Regeling vervallen per 01-09-2016

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2012

Geldend van 16-12-2011 t/m 31-08-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2012

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2011, nummer 2011.00065-5;

 

gelet op:

artikel 228 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2012 (verordening precariobelasting 2012);

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a.jaar:

een kalenderjaar;

b.kwartaal:

een kalenderkwartaal;

c.maand:

een kalendermaand;

d.week:

een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

e.dag:

een periode van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur, of een gedeelte daarvan;

f.uur:

een periode van 60 achtereenvolgende minuten;

g.rijwielstalling:

een van gemeentewege ingerichte rijwielbewaarplaats.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • b.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • c.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in het gebruik zijn bij een derde;

  • d.

    van borden, masten en palen en dergelijke voorwerpen, die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;

  • e.

    voorwerpen waarvoor krachtens andere belastingverordeningen betaling aan de gemeente moet geschieden.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven

opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 wordt voor de berekening van de precariobelasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien in de tarieventabel voor het hebben van voorwerpen zowel een jaar-, maand-, week- als dagtarief is opgenomen, is voor de berekening van de precariobelasting het tarief van toepassing dat het meest aansluit bij een ter zake door de gemeente verleende vergunning. In de gevallen waarin geen vergunning is verleend, geldt het tarief voor de kleinste tijdseenheid.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Indien de precariobelasting naar jaartarieven wordt geheven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven door middel van een nota.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De naar jaartarieven geheven precariobelasting als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De tarieven precariobelasting als bedoeld in artikel 7, tweede lid, is verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting moet worden betaald binnen een maand na dagtekening van de toe te zenden nota.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening precariobelasting 2011' van 11 november 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als de 'Verordening precariobelasting 2012'.

    Vastgesteld in de openbare vergadering van 3 november 2011,

    de griffier - de heer E.J. Kruijswijk Jansen

    de voorzitter - de heer mr. T. Elzenga

Bijlage Tarieventabel

Tarieventabel