Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijk boete bij recidive 2013

Geldend van 01-08-2013 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 27-06-2013

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijk boete bij recidive 2013

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 21 mei 2013, nummer 2013.00050-3;

overwegende dat:

de raad als gevolg van de wet ‘Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ verplicht is per verordening vast te leggen op welke wijze de bestuurlijke boete wordt verrekend met de bestaande uitkering;

gelet op:

artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet Werk en Bijstand;

Besluit:

vast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijk boete bij recidive 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.wet:

Wet Werk en Bijstand;

b.IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

c.IOAZ

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

d.de raad

de raad van de gemeente Veenendaal;

e.het college

het college van burgemeester en wethouders;

f.Uitkeringsgerechtigde:

personen met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

g.Beslagvrije voet:

beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

h.Verrekenen:

verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wet Werk en Bijstand;

i.Recidiveboete:

bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekenen bestuurlijk boete

Artikel 2 Verrekenen bestuurlijke boete bij recidive

  • 1. Het college kan de recidiveboete verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

  • 1. Aansluitend op verrekening als bedoeld in artikel 2, verrekent het college het restant van de recidiveboete in de daarop volgende maanden met inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Wet Werk en Bijstand.

Artikel 4 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet Werk en Bijstand, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan artikel 2 of 4 buiten toepassing laten of daarvan afwijken ten gunste van de belanghebbende, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 27 juni 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete 2013

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 2013.
De heer mr. E.J. Kruijswijk Jansen - raadsgriffier
de heer mr. A.W. Kolff - voorzitter

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2013 trad de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking. Voor de Wet Werk en Bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht.

Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.

De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De omstandigheden waaronder afgeweken kan worden, zijn beschreven in de wet. In deze verordening is er daarom voor gekozen deze omstandigheden niet verder uit te werken in de verordening, maar te volstaan met de hardheidsclausule, en de mogelijkheid voor het college om te beslissen in die gevallen waarin de verordening niet voorziet.

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Het is derhalve aan het college op deze onderdelen nadere (beleids)regels vast te stellen. De beleidsregel Terugvordening en Verhaal is op dit munt aangepast.

In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd, zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de WWB is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

Artikelgewijs

Artikel 1

Begrippen In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.

a.Verrekenen: De WWB kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2

In dit artikel wordt geregeld dat de gemeente gebruik maakt van de mogelijkheid de recidiveboete te verrekenen met de lopende uitkering zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Dit wordt “robuuste incasso” genoemd.

Artikel 3

Als na drie maanden verrekening met de lopende uitkering zonder inachtnemen van de beslagvrije voet, de bestuurlijke boete niet volledig is voldaan, wordt het restandbedrag verrekend met de lopende uitkering met inachteneming van de beslagvrije voet. In het tweede lid wordt beschreven welke middelen meegerekend worden met het inkomen, waarmee de boete wordt verrekend.

Artikel 4

Eerder opgelegde bestuurlijke boetes In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties zijn beschreven in de wet. Het kan bijvoorbeeld gaan om dreigende uithuiszetting. Van dringende redenen om af te wijken is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen. Dit wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 6

Geen nadere toelichting.

Artikel 7

Geen nadere toelichting.