Regeling vervallen per 01-09-2016

Verordening op de heffing en invordering van staangeld woonwagens 2005

Geldend van 30-09-2004 t/m 31-08-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van staangeld woonwagens 2005

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 juli 2004, nummer 2004.064736;

 

gelet op:

artikel 156, tweede lid, onderdeel f en artikel 229, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Gemeentewet;

 

Besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van staangeld woonwagens 2005.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb.1991, 439);

  • b.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet;

  • c.

    huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "staangeld" wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4 Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het tarief, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het heffingstijdvak loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbegrip van de maand van dagtekening van het aanslagbiljet, nog maanden in het belastingtijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval van dagtekening van het aanslagbiljet na het einde van het belastingtijdvak dat de aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van het staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van staangeld.

Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. De Verordening staangeld 2000 van 25 november 1999 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2005.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de 'Verordening staangeld woonwagens 2005'.

    Gedaan ter openbare vergadering van 23 september 2004

    de heer mr. W.E.J.M. van Wel - plv. raadsgriffier

    de heer mr. T. Elzenga - voorzitter

Bijlage

Naam centrum

standplaats-

nummer

bouwjaar c.q. jaar van verbetering

Met berging

Ja/nee

met sanitair

ja/nee

staangeld per jaar

De Sterrenschans

1 tot en met 15

1985

Ja

Ja

€ 1.344,48

Veenendaal-West

1 tot en met 15

1992

Ja

ja

€ 1.344,48

Behorende bij raadsbesluit van 23 september 2004, no. 2004.064736;

de heer mr. W.E.J.M. van Wel - plv. raadsgriffier

de heer mr. T. Elzenga - voorzitter