Regeling vervallen per 31-08-2016

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Veenendaal 2014

Geldend van 01-08-2014 t/m 30-08-2016

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Veenendaal 2014

Het college van de gemeente Veenendaal

besluit:

vast te stellen Beleidsregels leerlingenvervoer Veenendaal 2014

In de Verordening Leerlingenvervoer wordt het kader geboden voor het verstrekken van een vergoeding leerlingenvervoer. Onderdelen van de Verordening Leerlingenvervoer worden nader uitgewerkt of toegelicht in Beleidsregels. Deze beleidsregels dienen bij de uitvoering van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Veenendaal in acht te worden genomen.

Per punt wordt aangegeven op welk onderdeel van de verordening het een uitwerking betreft.

Het college hanteert bij de uitvoering van de Verordening de volgende uitgangspunten.

  • ·

    De verantwoordelijkheid voor het van en naar school brengen van de kinderen is de primaire verantwoordelijkheid van de ouder(s) en of verzorger(s). Het leerlingenvervoer is niet bedoeld om ouder(s) en of verzorger(s) te ontlasten van hun verantwoordelijkheid voor een goede schoolgang van hun kinderen.

  • ·

    Het leerlingenvervoer is bekostigt dan wel een tegemoetkoming in de kosten van het vervoer tussen structurele verblijfplaats en school.

  • ·

    De vorm van bekostiging van leerlingenvervoer sluit zoveel mogelijk aan op de individuele mogelijkheden en eventuele handicap van de leerling.

Om de zelfredzaamheid in het reizen van leerlingen te vergroten, zijn de volgende overwegingen leidend voor het beleid.

a.De gemeente Veenendaal wil stimuleren dat leerlingen dichtbij huis naar school gaan.

Om dit te stimuleren wordt voor de vormen van (voortgezet) speciaal onderwijs, die in Veenendaal aanwezig zijn, niet de wettelijke afstandsgrens van 6 kilometer gehanteerd. We hanteren in plaats daarvan voor:

  • ·

    het speciaal basisonderwijs een afstandsgrens van 4 km.

  • ·

    zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen vallen onder Cluster 3-onderwijs 2 km.

  • ·

    andere vormen van (voortgezet) speciaal onderwijs 4 km.

Een tweede uiting van deze stimulering is, dat bij de beoordeling van een aanvraag leerlingenvervoer slechts een vergoeding wordt toegekend naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school. Dit kan dus een school zijn, dan die in een ander Samenwerkingsverband staat, omdat de school in het Samenwerkingsverband niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

b.We willen investering in andere vervoersmodaliteiten. De gemeente Veenendaal ziet het verstrekken van het aangepast vervoer niet als vanzelfsprekendheid. Door middel van gesprekken worden ouders gemotiveerd om hun kind op een zelfstandigere wijze te laten reizen. Het project ‘Samen Reizen met …’ kan hier ondersteunend in zijn.

De verordening biedt ruimte om een passende voorziening aan te bieden die goedkoper is dan de kosten van het openbaar vervoer. Dit kan een vergoeding voor de fiets zijn, zoals in de verordening genoemd, maar ook is het denkbaar om in specifieke situaties een voorziening te verstrekken of in bruikleen te geven zoals een driewielfiets, handbike, aankoppelfiets, tandem, elektrische rolstoel of andere voorzieningen.

c.Op grond van de Verordening Leerlingenvervoer wordt gezocht naar een maatwerkoplossing. Dit kan betekenen, dat strikt formeel een leerling geen recht heeft op een vergoeding van het aangepaste vervoer, maar er omwille van gezinsomstandigheden, onzekerheden bij de leerling of nog onvoldoende vertrouwen om zelfstandig te reizen tijdelijk toch een vergoeding voor aangepast vervoer wordt verstrekt.

Door middel van gesprekken met ouders en scholen wordt onderzocht wat de leerling nodig heeft om zelfstandiger te kunnen reizen. Ouders worden gestimuleerd en gemotiveerd om met hun kind te oefenen, hun kind te (laten) begeleiden bij het zelfstandiger reizen.

Daarnaast faciliteert en ondersteunt de gemeente zo nodig en zo mogelijk bij het leerproces, bijv. door projecten als ‘Samen Reizen met ….’, de digitale OV-coach en het bieden van informatie over het gebruik van het OV en de OV-chipkaart.

d.Het eigen initiatief van ouders wordt gestimuleerdNaast het zo mogelijk faciliteren door de gemeente van het leerproces van de leerlingen, wordt eveneens van ouders wordt gevraagd om ook zelf bij te dragen in het vervoer van hun kind. Dit doen we in alle redelijkheid. We stimuleren o.a. het contact tussen ouders onderling.

Artikel 1

Afstand van huisadres naar school (artikel 1 sub b)

Voor de beoordeling van aanvragen voor leerlingenvervoer moet de afstand worden bepaald van het huisadres van de leerling naar de school van de leerling. De afstand tussen het huisadres en de school buiten Veenendaal wordt bepaald met behulp van de ANWB routeplanner via de kortste route.

Voor scholen in Veenendaal wordt een afstand opgevraagd met behulp van de ANWB routeplanner via de fietsroute.

Artikel 2 Vervoer naar ISK (artikel 1 sub o)

ISK is een vorm van regulier basisonderwijs of voortgezet onderwijs. De afstand van huisadres naar ISK moet meer bedragen dan zes km bedragen. Dit is alleen voor leerlingen die op het primair onderwijs zitten. Leerlingen voortgezet onderwijs ISK, komen niet in aanmerking voor een bekostiging van het leerlingenvervoer.

Bij de toepassing van dit onderdeel van deze beleidsregel wordt getoetst of de ouder(s) en of verzorger(s) een eigen bijdrage dienen te betalen zoals bepaald in de Verordening. Leerlingen van het AZC komen niet in aanmerking voor het leerlingenvervoer omdat zij taalonderwijs krijgen op het terrein van het AZC.

Artikel 3 Onderwijs voor hoogbegaafden (artikel 1 sub o)

Het onderwijs voor hoogbegaafden, veelal ondersteund door de Leonardo Stichting, wordt vrijwel altijd gegeven op reguliere basisscholen, bijvoorbeeld door het creëren van aparte groepen. Zij vallen daardoor onder de Wet op het Primair Onderwijs.

De gemeente Veenendaal ziet het onderwijs voor hoogbegaafden als regulier basisonderwijs. Bekostiging van leerlingenvervoer voor een hoogbegaafde leerling kan alleen plaatsvinden bij een cumulatie van problemen. Het is dan aan de ouders om te onderbouwen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en zij daarom aanspraak een vergoeding doen op grond van de hardheidsclausule.

Artikel 4 Halte openbaar vervoer ontbreekt (artikel 12 lid 1b, 18 lid 1b, 26 lid 1b

Indien ouder(s) en of verzorger(s) van een leerling in aanmerking komen voor een vergoeding voor het reizen per openbaar vervoer en de halte ontbreekt dan kunnen zij in individuele gevallen in aanmerking voor aangepast leerlingenvervoer.

Artikel 5 Stagevervoer (artikel 1 en 3)

Stagevervoer komt enkel in aanmerking voor een vergoeding indien deze:

  • ·

    onderdeel is van het onderwijsprogramma;

  • ·

    plaats vindt op de route van huisadres naar school;

  • ·

    plaatsvindt onder reguliere schooltijden zoals in de schoolgids wordt vermeld en

  • ·

    voor leerlingen die reeds een vergoeding leerlingenvervoer ontvangen.

Stagevervoer tijdens de schoolvakanties worden niet toegekend.

Bij het zoeken van een stageplaats, moet het streven zijn, dat deze goed met het openbaar vervoer bereikbaar is voor de leerling.

Artikel 6 Medisch onderzoek (artikel 5 lid 3)

Indien dit voor de beoordeling van een aanvraag wenselijk is, kunnen de vervoersmogelijkheden van de leerling op initiatief van de gemeente Veenendaal medisch onderzocht worden door een onafhankelijke deskundige of een uitvoerende afdeling van de gemeente. Dit vervoersadvies wordt meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag leerlingenvervoer.

Artikel 7 Vervoer buiten reguliere schooltijden (artikel 1 sub m)

Indien leerling eerder opgehaald en of gebracht moet worden vanwege een toetsweek, les uren uitgevallen, schoolreisjes en bij ziekte wordt deze niet toegekend. Ouder(s)/verzorger(s) zijn verantwoordelijk voor het halen en brengen van huisadres naar school buiten de reguliere schooltijden, tenzij er door de leerplichtambtenaar vrijstelling is verleend, omdat de lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap van de leerling het niet toelaat het volledig onderwijsprogramma, zoals in de schoolgids is vermeld, te volgen.

Afwijkende schooltijden in het examenjaar (artikel 1 sub m)

Tijdens het examenjaar kan het voorkomen dat de lestijden afwijken.

De reguliere schooltijden volgens het schoolplan worden aangehouden. Indien het examen na 10:00 uur plaatsvindt, kan er ’s morgens, op aanvraag en in overleg, afgeweken worden van de reguliere schooltijden.

Indien het examen voor 10:00 uur plaatsvindt wordt de reguliere schooltijd aangehouden, tenzij de vervoerder aangeeft dat er aan de betreffende rit geen meerkosten verbonden zijn. Voor uitvaluren worden geen extra ritten ingezet. Van de leerling wordt verwacht dat hij/zij op school wacht tot het einde van de reguliere schooltijd.

Artikel 8 Vervoer naar overige adressen (artikel 2 en 3)

Een vergoeding voor vervoer naar:

  • ·

    schoolgebouwen onderling;

  • ·

    vervoer naar medische behandeling zoals huisarts, tandarts, revalidatiecentrum, dagbehandeling;

  • ·

    vervoer naar logeerhuizen’

  • ·

    vervoer naar kinderdagverblijf;

  • ·

    vervoer naar voor en naschoolse opvang;

  • ·

    vervoer naar opa’s en oma’s en overige familieleden;

  • ·

    gymnastieklokaal of zwembad;

  • ·

    schoolreisjes, sportdagen en

  • ·

    vervoer tijdens vakanties,

wordt niet toegekend. Leerlingenvervoer is slechts van huisadres naar school onder de reguliere schooltijden zoals in de schoolgids is vermeld.

Artikel 9 Berekening vergoedingen (artikel 1 sub r)

Vergoeding worden altijd afgestemd op het aantal kilometers dat de leerling

reist, de zogenaamde ‘beladen kilometers’.

Artikel 9.1 fietsvergoeding (artikel 10, 11, 13, 16, 17, 19, 25, 26 en 27)

Indien een leerling en evt. diens begeleider in aanmerking komt voor een fietsvergoeding, dan wordt de fietsvergoeding als volgt berekend (één maal per dag heen en terug van school):

Deze vergoeding wordt zowel verstrekt aan de leerling als ook aan de begeleider.

Artikel 9.2 Vergoeding eigen vervoer per auto (artikel 13, 19 en 27)

Voor de afstand van huis naar school gaat het college uit van de afstand zoals deze is bepaald in onderdeel 3 van de beleidsregels. De hoogte van de km vergoeding wordt afgeleid van de ANWB routeplanner via de kortste route berekend. De vergoeding wordt altijd afgestemd op het aantal kilometers dat de leerling reist, de zogenaamde ‘beladen kilometers’.

Artikel 9.3 Vergoeding openbaar vervoer (artikel 10, 11, 16, 17 en 25)

De vergoeding openbaar vervoer heeft voor een schooljaar betrekking op een periode van tien maanden en wordt uitbetaald in twee termijnen (begin schooljaar en begin januari).

Artikel 9.4 Aangepast vervoer (artikel 12, 18 en 26)

De Verordening Leerlingenvervoer geeft criteria om voor een vergoeding van het aangepast vervoer in aanmerking te komen. Eén van de criteria is, dat een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt verstrekt, indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Onder ernstige benadeling van het gezin verstaan wij een situatie, waarbij:

  • ·

    het een éénoudergezin betreft waarin nog een kind jonger dan 9 jaar is, datnog niet zelfstandig naar school kan gaan, waarbij de ouder werkt of een opleiding volgt, die moet leiden tot het vinden van werk en aanpassing van de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. Dit moet aangetoond worden (door middel van een verklaring) net als het feit dat anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn.

  • ·

    In een éénoudergezin een kind aanwezig is, die door een medische aandoening extra zorg van de ouder(s) nodig heeft en anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld. De ouder(s) dienen hiervoor een medische verklaring te overleggen, waar de medische aandoening en de extra zorg die dit vraagt van de ouders uit blijkt en indien nodig kan de gemeente een onafhankelijk medisch advies opvragen;

  • ·

    door een medisch deskundige is vastgesteld dat er medische redenen zijn die (één van de) ouders belemmeren het kind te begeleiden en anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn.

Naast de criteria, die hierboven vermeld staan om in aanmerking te kunnen komen voor een vergoeding van het aangepaste vervoer, kan per situatie bekeken worden, wat in redelijkheid van de ouder(s) kan worden verwacht.

Artikel 10 Handicap (artikel 17, 18, 25 en 26)

In artikel 20 en 25 bepaalt de mate van de handicap en de aanwezige reisbeperkingen of er recht bestaat op een vervoersvoorziening leerlingenvervoer.

Op andere plaatsen in de verordening (artikel 17, 18 en 26) bepaalt de mate van de handicap en de aanwezige reisbeperkingen de vorm van de vergoeding.

Er is onderscheid te maken in een structurele of een tijdelijke handicap. De gemeente is alleen verantwoordelijk voor de vervoerskosten van structureel gehandicapte leerlingen.

Wanneer er in de verordening gesproken wordt over een handicap, wordt daarmee altijd een structurele handicap bedoeld. Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan 3 maanden afhankelijk is van rolstoel en/of krukken, kan er een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer. De gemeente kan een vervoersvoorziening geven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie.

De gemeente verstrekt geen vervoersvoorziening om tijdelijke medische redenen korter dan drie maanden. Ouders zijn hier zelf verantwoordelijk voor. Zij kunnen hiervoor wellicht een beroep doen op de zorgverzekeraar.

Artikel 11 Ongewenst gedrag (artikel 6)

De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling gedurende het verblijf van de leerling in het door de gemeente bekostigde vervoer berust bij de ouders.

Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het daarmee een gevaar voor zichzelf en/of anderen veroorzaakt, bedreigend of onhygiënisch is. Wanneer zo’n situatie zich voordoet kan onderzocht worden of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medische advies kan de verstrekte vergoeding zonodig worden aangepast.

Wanneer blijkt dat een leerling niet zelfstandig met het aangepaste vervoer kan reizen, is in beginsel de ouder verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding voor de leerling. Hiertoe kan de gemeente de ouders zitruimte in het voertuig aanbieden. Voor de dossiervorming is het belangrijk, dat dit ouders schriftelijk wordt meegedeeld. Wanneer de begeleiding niet geleverd wordt en/of het gedrag van de leerling niet ten positieve keert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer te beëindigen. Ook wanneer er een medische oorzaak is aan te wijzen voor de misdragingen en die misdragingen kunnen met het bieden van begeleiding onder controle gehouden worden, zijn het de ouders die de begeleiding dienen te organiseren.

De gemeente Veenendaal wil de verantwoordelijkheid in het vervoer van leerlingen bij de ouders laten. In situaties, waarbij een leerling ontoelaatbaar gedrag vertoond in het aangepaste vervoer, worden ouders schriftelijk op de hoogte gebracht en kan hen de gelegenheid geboden worden hun kind te (laten) begeleiden. Hiertoe stelt de gemeente een zitplaats beschikbaar. Wanneer het gedrag niet verbetert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer voor deze leerling te beëindigen, op te schorten of in te trekken. Over de noodzaak van begeleiding of de inzet van individueel vervoer voor de leerling kan de gemeente zich laten adviseren door een externe deskundige.

Ook wanneer de leerling op een andere manier reist, dan met het aangepast vervoer, kan de vervoersvoorziening worden beëindigd, worden opgeschort of ingetrokken indien er sprake is van ernstig wangedrag. Ook in deze situaties kan de gemeente besluiten, zonodig na inwinning van advies (extern of bij een uitvoerende afdeling van de gemeente), de vervoerskosten van een begeleider te bekostigen. Ouders zijn in dat geval verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding.

Artikel 12 Crisisplaatsing (artikel 1 sub s en 2)

Het komt voor dat kinderen om verschillende redenen uit huis geplaatst worden. De gemeente Veenendaal acht het noodzakelijk om hier beleidsregels voor op te stellen. Onder crisisplaatsing verstaan we een plotselinge uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis. Deze plaatsing is van tijdelijke aard en heeft tot doel om de leerling zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen 6 weken) terug te plaatsen in het ouderlijk huis dan wel in een andere definitieve huisvesting onder te brengen.

Leerlingen die vanwege een crisissituatie in het ouderlijk huis, tijdelijk in de gemeente Veenendaal wonen, kunnen rekenen op tijdelijke steun van de gemeente. In de regio is afgesproken, dat omwille van de rust voor de leerling de oude gemeente een vergoeding zal verstrekken naar de oorspronkelijke school voor de duur van maximaal 6 weken, indien de uithuisplaatsing onverwacht van de één op andere dag geschiedt. Gedurende deze periode wordt veelal duidelijk waar de leerling definitief gaat wonen. De gemeente zal in deze periode onderzoeken of de oude gemeente bereid is een financiële bijdrage te leveren voor het vervoer van “hun” leerling.

De verzorgers van de leerling dienen de periode van 6 weken te benutten, om bij een langduriger verblijf in de gemeente Veenendaal een andere school te zoeken. Als de leerling na het verstrijken van deze termijn in de gemeente Veenendaal blijft wonen, moet er een nieuwe aanvraag worden ingediend. Deze aanvraag wordt dan op dezelfde wijze beoordeeld, als de aanvragen van andere leerlingen uit de gemeente. De eventuele vergoeding zal gebaseerd worden op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Indien een leerling uit de gemeente Veenendaal de ouderlijke woning tijdelijk verlaat in verband met een crisissituatie zal de gemeente, voor zover de leerling reeds bekend is het leerlingenvervoer, op verzoek van de nieuwe tijdelijke gemeente het vervoer van deze leerling voor de periode van maximaal 6 weken blijven vergoeden naar de oorspronkelijke school.

Artikel 13 Drempelbedrag (artikel 23)

Het drempelbedrag is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer over de afstandsgrens. In het verleden werd dit gerelateerd aan de kosten van een zône-indeling. Nu in 2014 de zône-indeling in het openbaar vervoer is verdwenen in de regio Veenendaal, is het niet meer mogelijk om uit te gaan van de kosten van de zône-indeling. Een alternatief is om uit te gaan van de OV-kilometervergoeding, maar dan valt het te betalen drempelbedrag hoger uit voor de ouders. Om die reden wordt gewerkt met een jaarlijkse indexatie van 4 % bovenop het bedrag van vorig jaar.

De inkomensgrens zoals bedoeld in artikel 23 van de Verordening is voor het schooljaar 2014-2015 € 24.300,00. De eigen bijdrage voor 2014 voor de afstandsgrens van 4 km. wordt gebaseerd op één zone OV bedraagt €318,50 en voor de afstandsgrens van 6 km twee zones € 523,00 per kind.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels leerlingenvervoer Veenendaal 2014.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college gehouden op 18 maart 2014.

Het college voornoemd,

De secretaris, De burgemeester