Regeling vervallen per 01-09-2017

Beleidsregel Terugvordering en Invordering WWB, IOAW en IOAZ

Geldend van 25-07-2013 t/m 31-08-2017

Intitulé

Beleidsregel Terugvordering en Invordering WWB, IOAW en IOAZ

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

 

overwegende dat:

het wenselijk is een nadere beschrijving te geven van de wijze waarop wordt omgegaan met terugvordering van ten onrechte verleende uitkeringsgelden,

 

gelet op:

de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetten;

 

Besluit:

vast te stellen de ‘Beleidsregel Terugvordering en Invordering WWB, IOAW en IOAZ’ (Beleidsregel Terugvordering en Invordering 2013).

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a.WWB

Wet werk en bijstand

b.Bijstand

Uitkering op grond van de WWB, IOAW en IOAZ

c.IOAW

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers

d.IOAZ

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

e.College

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Veenendaal

f.Belanghebbende

de persoon waarop een terugvordering of verhaal

van toepassing is

g.Bruteren

het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;

h.Fraudevordering

vordering in verband met ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende uitkering als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht;

i.Inlichtingenplicht

verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de WWB, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Artikel 2 Gebruik maken van de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en brutering

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    herzien dan wel intrekken van het recht op uitkering, indien de uitkering tot een te hoog bedrag dan wel ten onrechte is verleend;

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals bedoeld in de artikelen 58, tweede lid en artikel 59 van de WWB en artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de IOAW en IOAZ toekomt; en

  • c.

    verhaal van verleende bijstand als bedoeld in artikel 61 en 62 WWB

  • d.

    bruteert het college de vordering, welke zijn ontstaan door gebruik te maken van de onder b genoemde bevoegdheden, bij gebreke van niet tijdige betaling.

  • e.

    vestiging van zekerheidsrechten door middel van hypotheekrechten op woningen of pandrechten op woonwagens of woonschepen indien bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend zoals bedoeld in artikel 48 WWB. Voor geldleningen beneden € 5000,- wordt geen hypotheek of pand geëist.

Artikel 3 Afzien van terugvordering, verhaal of verdere incassomaatregelen

  • 1. Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering, verhaal of verdere incassomaatregelen als:

    • a.

      de (restant)vordering minder bedraagt dan € 125,-;

    • b.

      hiertoe dringende redenen aanwezig zijn.

  • 2. Van de bevoegdheid in lid 1a zal het college geen gebruik maken indien het een fraudevordering betreft.

Artikel 4 Zwaarwegende redenen om geheel of gedeeltelijk af te zien van (verdere) terugvordering

  • 1. Bij zwaarwegende omstandigheden kan het college afgezien van verdere terugvordering. Onder zwaarwegende omstandigheden wordt verstaan, een zodanige bijzondere situatie:

    • a.

      Dat terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor de belanghebbende(n), deze omstandigheden kunnen liggen in de persoon of gezin;

    • b.

      waarbij de omstandigheden kunnen liggen in een afweging van belangen voor de gemeente zelf of;

    • c.

      waarbij de belanghebbende tien jaar niets heeft betaald, niet tot betaling kan worden gedwongen en het niet in de lijn van de verwachtingen ligt dat ooit zal worden betaald.

  • 2. Van de bevoegdheid in lid 1sub a en b zal het college geen gebruik maken indien het een fraudevordering betreft.

Artikel 5 Kwijtschelding bij schuldenproblematiek

  • 1. In afwijking van artikel 59 WWB en artikel 7 kan het college besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c.

      de vordering van de gemeente ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang, en;

    • d.

      er een akkoord is met alle schuldeisers.

  • 2. Van de bevoegdheden in lid 1 zal het college geen gebruik maken indien:

    • a.

      het vorderingen betreft zoals bedoeld in artikel 7;

    • b.

      het fraudevorderingen betreft;

    • c.

      het college hiertoe zwaarwegende redenen aanwezig acht.

  • 3. Aan het besluit genoemd in lid 1 worden de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt moet een schuldregeling tot stand zijn gekomen;

    • b.

      de belanghebbende voldoet zijn schuld aan de gemeente overeenkomstig de schuldregeling;

    • c.

      wanneer onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid, wordt het besluit ingetrokken;

    • d.

      de feitelijke kwijtschelding vindt pas plaats nadat de belanghebbende zijn verplichtingen, die door het college zijn opgelegd, volledig is nagekomen.

Artikel 6 Kwijtschelding restant lening

Het restant van een lening kan door het college worden kwijtgescholden wanneer de vordering:

  • a.

    niet het gevolg is van een niet of niet volledig nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 17 van de WWB, artikel 13 IOAW of artikel IOAZ;

  • b.

    niet het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

  • c.

    op die wijze is vastgesteld dat belanghebbende door de aflossing een lager besteedbaar inkomen heeft gehad. Het besteedbaar inkomen is de van toepassing zijnde norm minus de NVVK norm of;

  • d.

    na 36 achtereenvolgende maanden is afgelost.

Artikel 7 Geen kwijtschelding bij pand of hypotheek

Kwijtschelding als bedoeld in artikelen 5 en 6 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, tenzij:

  • a.

    deze vorderingen niet op die goederen verhaald kunnen worden;

  • b.

    er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4.

Artikel 8 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1. Het aflossingsbedrag, zoals opgenomen in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnellijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde aflossingsverplichting;

  • 2. Wanneer uit onderzoek blijkt dat de hoogte van de maandelijkse aflossing moet worden gewijzigd, wordt de aflossingsverplichting aangepast.

Artikel 9 Vaststellen van de aflossingsverplichting

Voor de vaststelling van de aflossingsverplichting gelden de volgende regels:

  • a.

    Een aflossingsverplichting is alleen aan de orde wanneer de vordering niet in één keer kan worden voldaan.

  • b.

    De hoogte van de maandelijkse aflossing wordt vastgesteld aan de hand van een draagkrachtberekening voor terugvordering.

  • c.

    Om redenen van efficiëntie kan de werkwijze als genoemd onder b achterwege blijven wanneer de door de belanghebbende voorgestelde aflossing er toe zal leiden dat de vordering binnen drie jaar kan zijn afgelost.

  • d.

    In geval van fraudevorderingen bestaat de aflossingsverpichting uit het benadelingsbedrag en een bestuurlijke boete.

  • e.

    In geval van bijzondere persoonlijke omstandigheden stellen het college het aflossingsbedrag individueel vast. Het individueel vaststellen van het aflossingsbedrag is alleen mogelijk als zich in het concrete geval bijzondere omstandigheden voordoen die het bijstellen van de hoogte van de aflossing noodzakelijk maken.

  • f.

    In het geval dat belanghebbende geen informatie (meer) wenst te verstrekken omtrent zijn financiële situatie, wordt de (restant) vordering volledig opeisbaar gesteld en wordt de hoogte van de maandelijkse aflossing door het college vastgesteld.

  • g.

    Het vastgestelde aflossingsbedrag en duur daarvan wordt telkens eens per drie jaar opnieuw beoordeeld.

Artikel 10 Actie invorderingsbeleid

  • 1. Wanneer een belanghebbende bijstand ontvangt wordt de aflossingsverplichting, indien financieel mogelijk, op grond van artikel 60 lid 3 WWB, artikel 28 lid 2 IOAW en IOAZ of op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijke Wetboek verrekend met de maandelijkse verleende bijstand;

  • 2. Het college gaat, indien mogelijk, meteen na afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met een eventueel recht op bijstand of een uitkering;

  • 3. Bij fraudevorderingen zal het college allereerst de bestuurlijke boete invorderen en als deze is ingevorderd, overgaan tot invordering van het benadelingsbedrag;

  • 4. Wanneer de belanghebbende de opgelegde betalingsverplichting niet of niet meer nakomt dan wordt dit onverwijld gerappelleerd aan het college. Bij het uitblijven van de betalingsverplichting wordt de vordering overgedragen aan een incassobureau.

Artikel 11 Rente en kosten

Er worden geen rente en kosten in rekening gebracht, tenzij:

  • 1.

    belanghebbende volhardt in onwil om te betalen;

  • 2.

    een incassobureau is ingeschakeld, dan wordt door dit bureau de rente en kosten in rekening gebracht.

Artikel 12 Nadere invulling van beleid

Het college kan deze beleidsregel nader uitwerken in uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing daarvan onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Intrekken oude regeling en inwerkingtreding

  • 1. De ‘beleidsregel Terugvordering en Verhaal 2010’ vastgesteld in de B&W vergadering van 7 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze beleidsregel.

  • 2. Deze beleidsregel treedt in werking daags na publicatie.

Artikel 15 Overgangsbepaling

  • 1. Deze beleidsregel is van toepassing op de vorderingen en verhaal waarop op het tijdstip van inwerkingtreding nog niet is beslist.

  • 2. Voor de terugvordering en verhaal welke al in behandeling zijn of waarover al een besluit is genomen blijft de ‘beleidsregel Terugvordering en Verhaal 2010’ van toepassing.

Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘beleidsregel Terugvordering en Invordering 2013’

Vastgesteld in de vergadering van ,

mevrouw drs. A.P.W. van de Klift - secretaris

de heer mr. A.W. Kolff - burgemeester