengen van een grafkelder ten tijde van begraven of bijzetten is om die reden niet

meer mogelijk.

Het vijfde lid sluit aan bij artikel 13, lid 2 VNG model (zie de toelicht bij artikel 13), waarin de

mogelijkheid wordt geboden om buiten volgorde van ligging te reserveren op veld 7 van de

begraafplaats “Buitenwoelhof”. Dit geldt zowel voor particuliere- als voor familiegraven.

Artikel 14.

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de

grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de

begraafplaats.

Artikel 15.

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten

minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de

begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan

twintig jaar. Daarom is in het model voor de uitgiftetermijn de mogelijkheid gegeven te kiezen voor

een periode gelegen tussen tien en dertig jaar, en wel in een veelvoud van 5. Voor de verlenging is

de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode gelegen tussen vijf en twintig jaar, in een

veelvoud van vijf.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te

lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste

lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de

lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin

van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de

rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel

diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder

van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of

redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de

vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het

juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats

wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens

ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet

binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te

worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de

periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 23.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven

bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten

aanzien van die graven zullen worden genomen.

Binnen Veendam is gekozen om de termijnen van 20, 40 en eeuwigdurend jaar aan te houden.

Daarmee worden de termijnen zoals deze in de oude verordening waren opgenomen,

gehandhaafd.

In het vijfde lid is de mogelijkheid opgenomen dat het college op een daartoe bij hen schriftelijk in

te dienen verzoek, het recht op een particulier graf dat voor een bepaalde termijn is verleend als

bedoelt in lid 1 van dit artikel, kan omzetten in eeuwigdurend recht. Het omzetten geschiedt tegen

het op moment van aanvraag geldend tarief zoals bepaald in de dan geldende Verordening

Lijkbezorgingsrechten gemeente Veendam.

Artikel 16.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17.

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt

aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In

juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de

openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de

standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als

'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet

verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een

ander.

In het vorige model was bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op

naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van

een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige

redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat

deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt.

Daarom is deze regel geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven

op naam van een rechtspersoon.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt

aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op

zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld

op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn

aan te houden.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af

te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet

dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na

een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen.

Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van

de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

Artikel 18.

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan

doen.

Artikel 19.

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen

chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere

uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden

legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid;

het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en

materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere

regels van het college.

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven,

en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen.

De mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing van de vastgestelde nadere regels voor de

grafbedekking, zoals was opgenomen in art. 19 van het oude model, is overbodig. De bevoegdheid

van het college om te beslissen op een vergunningsaanvraag die niet met de nadere regels

strookt, is immers discretionair.

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand

begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij

het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

Artikel 20.

In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente

worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de

begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende de

gedenktekens eenmaal per jaar te reinigen. Op de graven kunnen winterharde beplantingen

worden aangebracht, zoals vaste planten. De zorg voor deze blijvende beplantingen kan omvatten

het snoeien, het verwijderen van onkruid en het aanbrengen van nieuwe planten. Het verdient

aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren

mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of

bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.

Artikel 21.

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene

graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is

sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een

algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term

‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in

verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt,

volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake

zolang het graf niet geruimd mag worden.

Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor

algemene graven. Hier wordt nogmaals gesteld dat het beleid dat burgemeester en wethouders

ten aanzien van het onderhoud voeren duidelijk dient te worden bekend gemaakt. De aard en de

afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze

graven met het recht om deze termijn steeds te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen

zeker niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de

begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van

herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het

vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering

en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening

gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene

toelichting, hoofdstuk 3.1.

Artikel 22.

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige

planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de

rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter

veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde

planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid

ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het

hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de

begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld

mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 23.

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste

een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit

feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig

de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college

opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te

ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan

de gemeente vervalt.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens

artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de

termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten

hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende

bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de

mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie

ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24 eerste lid.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op

te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm

in een onopvallende kleur.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft

verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is

aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model), of omdat het onderhoud van het graf is

verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens

het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het

graf gedurende minstens een jaar.

In het vorige model was voor de recht- of belanghebbende de mogelijkheid opgenomen een

aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking

te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid in het

nieuwe model niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende

zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 24.

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen

geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter

vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet

tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model). Ook kan het

recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op

de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de

rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn

begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische

betekenis is (zie artikel 26).

Volgens het vijfde lid van artikel 24 kan de rechthebbende vragen om de stoffelijke overblijfselen te

doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde

begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid

gegeven om de stoffelijke overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde

schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de stoffelijke overblijfselen worden

onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere

overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Het vierde lid van artikel 24 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de

stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is

in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in het model gekozen voor een zorgplicht van de gemeente, als

beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de

stoffelijke overblijfselen welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde

respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat

bezoekers van de begraafplaats niet met de stoffelijke overblijfselen worden geconfronteerd. Hoe

dit in de praktijk ingevuld kan worden wordt uitgewerkt in een handreiking, welke in samenspraak

met de branche wordt opgesteld.

Artikel 25.

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats

valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente.

Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van toepassing. Het

college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van het

kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de

grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 20).

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele

onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het

overige gedeelte van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen

als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer

graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende of de

gebruiker verplicht is volgens artikel 21 van dit model. Soms waakt een kerkgenootschap over de

graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om steeds als zich de noodzaak van

onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek

moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan beraden hoe te handelen.

Artikel 26.

Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een

graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege

het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn

geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als

voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen

van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al

daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende

overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat

zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het

gedenkteken verdient het aanbeveling een deskundige te raadplegen.

Artikel 27.

Het register van de bezorgde as is niet opgenomen in het model, aangezien artikel 10 van het

Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register

geeft.

In de modelverordening is bepaald dat de begraafplaatsadministratie wordt bijgehouden door de

gegevensbeheerder onder verantwoordelijkheid van de concernmanager eenheid Dienstverlening.

Het beheer van de begraafplaatsen valt onder verantwoordelijkheid van de concernmanager

eenheid Fysiek die hiervan hun administratie zal bijhouden.

Artikel 28.

In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook

niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening

in werking treedt.

Artikel 29.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 30.

De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding

waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle

overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie

artikel 139 van de Gemeentewet).

Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement

waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Artikel 31.

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste

dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikel 32.

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de

voorgaande regeling.