Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-10-2004 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

nummer: 671/SML

De raad van de gemeente Veendam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juli 2004,

inzake de reïntegratieverordening,

gelet op het bepaalde in artikel 8 eerste lid sub a van de Wet werk en bijstand,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

luidende als volgt:

Artikel 1 Begrippen

    • a.

      Wwb: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Wsw: Wet sociale werkvoorziening;

    • e.

      Wet Rea: Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten;

    • f.

      ANWB: Algemene nabestaandenwet;

  • g. Win: wet inburgering nieuwkomers;

  • h. voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb en beschreven in deze

    verordening;

  • i. uitkeringsgerechtigde: persoon jonger dan 65 jaar die bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan ontvangt; dan wel een uitkering ontvangt op grond van de Ioaz of

    de Ioaz;

  • j. niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon bedoeld in artikel 6 onder a. van de Wwb;

    • k.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid;

    • l.

      duurzame arbeid: algemeen geaccepteerde arbeid die over een periode van tenminste zes maanden wordt verricht en geen gesubsidieerde arbeid is;

  • m. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    • Tot de doelgroep van deze verordening behoren de personen wonende in de gemeente Veendam, jonger dan 65 jaar:

      • a.

        bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb, of

      • b.

        die een uitkering ontvangen op grond van de Ioaw of de Ioaz, of

      • c.

        bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb en behorend tot de doelgroep voor uitvoering van de Win.

    • 2.

      Niet tot de doelgroep behoort:

      • a.

        de persoon die geen uitkeringsgerechtigde is en onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en

      • b.

        de persoon die een kind is als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene Kinderbijslagwet, en

  • c. de persoon bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a Wwb, die niet als werkloos werkzoekende geregistreerd staat bij de Centrale Organisatie Werk en Inkomen.

Artikel 3 Taak gemeente

    • 1.

      Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan personen behorende tot de doelgroep in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg naar arbeid. Het college stelt vast welke voorziening voor personen uit de doelgroep het meest geschikt is om het beoogde doel te behalen.

    • 2.

      Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht, stelt het college jaarlijks beleidsregels vast waarin op basis van het beschikbare budget wordt aangegeven op welke wijze het komende jaar wordt voorzien in de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en welke voorzieningen in welke mate in het kader van arbeidsinschakeling zullen worden ingezet voor de doelgroepen van de Wwb.

  • 2. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

  • 3. De voorzieningen die de gemeente in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor een persoon uit de doelgroep inzet, worden vastgelegd in een beschikking.

Artikel 4 Rechten en plichten deelnemer

  • 1. De persoon uit de doelgroep is verplicht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en

    deze te aanvaarden.

    • 2.

      De persoon uit de doelgroep kan aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het realiseren van de, naar het oordeel van het college, kortste weg naar duurzame arbeid. Het college bepaalt hoe deze aanspraak wordt ingevuld.

    • 3.

      Een persoon uit de doelgroep aan wie een voorziening zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening wordt aangeboden, is verplicht gebruik te maken van deze voorziening.

    • 4.

      Een persoon uit de doelgroep aan wie een medische keuring op basis van de Wet Rea of de Wsw wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

    • 5.

      Onverminderd andere verplichtingen, voortvloeiend uit wet- of regelgeving, geldt voor een persoon diedeelneemt aan of deelgenomen heeft aan een voorziening de verplichting:

    a.alle inlichtingen te verstrekken aan het college over de passendheid en de voortgang van de voorziening en wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting van een voorziening, daaronder in ieder geval begrepen wijzigingen in woonplaats, wijzigingen met betrekking tot gezondheidssituatie

    of arbeidshandicaps en wijzigingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden of neveninkomsten;

    b.zijn medewerking te verlenen aan onderzoeken over de inhoud, passendheid, voortgang en uitvoering

    van de voorziening;

    • c.

      naar vermogen uitvoering te geven dan wel mee te werken aan de onderdelen van de voorziening;

    • d.

      na te laten alles dat de realisatie van het doel van de voorziening belemmert.

      • 6.

        Als een persoon zijn verplichtingen krachtens het derde lid of het vijfde lid niet nakomt, kan het college beslissen dat zijn aanspraak op iedere voorziening vervalt.

  • 7. De rechten en plichten van de deelnemer worden vastgelegd in een door het college vastgestelde trajectovereenkomst, die door de deelnemer en een vertegenwoordiger namens het college (of een door het college aangewezen derde) wordt ondertekend.

Artikel 5 Niet-uitkeringsgerechtigden en ANW-ers

  • 1. Niet-uitkeringsgerechtigden van 23 jaar en ouder, niet-uitkeringsgerechtigden jonger dan 23 jaar en behorend tot de doelgroep niet leerplichtige vroegtijdige schoolverlaters en mensen met een uitkering op grond van de Anw van 23 jaar en ouder kunnen aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van het realiseren van de, naar het oordeel van het college, kortste weg naar arbeid

  • 2. Het college stelt in beleidsvoorstellen de aanspraken en de voorzieningen vast, die beschikbaar zijn voor personen behorende tot de groepen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsplicht

  • 1. 1.Het college kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de Wwb, onderscheidenlijk artikel 37a van de Ioaw en de Ioaz bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 4 eerste lid en artikel 4 derde lid van deze verordening genoemde verplichtingen, op basis van in beleidsvoorstellen vast te leggen criteria, onder meer:

  • a. indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor alleenstaande ouders;

    • b.

      indien belanghebbende om psychische dan wel medische redenen niet in staat is om te werken.

      • 2.

        Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts voor een door het college vast te stellen periode verleend.

      • 3.

        Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Artikel 7 Voorzieningen

  • 1. 1.Het college kan een persoon behorende tot de doelgroep (laten) begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. In

    beleidsvoorstellen geeft het college verdere uitwerking aan de aard van de voorzieningen. Bij deze uitwerking worden in elk geval de doelgroep, de duur van de voorziening, het doel van de voorziening en de verplichtingen van de deelnemer betrokken.

  • 2. De voorzieningen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

    • a.

      kortdurende ondersteuning bij arbeidsinschakeling;

    • b.

      langdurige ondersteuning bij arbeidsinschakeling;

    • c.

      gesubsidieerde arbeid;

    • d.

      sociale activering.

    • 3

      Het college kan ter uitvoering van dit artikel gebruik maken van door derden uitgevoerde detacheringsbanen. Met de persoon behorende tot de doelgroep wordt een arbeidsovereenkomst aangegaan als bedoeld in artikel 610, eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

    • 4.

      Het college kan ter uitvoering van dit artikel gebruik maken van een loonkostensubsidie aan de werkgever, die een persoon behorend tot de doelgroep in dienst neemt op basis van de CAO die ook voor de reguliere werknemers van toepassing is.

    • 5.

      In geval van de financiering van de detacheringsbanen en de verstrekking van de loonkostensubsidie is de beleidsaanbeveling “Loonkostensubsidie en Europese regelgeving”, zoals vermeld in de verzamelbrief van april 2004 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van toepassing.

    • 6.

      Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van arbeidsinschakeling van personen uit de doelgroep onder andere door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke participatie en/of het bevorderen van sociale – en zelfredzaamheid.

  • 7. Scholing kan onderdeel uitmaken van de voorzieningen in tweede lid. Daarnaast kan het college ook scholing als zelfstandige voorziening aanbieden.

  • 8. Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en reïntegratiebedrijven.

Artikel 8 Wiw en Id

    • 1.

      Het college draagt zorg voor de uitvoering van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 4 van de Wiw, zoals dit luidde op 31-12-2003, en stimuleert de uitstroom.

    • 2.

      Het college draagt zorg voor de subsidiëring van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit besluit luidde op 31-12-2003, en voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5 eerste lid van de Wiw, zoals dit luidde op 31-12-2003, en stimuleert de uitstroom. De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld.

  • 3. De dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten genoemd in eerste en tweede lid zijn, vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wwb, voorzieningen in de zin van de Wwb. Het college kan nadere voorwaarden stellen aan de subsidieverstrekking.

Artikel 9 Afweging

  • 1. Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welk persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen. Daarbij houdt het college rekening met de zorgtaken van alleenstaande ouders voor hun kinderen. Hiernaast speelt de situatie op de arbeidsmarkt een rol.

  • 2. De alleenstaande ouder kan pas deelnemen aan een voorziening zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening indien een kinderopvangvoorziening beschikbaar is.

Artikel 10 Handhaving

  • 1. Als een persoon die deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet nakomt of niet is nagekomen, kan het college de door hem in het kader van die voorziening ten behoeve van deze persoon gemaakte kosten terugvorderen.

    • 2.

      Als de persoon die deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet is nagekomen of niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Wwb.

    • 3.

      Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of de Ioaz, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz.

Artikel 11 Beëindiging

  • 1.

    Het college kan de voorziening beëindigen:

    • a.

      als een persoon die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening, dan wel zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 van de Wwb, niet nakomt;

    • b.

      als een persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer tot de doelgroep bedoeld in artikel 2 van deze verordening behoort;

    • c.

      indien het college een andere voorziening aanbiedt;

    • d.

      als een persoon die deelneemt aan een voorziening neveninkomsten heeft, die naar oordeel van het college betekenen dat hij in staat is zonder deze voorziening een plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt, die minimaal een periode van een half jaar beslaat.

  • 2.

    Beëindiging van de voorziening kan tevens inhouden: het opzeggen van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 8 eerste lid van deze verordening of het beëindigen van de subsidie, bedoeld in artikel 8 tweede lid van deze verordening.

  • 3.

    Wanneer een voorziening beëindigd is en niet het beoogde doel heeft gehad, kan het college besluiten geen nieuwe voorziening aan te bieden aan betrokkene.

Artikel 12 Premies en onkostenvergoeding

  • 1.

    Het college kan premies verlenen die tot doel hebben de arbeidsinschakeling te bevorderen.

  • 2.

    Het college stelt ten aanzien van de verstrekking van premies nadere regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de activiteiten waarvoor premie kan worden verstrekt en wie daarvoor in aanmerking komt;

    • b.

      het bedrag van de premie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      de aanvraag van een premie en de besluitvorming daarover;

    • d.

      de voorwaarden waaronder een premie wordt verstrekt;

    • e.

      de weigeringsgronden voor een premie;

    • f.

      de verplichtingen voor de premie-ontvanger;

    • g.

      de vaststelling van de premie;

    • h.

      andere mogelijke uitvoeringsaspecten van deze premies.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de verstrekking van onkostenvergoedingen in verband met de deelname aan een voorziening.

Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

  • 1. Voor voorzieningen die voor 1-1-2004 zijn aangevangen en waaraan een besluit als bedoeld in artikel 70 van de Algemene bijstandswet, zoals die luidde op 31-12-2003, ten grondslag ligt, blijft de huidige premie- en vrijlatingsverordening van toepassing tot 1-1-2005, ook als op of na 1-1-2004 de voorziening ongewijzigd wordt voortgezet en daarover een nieuw besluit op basis van deze verordening is genomen. In dat geval bestaat geen recht op een premie bedoeld in artikel 12 van deze verordening.

  • 2. Indien ten aanzien van een persoon die ondersteund wordt met een voorziening die is aangevangen voor 1-1-2004, op of na 1-1-2005 geen besluit is genomen over een voorziening zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening en de voorziening van voor 1-1-2004 ongewijzigd is voortgezet, kan artikel 12 van deze verordening wel worden toegepast over de periode vanaf 1-1-2005.

Artikel 15 Evaluatie

Het college zendt binnen zes maanden na afloop van elk kalenderjaar een verslag over de wijze waarop deze verordening is toegepast aan de gemeenteraad. Als eerste kalenderjaar geldt 2005.

Artikel 16 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als Reïntegratieverordening Wwb.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 september 2004.
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,

Artikelsgewijze toelichting

De artikelen 3 en 4 leggen de verplichtingen van college en belanghebbende vast. Belangrijk is dat de gemeente Veendam ervoor kiest om het uitgangspunt van de wet dat een persoon uit de doelgroep aanspraak kan maken op een voorziening, nadrukkelijk te vertalen als recht op ondersteuning bij toeleiding naar werk. Dat laat onverlet dat het in alle gevallen de gemeente is die bepaalt welke vorm deze ondersteuning krijgt. De gemeente wil dat instrument inzetten wat ervoor zorgt dat de betreffende persoon zo snel mogelijk aan het werk is.

In de artikelen 6 en 9 beschrijft de gemeente op welke wijze zij invulling geeft aan individueel maatwerk. Dat gebeurt door individueel maatwerk te leveren of uiteindelijk door mensen voor wie betaald werk vooralsnog geen optie is, tijdelijk te kunnen ontheffen van de plicht tot arbeidsinschakeling.

In artikel 7 staat beschreven dat de gemeente jaarlijks nadere voorstellen ontwikkelt voor de invulling van het reïntegratiebeleid.

Omdat de Wiw en Id-regelgeving per 1 januari 2004 is vervallen, is het noodzakelijk de huidige afspraken met Wiw-ers, inleners en Id-werkgevers te herzien. Dat wordt geregeld in artikel 8 van de verordening.

In de reïntegratieverordening zijn tenslotte aparte bepalingen opgenomen over handhaving en premiebeleid. Met de Handhavingsverordening Wwb is onder andere de terugvordering van teveel of onterecht betaalde bijstandsinkomsten geregeld.

Op basis van artikel 10 van de reïntegratieverordening is het ook mogelijk om van leden van de doelgroep kosten gemaakt voor reïntegratie terug te vorderen. Het premiebeleid zal op korte termijn door het college middels beleidsregels nader worden uitgewerkt.

Algemene toelichting

In de Wwb is de verplichting tot het opstellen van een gemeentelijke reïntegratieverordening geformuleerd. In deze verordening legt de gemeente de rechten en plichten van klanten vast. Met de komst van de Wwb verdwijnt de landelijke wet- en regelgeving over reïntegratie zoals vastgelegd in de Wiw en het besluit Id. Voor de uitvoering van reïntegratiebeleid krijgt de gemeente een ongedifferentieerd budget als onderdeel van het Fwi. De gemeenteraad heeft hiermee de mogelijkheid een eigen, lokale, invulling te geven aan reïntegratiebeleid.

Onderhavige verordening is een vertaling van het tot nu toe geformuleerde reïntegratiebeleid. Er is voor gekozen geen uitgebreide invulling te geven aan het in te zetten instrumentarium voor toeleiding naar werk. Verwezen wordt naar (jaarlijkse) beleidsvoorstellen aan het college hieromtrent. Dat biedt de gemeente de mogelijkheid om gedurende 2004 concrete instrumenten te ontwikkelen.