Regeling vervallen per 31-08-2016

Besluit Re-integratievoorzieningen Najaar 2009

Geldend van 24-12-2009 t/m 30-08-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Besluit Re-integratievoorzieningen Najaar 2009

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

 

overwegende dat

 

  • 1.

    re-integratie van diverse doelgroepen een verantwoordelijkheid is van de gemeente;

  • 2.

    Het Besluit re-inegratievoorzieningen juli 2009, vanwege de invoering van de Wet investeren in jongeren en vanwege op een aantal onderdelen gewenste concretisering, een aantal (redactionele) aanpassingen en aanvullingen behoeft;

 

gelet op

 

de Re-integratieverordening Najaar 2009, alsmede de Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren;

 

besluit:

 

vast te stellen het Besluit Re-integratievoorzieningen Najaar 2009

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a.arbeidsovereenkomst

Een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een arbeidsovereenkomst als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Ambtenarenwet

b.belanghebbende

Een persoon behorende tot de doelgroep zoals omschreven in de Re-integratieverordening Najaar 2009 danwel de Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

c.college

Het college van burgemeester en wethouders

d.Groeibaan

Betaalde arbeid waarbij de belanghebbende kan wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid, met als doel het bieden van een sluitende aanpak in afwachting van een arbeidsovereenkomst binnen de sociale werkvoorziening danwel de belanghebbende sneller of onafhankelijk van ondersteunende instrumenten op regulier werk te plaatsen

e.Leerwerkstage

Onbetaald werk waarbij de belanghebbende – met behoud van uitkering – werkervaring en vaardigheden kan opdoen in een bepaald vakgebied

f.Loonkostensubsidie

Financiële tegemoetkoming aan een werkgever met als doel werkgevers te stimuleren arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos werkzoekenden

g.Loonwaarde

De vast te stellen prestatie ten opzichte van een werknemer die dezelfde functie uitvoert, uitgedrukt in een percentage

h.Participatieplaats

Additioneel werk, met behoud van uitkering en gedurende maximaal 2 jaar, eventueel te verlengen met twee maal een jaar, gericht op de inschakeling op de arbeidsmarkt

i.Premie activering

Financiële tegemoetkoming die als doel heeft de belanghebbende, die geen volledige arbeidsplicht heeft, te stimuleren betaald werk te aanvaarden, te behouden en zo mogelijk uit te breiden

j.Premie Participatieplaats

Financiële tegemoetkoming die als doel heeft de belanghebbende te stimuleren een participatieplaats te aanvaarden, te behouden en zo mogelijk uit te breiden

k.Premie vrijwilligerswerk

Financiële tegemoetkoming die als doel heeft de belanghebbende te stimuleren vrijwilligerswerk te accepteren

l.Proefplaatsing

Onbetaald werk, veelal voorafgaand aan een arbeidsovereenkomst, waarbij de belanghebbende – met behoud van uitkering – kan wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid

m.Regulier werk

Algemeen geaccepteerde arbeid

n.Re-integratieladder

Instrument om de afstand tot de arbeidsmarkt van de belanghebbende mee aan te duiden

o.Sociale werkvoorziening

Voorziening voor personen, die nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn

p.Startkwalificatie

Een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs

q.Uitkeringsgerechtigde

Een persoon die een uitkering ontvangt krachtens de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)

r.Uitstroompremie

Financiële tegemoetkoming voor de belanghebbende die als doel heeft een armoedeval te compenseren en positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid te bevorderen en te belonen

s.Vrijlating van inkomsten

Het niet in mindering brengen van een gedeelte van de door belanghebbende verworven inkomsten uit arbeid, met als doel belanghebbenden te stimuleren om arbeid te accepteren

t.Vrijwilligerswerk

Vrijwillig verricht onbetaald werk, waarbij de belanghebbende – met behoud van uitkering – kan wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid danwel maatschappelijke participatie

u.Werkgeversbonus ‘groeibaan’

Financiële vergoeding die onder bepaalde voorwaarden aan werkgevers wordt verstrekt, indien zij een belanghebbende een Groeibaan aanbieden

v.Werkgeversbonus ‘vast dienstverband’

Financiële vergoeding die onder bepaalde voorwaarden aan werkgevers wordt verstrekt, indien zij een belanghebbende een dienstverband voor onbepaalde tijd aanbieden

w.werkleeraanbod

Een aanbod conform artikel 5 WIJ

x.wet:

Wet werk en bijstand

y.WIJ

Wet investeren jongeren

Hoofdstuk 2 Werk en participatie

Artikel 2 Vrijwilligerswerk

  • 1. Goedkeuring door het college voor vrijwilligerswerk geschiedt aan de hand van een onderzoek waarbij is vastgesteld dat belanghebbende geen perspectief, of op (middel)lange termijn een reëel perspectief, heeft op regulier werk en dat inzet van het instrument wenselijk is.

  • 2. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk of bij een organisatie die ten behoeve van de gemeente re-integratieactiviteiten verricht.

  • 3. Een eventuele kostenvergoeding vrijwilligerswerk door de organisatie wordt buiten beschouwing gelaten zolang deze vergoeding het maximum voor een kostenvergoeding voor vrijwilligerswerk niet overschrijdt.

  • 4. Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie, waarbij op termijn mogelijk arbiedsinschakeling kan worden gerealiseerd.

Artikel 3 Proefplaatsing

  • 1. De proefplaatsing kan worden ingezet wanneer aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat belanghebbende op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

  • 2. De proefplaatsing kan maximaal zes maanden duren.

  • 3. Indien de proefplaatsing wordt ingezet in combinatie met het instrument van gesubsidieerde arbeid, is de duur van de proefplaatsing maximaal drie maanden.

  • 4. Als een proefplaatsing wordt ingezet, is dit een onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 4 Leerwerkstage

  • a. De leerwerkstage kan worden ingezet wanneer aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een leerwerkstage is geïndiceerd.

  • b. De leerwerkstage duurt maximaal zes maanden.

  • c. Het college kan op basis van een individuele beoordeling afwijken van de termijn van zes maanden.

  • d. Als een leerwerkstage wordt ingezet, is dit een onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 5 Groeibaan

  • 1. De groeibaan kan worden ingezet wanneer aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat belanghebbende op korte of middellange termijn een reëel perspectief heft op werk zonder ondersteuning of arbeidsovereenkomst binnen de sociale werkvoorziening en een groeibaan is geïndiceerd.

  • 2. De groeibaan duurt maximaal drie jaar.

  • 3. Het college kan op basis van een individuele beoordeling afwijken van de termijn van drie jaar.

  • 4. Als een groeibaan wordt ingezet, is dit een onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 5. Er wordt naar gestreefd dat de werknemer zijn werkzaamheden doorgaans binnen de gemeente Veenendaal kan verrichten.

  • 6. Werkgevers die een Groeibaan ter beschikking stellen kunnen, onder voorwaarden, in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie en/of werkgeversbonussen.

Artikel 6 Participatieplaatsen

  • 1. Een Participatieplaats kan worden ingezet wanneer aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat een uitkeringsgerechtigde op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een Participatieplaats is geïndiceerd.

  • 2. Een Participatieplaats kan niet worden ingezet als (onderdeel van) een Werkleeraanbod in het kader van de WIJ.

  • 3. Als een Participatieplaats wordt ingezet, is dit onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 4. Een Participatieplaats duurt maximal twee jaar en kan, onder voorwaarden, maximal twee keer verlengd worden met een jaar.

  • 5. De belanghebbende werkt met behoud van uitkering, de werkzaamheden zijn additioneel van aard en gericht op re-integratie.

  • 6. Het college bidet aan de belanghebbende op een Participatieplaats en die niet beschikt over een startkwalificatie na een periode van zes maanden na aanvang van de werkzaamheden een scholing of opleiding aan die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de belanghebbede te boven gaat. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden indien dit naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsprocees van belanghebbende.

  • 7. Negen maanden na aanvang van de Participatieplaats beoordeelt het college of de Paricipatieplaats de kans op inschakeling in het arbeidsproces heft vergroot. Indien dat niet het geval is worden de werkzaamheden twaalf maanden na aanvang van die werkzaamheden beëindigd.

  • 8. Drie maanden voor afloop van de termijn van twee jaar beoordeelt het college of een voortzetting van de Participatieplaats, met het oog op in de persoon gelegen factoren, de kans op inschakelinng in het arbeidsproces aanmerkelijk te verbetert. Indien dat het geval is, kan de termijn van twee jaar verlengd worden met een jaar, onder de voorwaarde dat in het derde jaar in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden worden verricht.

  • 9. Drie maanden voor afloop van het derde jaar beoordeelt het college of een voortzetting van de Participatieplaats, met het oog op in de persoon gelegen factoren, de kans op inschakeling in het arbeidsproces aanmerkelijk verbetert. Indien dat het geval is kan de termijn nogmaal verlengd worden met een jaar.

  • 10. De werkgever is verplicht om de belanghebbende op een Participatieplaats begeleiding en interne scholing te bieden.

  • 11. De werkgever draagt er zorg voor dat de belanghebbende op een Participatieplaats gedurende het verrichten van werkzaamheden verzekerd is tegen ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid.

  • 12. Belanghebbenden op een Participatieplaats komen, onder voorwaarden, in aanmerking voor een Premie Participatieplaats.

  • 13. Na een periode van 12 maanden betaalt de werkgever aan de gemeente een door het college vast te stellen vergoeding. De hoogte van deze vergoeding komt overeen met de hoogte van een door het college aan de belanghebbende te verstrekken Premie Participatieplaats en wordt achteraf naar rato van het aantal gewerkte maanden berekend.

  • 14. De vergoeding, zoals bedoeld in het voorgaande lid, is niet van toepassing bij organisaties zonder winstoogmerk en/of door de overhead gesubsidieerde organisaties.

Hoofdstuk 3 Financiële voorzieningen

Paragraaf 3.1 Premie vrijwilligerswerk

Artikel 7 Voorschriften premie vrijwilligerswerk

Om voor een premie vrijwilligerswerk in aanmerking te komen moet in ieder geval aan de volgende voorschriften worden voldaan:

  • a.

    de belanghebbende is een uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal;

  • b.

    het vrijwilligerswerk wordt verricht in het kader van een traject gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie, waarbij op termijn mogelijk arbiedsinschakeling kan worden gerealiseerd, en;

  • c.

    conform artikel 2 lid 1 is goedkeuring verleend voor de uitvoering van het vrijwilligerswerk.

Artikel 8 Premie vrijwilligerswerk

  • 1. Voor een premie van 25% overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet wordt minimaal vijf uur per week vrijwilligerswerk verricht.

  • 2. Voor een premie van 50% overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet wordt minimaal tien uur per week vrijwilligerswerk verricht.

  • 3. Voor een premie van 75% overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet wordt minimaal 20 uur per week vrijwilligerswerk verricht.

  • 4. Voor een maximale premie overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet wordt minimal 30 uur per week vrijwilligerswerk verricht.

Artikel 9 Toekenning en betaling premie vrijwilligerswerk

  • 1. Na elk kalenderjaar wordt ambtshalve de premie toegekend.

  • 2. De belanghebbende ontvangt jaarlijks een beschikking van de toegekende premie vrijwilligerswerk.

  • 3. Uitbetaling van de premie vrijwilligerswerk vindt plaats vóór 1 maart van het jaar volgend op het betreffende jaar.

  • 4. De premie vrijwilligerswerk bedraagt samen met een eventuele onkostenvergoeding van de vrijwilligersorganisatie niet meer dan de maximale premie overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

  • 5. De premie vrijwilligerswerk kan samen met andere in dit besluit genoemde premies niet meer bedragen dan het maximale bedrag conform artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

Paragraaf 3.2 Premie activering

Artikel 10 Voorschriften premie activering

  • 1. Om voor een premie activering in aanmerking te komen moet in ieder geval aan de volgende voorschriften worden voldaan:

    • a.

      de belanghebbende is een uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal;

    • b.

      aan belanghebbende zijn niet de volledige arbeidsverplichtingen opgelegd, en;

    • c.

      de belanghebbende ontvangt inkomsten uit arbeid, waarbij de werkzaamheden na de ingangsdatum van bijstand zijn begonnen.

  • 2. Daarnaast moet aan minimaal één van de onderstaande voorschriften worden voldaan:

    • a.

      de belanghebbende is 23 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar;

    • b.

      de belanghebbende is arbeidsgehandicapt en heeft ten gevolge van de handicap geen volledige arbeidsverplichting, of;

    • c.

      de belanghebbende is een alleenstaande ouder jonger dan 23 jaar.

Artikel 11 Premie activering

  • 1. De hoogte van de premie:

    • a.

      bedraagt 25% van het totale bedrag aan inkomsten uit arbeid van het daaraan voorafgaande jaar met een maximum bedrag zoals genoemd in artikel 31 lid 2 sub j van de wet, en;

    • b.

      kan samen met andere in dit besluit genoemde premies niet meer bedragen dan het maximale bedrag conform artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

  • 2. De inkomsten uit arbeid worden gedurende het kalenderjaar volledig in mindering gebracht op de WWB-uitkering;

Artikel 12 Toekenning en betaling premie activering

  • 1. Na elk kalenderjaar wordt ambtshalve de premie toegekend.

  • 2. De belanghebbende ontvangt jaarlijks een beschikking van de toegekende premie activering.

  • 3. Uitbetaling van de premie vindt plaats vóór 1 maart van het jaar volgend op het betreffende jaar.

  • 4. Bij beëindiging van de WWB-uitkering voor het einde van het kalenderjaar wordt de premie activering gelijktijdig met de beëindigingsrapportage afgehandeld.

Paragraaf 3.3 Premie Participatieplaats

Artikel 13 Voorschriften Premie Participatieplaats

Om voor een Premie Participatieplaats in aanmerking te komen moet in ieder geval aan de volgende voorschriften worden voldaan:

  • a.

    De belanghebbende is een uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal;

  • b.

    De belanghebbende heeft naar het oordeel van het college voldoende meegewerkt aan het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt;

  • c.

    De belanghebbende werkt minimaal 6 maanden op een participatieplaats.

Artikel 14 Premie Participatieplaats

  • 1. Voor een premie van 25% overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet werkt de belanghebbende minimaal vijf uur per week op een Participatieplaats.

  • 2. Voor een premie van 50% overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet werkt de belanghebbende minimaal tien uur pwer week op een Participatieplaats.

  • 3. Voor een premie van 75% overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet werkt de belanghebbende minimaal 20 uur per week op een Participatieplaats.

  • 4. Voor een maximale premie overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub j van de wet werkt de belanghebbende minimaal 30 uur per week op een Participatieplaats.

Artikel 15 Toekenning en betaling Premie Participatieplaats

  • 1. Na elk kalenderjaar wordt ambtshalve de premie toegekend.

  • 2. De belanghebbende ontvangt jaarlijks een beschikking van de toegekende premie.

  • 3. Uitbetaling van de premie vindt plaats vóór 1 maart van het jaar volgend op het betreffende jaar.

  • 4. Bij beëindiging van de WWB-uitkering voor het einde van het kalenderjaar wordt de premie gelijktijdig met de beëindigingsrapportage afgehandeld.

  • 5. De premie kan samen met andere in dit besluit genoemde premies niet meer bedragen dan het maximale bedrag conform artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

Paragraaf 3.4 Uitstroompremie

Artikel 16 Voorschriften uitstroompremie

Om voor een uitstroompremie in aanmerking te komen moet in ieder geval aan de volgende voorschriften worden voldaan:

  • a.

    belanghebbende is een uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal;

  • b.

    belanghebbende start met betaald werk of start met zelfstandige arbeid, waardoor hij niet langer is aangewezen op een uitkering;

  • c.

    belanghebbende heeft, gerekend over een periode van 18 maanden voorafgaand aan de datum van werkaanvaarding of zelfstandige arbeid, ten minste 12 maanden een uitkering ontvangen;

  • d.

    aan belanghebbende is in de 12 maanden voorafgaand aan de uitstroom geen maatregel van de vierde categorie opgelegd;

  • e.

    om voor uitbetaling in aanmerking te komen mag belanghebbende na uitstroom ten tijde van uitbetaling geen beroep doen op een uitkering, en;

  • f.

    de uitstroompremie kan, vanaf datum uitstroom, slechts eenmaal per 3 jaar aan dezelfde persoon worden toegekend.

Artikel 17 Uitstroompremie

De hoogte van de premie bedraagt het maximale bedrag conform artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

Artikel 18 Toekenning en betaling uitstroompremie

  • 1. De aanvraag voor een uitstroompremie wordt binnen negen maanden na uitstroom aangevraagd via het formulier ‘aanvraag uitstroompremie gemeente Veenendaal’.

  • 2. De premie kan samen met andere in dit besluit genoemde premies niet meer bedragen dan het maximale bedrag conform artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

  • 3. Toekenning en uitbetaling van de premie vindt plaats op twee momenten:

    • a.

      9 maanden na uitstroom: € 750,00, en;

    • b.

      18 maanden na uitstroom: het verschil tussen het in sub a betaalde bedrag en het maximale bedrag conform artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

Paragraaf 3.5 Vrijlating van inkomsten

Artikel 19 Voorschriften vrijlating van inkomsten

  • 1. Om voor een vrijlating van inkomsten in aanmerking te komen moet in ieder geval aan de volgende voorschriften worden voldaan:

    • a.

      de belanghebbende is uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal;

    • b.

      voor belanghebbende geldt een volledige arbeidsverplichting;

    • c.

      van de door belanghebbende te verrichten arbeid is door een rapportage vastgesteld dat deze een bijdrage levert aan de arbeidsinschakeling van belanghebbende;

    • d.

      de belanghebbende ontvangt inkomsten uit arbeid, waarbij de werkzaamheden na de ingangsdatum van de bijstand zijn begonnen, en;

    • e.

      de inkomsten uit arbeid zijn in een periode van vier opeenvolgende weken verdiend.

  • 2. Aan het voorschrift opgenomen in lid 1 sub e hoeft slechts één keer te worden voldaan. Als deze periode van vier opeenvolgende weken is bereikt, begint de periode van inkomstenvrijlating met terugwerkende kracht ingaande de datum van aanvang van bedoelde vier weken.

  • 3. Arbeidsgehandicapten zonder volledige arbeidsverplichting en alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar zijn uitgesloten van de inkomstenvrijlating.

Artikel 20 Vrijlating van inkomsten

De inkomsten uit arbeid worden in mindering gebracht op de uitkering overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub o van de wet.

Artikel 21 Toekenning vrijlating van inkomsten

De inkomstenvrijlating wordt achteraf vastgesteld en toegekend.

Paragraaf 3.6 Loonkostensubsidie

Artikel 22 Voorschriften Loonkostensubsidie

  • 1. Een werkgever kan voor een loonkostensubsidie alleen in aanmerking komen indien aan de volgende voorschriften is voldaan:

    • a.

      De belanghebbende voor wie een loonkostensubsidie wordt aangevraagd had voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst een uitkering van de gemeente Veenendaal of behoort tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 10 tweede lid van de wet danwel de doelgroep van de WIJ. Het gaat hier om een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een arbeidsovereenkomst als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Ambtenarenwet;

    • b.

      De vast te stellen loonwaarde van de belanghebbende bedraagt minimal 60% van een reguliere werknemer die dezelfde functie uitvoert;

    • c.

      uit onderzoek is gebleken dat de loonwaarde van de belanghebbende binnen drie jaar kan groeien naar 100%;

    • d.

      de werkgever biedt een arbeidsovereenkomst aan voor minimal 9 maanden;

    • e.

      wanneer de indienstneming niet leidt tot een netto-toename van het aantal werknemers in het bedrijf, moet de vacature zijn ontstaan ten gevolge van ontslag of vermindering van werktijd, beide op initiatief van de werknemer, ouderdomspensioen of gewettigd ontslag, en niet door afvloeiing, en;

    • f.

      de subsidie voor loonkosten is aangevraagd uiterlijk vier maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. 

  • 2. De voorschriften sub c en d zijn niet van toepassing indien sprake is van een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening.

  • 3. Het college kan afwijken van het gestelde onder sub g.

Artikel 23 Looptijd loonkostensubsidie

  • 1. De looptijd van de loonkostensubsidie is:

    • a.

      maximaal drie jaar en kan neerwaarts per maand worden bijgesteld voor subsidies gebaseerd op artikel 22 lid 1 onder b en c;

    • b.

      maximaal een jaar voor specifieke door het college aangewezen doelgroepen en kan neerwaarts per maand worden bijgesteld;

  • 2. Het college kan in bijzondere omstandigheden en op basis van een individuele beoordeling afwijken van de in lid 1 genoemde termijnen.

Artikel 24 Hoogte Loonkostensubsidie

  • 1. De loonkostensubsidie bedraagt 100% van het van toepassing zijnde bruto Wettelijk Minimum Loon (WML) minus de loonwaarde plus 10% van het van toepassing zijnde bruto WML.

  • 2. De subsidie geldt voor fulltime dienstverbanden zoals deze bij de werkgever van toepassing zijn. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband met een lager aantal arbeidsuren.

  • 3. Voor uitkeringsgerechtigden met een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening en voor specifieke door het college aangewezen doelgroepen bedraagt de loonkostensubsidie maximaal het van toepassing zijnde bruto Wettelijk Minimum Loon met een maximum van € 18.000,00 per jaar. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 4. Voor de doelgroep uitkeringsgerechtigden met een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening geldt de subsidie voor dienstverbanden van 32 uur per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband met een lager aantal arbeidsuren.

Artikel 25 Verlening, vaststelling en betaling loonkostensubsidie

  • 1. De werkgever vraagt de loonkostensubsidie jaarlijks aan met een aanvraagformulier waarbij in ieder geval een verklaring ‘geen verdringend effect’ en een kopie van de arbeidsovereenkomst worden gevoegd.

  • 2. De subsidie wordt jaarlijks verleend waarbij de loonwaarde, zoals deze door onderzoek is vastgesteld, het uitgangspunt is.

  • 3. Een loonkostensubsidie kan worden verleend zolang het jaarlijks door het college vast te stellen budget hiertoe ruimte biedt.

  • 4. Het college stelt vast op welke wijze en/of met welk instrument de loonwaarde wordt gemeten.

  • 5. De subsidie wordt achteraf en per kwartaal betaald nadat de werkgever de salarisstroken inclusief een formulier ‘verzoek tot uitbetaling loonkostensubsidie’ daartoe heeft verstrekt.

  • 6. De wijze van betaling van de subsidie voor uitkeringsgerechtiden met een indicatie voor de sociale werkvoorziening en specifieke door het college aangewezen doelgroepen wordt na overleg met de werkgever door het college vastgesteld.

  • 7. Een verzoek tot uitbetaling van subsidie over een kwartaal kan tot maximaal 12 maanden na afloop van het desbetreffende kwartaal worden ingediend. Na deze termijn vervalt het recht op de subsidie.

  • 8. De werkgever is verplicht mee te werken aan een eventueel onderzoek naar de juistheid en doelmatigheid van de verstrekte loonkostensubsidie.

Paragraaf 3.7 Werkgeversbonus ‘vast dienstverband’

Artikel 26 Voorschriften werkgeversbonus ‘vast dienstverband’

  • 1. Een werkgeversbonus kan worden verstrekt indien in ieder geval aan de volgende voorschriften wordt voldaan:

    • a.

      het betreft een arbeidsplaats die worden vervuld door een (voormalig) uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal en waardoor de gemeente een loonkostensubsidie verstrekt(e) of gaat verstrekken, danwel een jongere die behoort tot de doelgroep van de WIJ;

    • b.

      de werkgever biedt de belanghebbende een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan en de belanghebbende heeft dit aanbod geaccepteerd;

    • c.

      indien voorafgaand aan deze arbeidsovereenkomst sprake was van een of meer tijdelijke dienstverbanden bij dezelfde werkgever, moet het dienstverband voor onbepaalde tijd zijn aangegaan voor minimaal 75% van het gemiddeld aantal arbeidsuren van deze tijdelijke dienstverbanden, en;

    • d.

      indien de arbeidsovereenkomst leidt (of bij eerdere tijdelijke dienstverbanden heeft geleid) tot een netto-toename van het aantal werknemers in het bedrijf, is de vacature ontstaan ten gevolge van ontslag of vermindering van werktijd, beide op initiatief van de werknemer, ouderdomspensioen of gewettigd ontslag, en niet door afvloeiing.

  • 2. Een werkgeversbonus wordt niet verstrekt voor:

    • a.

      het voor onbepaalde tijd aanstellen van belanghebbenden met een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening, tenzij sprake is van reguliere arbeid en de indicatie derhalve ingetrokken wordt, of;

    • b.

      een 0-urencontract, oproepcontract of andere aanstellingen voor onbepaalde tijd zonder vast aantal arbeidsuren.

Artikel 27 Werkgeversbonus

De werkgeversbonus ‘vast dienstverband’ bedraagt € 2.000,00.

Artikel 28 Vaststelling en uitbetaling van de werkgeversbonus ‘vast dienstverband’

  • 1. De werkgever vraagt de werkgeversbonus ‘vast dienstverband’ aan met een aanvraagformulier en een kopie van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Indien voorafgaand aan het vaste dienstverband sprake was van een of meer tijdelijke dienstverbanden bij dezelfde werkgever worden ook deze arbeidsovereenkomsten bijgevoegd.

  • 2. De werkgeversbonus ‘vast dienstverband’ wordt aangevraagd binnen twee maanden na aanvang van de aanstelling voor onbepaalde tijd.

  • 3. De werkgeversbonus ‘vast dienstverband’ wordt vastgesteld en per beschikking aan de werkgever meegedeeld.

  • 4. Een werkgeversbonus ‘vast dienstverband’ kan worden vastgesteld zolang het jaarlijks door het college vast te stellen budget hiertoe ruimte biedt.

  • 5. Een werkgeversbonus ‘vast dienstverband’ wordt pas vastgesteld na het verstrijken van de wettelijke proeftijd.

  • 6. Betaling van de werkgeversbonus ‘vast dienstverband’ vindt plaats binnen één maand na vaststelling van deze bonus.

Paragraaf 3.8 Werkgeversbonus ‘Groeibaan’

Artikel 29 Voorschriften werkgeversbonus ‘Groeibaan’

  • 1. Een werkgeversbonus ‘Groeibaan’ kan worden verstrekt indien in ieder geval aan de volgende voorschriften wordt voldaan:

    • a.

      het betreft een arbeidsplaats die wordt vervuld door een (voormalig) uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal en waarvoor de gemeente een loonkostensubsidie verstrekt(e) of gaat verstrekken, danwel een jongere die behoort tot de doelgroep van de WIJ;

    • b.

      de werkgever heeft de belanghebbende een arbeidsovereenkomst voor minimaal 9 maanden aangeboden en de belanghebbende heeft dit aanbod geaccepteerd, en;

    • c.

      indien de arbeidsovereenkomst leidt tot een netto-toename van het aantal werknemers in het bedrijf, dient de vacature te zijn ontstaan ten gevolge van ontslag of vermindering van werktijd, beide op initiatief van de werknemer, ouderdomspensioen of gewettigd ontslag, en niet door afvloeiing.

  • 2. Een werkgeversbonus ‘Groeibaan’wordt niet verstrekt voor:

    • a.

      het aanstellen van belanghebbenden met een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening, tenzij sprake is van reguliere arbeid en de indicatie derhalve ingetrokken wordt, of;

    • b.

      het aanstellen van specifieke door het college aangewezen doelgroepen waarbij de loonkostensubsidie gebaseerd is op loonkosten in plaats van de loonwaarde, of;

    • c.

      een 0-urencontract, oproepcontract of andere aanstellingen zonder vast aantal arbeidsuren.

Artikel 30 Werkgeversbonus ‘Groeibaan’

De werkgeversbonus ‘Groeibaan’ bedraagt eenmalig ten hoogste € 3.000,00.

Artikel 31 Vaststelling en uitbetaling van de werkgeversbonus ‘Groeibaan’

  • 1. De werkgever vraagt de werkgeversbonus aan met een aanvraagformulier en een kopie van de arbeidsovereenkomst.

  • 2. De bonus wordt aangevraagd binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband.

  • 3. De werkgeversbonus wordt vastgesteld en per beschikking aan de werkgever meegedeeld.

  • 4. Een werkgeversbonus kan worden vastgesteld zolang het jaarlijks door het college vast te stellen budget hiertoe ruimte biedt.

  • 5. Een werkgeversbonus wordt pas vastgesteld na het verstrijken van de wettelijke proeftijd.

  • 6. Betaling van de werkgeversbonus vindt plaats binnen één maand na vaststelling van deze bonus.

Paragraaf 3.9 Overige voorzieningen

Artikel 32 Overige kosten

Het college kana an een werkgever of een belanghebbende een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Het kan hierbij in ieder geval om reiskosten gaan.

Artikel 33 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen van de bepalingen in deze regeling afwijken, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 34 Intrekking oude regeling

Het Besluit Re-integratievoorzieningen juli 2009, zoals vastgesteld op 7 juli 2009 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van het Besluit Re-integratievoorzieningen Najaar 2009.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking acht dagen na publicatie en werkt, met uitzondering van artikel 6, terug tot en met 1 oktober 2009. Artikel 6 werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel 36 Overgangsbepaling

  • 1. Toekenningen en vaststelling van voorzieningen verleend krachtens het besluit re-integratievoorzieningen juli 2009, worden, indien en voor zover de toekenning of vaststelling waarop zij betrekking hebben ook opgenomen zijn in deze regeling, geacht besluiten in de zin van deze regeling te zijn.

  • 2. Wanneer voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling aanvragen voor voorzieningen zijn ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling nog niet op die aanvragen is beslist, dan wordt op deze aanvragen deze regeling toegepast. Voor de aanvragen die al in behandeling zijn of waarover al een besluit is genomen blijft het besluit re-integratievoorzieningen juli 2009 van toepassing.

  • 3. Wanneer de uitvoering van de artikelen inzake premie vrijwilligerswerk en premie participatieplaats leidt tot een lagere premie ten opzichte van de premie waar de belanghebbende tot 1 januari 2009 recht op had, dan geldt dat deze premie gedurende 2009 nog ongewijzigd wordt voortgezet, tenzij er zich een andere wijziging voordoet die leidt tot aanpassing van de premie.

Artikel 37 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Besluit Re-integratievoorzieningen Najaar 2009.

Vastgesteld in de vergadering van 27 oktober 2009,

de heer J.T. Langelaar - secretaris

de heer mr. T. Elzenga - burgemeester

Toelichting bij Besluit Re-integratievoorzieningen Najaar 2009