Nota Masten voor mobiele communicatie gemeente Veenendaal

Geldend van 01-11-2006 t/m heden

Intitulé

Nota Masten voor mobiele communicatie gemeente Veenendaal

1.Inleiding

De afgelopen jaren is het aantal mensen dat gebruik maakt van een mobiele telefoon sterk toegenomen. De rijksoverheid heeft de operators voor mobiele telefonie KPN, Orange, Telfort, Vodafone en T-mobile hiertoe frequenties toegewezen alsmede een verplichting opgelegd om een landelijke dekking te bereiken.

Omdat als schakel tussen mobiele telefoons GSM- en UMTS masten gebruikt worden en er wordt gestreefd naar een landelijk dekkend netwerk, zijn hiervoor in de toekomst ook meer locaties voor het plaatsen van antennes en antennemasten nodig.

Uit contacten met operators is duidelijk geworden dat de dekking op dit moment onvoldoende is. Er wordt door de operators steeds mee geïnformeerd naar het beleid dat de gemeente voert inzake het plaatsen van antennemasten, aangezien zij eigenlijk voor 2007 het netwerk dekkend moeten krijgen en de tijd dus begint te dringen.

Op dit moment is de gemeente Veenendaal volgens een besluit van 6 september 2005 terughoudend met het toekennen van bouwvergunningen voor GSM / UMTS masten.

Aangezien er een plicht is vanuit de rijksoverheid (mede ondertekend door de gemeenten) richting de operators over het dekkend krijgen van een netwerk, is dit standpunt niet houdbaar.

Om het plaatsen van antennemasten in goede banen te leiden, is het nodig een eenduidig beleidskader te scheppen, zodat bouwaanvragen eenduidig getoetst kunnen worden. Dit document beoogd het toetsingskader voor bouwaanvragen van antennemasten te scheppen.

Om eerst aan te geven waar het over gaat wordt in het volgende hoofdstuk eerst beschreven wat GSM en UMTS is. Daarna wordt ingegaan op de gezondheidsaspecten die samenhangen met GSM / UMTS en onderzoeken die hiernaar gedaan zijn.

Vervolgens wordt de situatie zals die zich in Veenendaal voordoet nader toegelicht, waarna er richtlijnen gepresenteerd worden waaraan getoetst moet worden bij een aanvraag om het plaatsen van een antennemast. Hierin is ook een meldingsplicht opgenomen voor operators bij het plaatsen van vergunningvrije antennes.

Tenslotte wordt kort aangegeven hoe we om moeten gaan met aanvragen voor het plaatsen van masten op dit moment en in de toekomst.

2. Wat is GSM / UMTS?

GSM is de afkorting van Global System for Mobile communications. Het is een netwerk van antennes dat de schakel vormt tussen het mobiele telefoontoestel en het netwerk. Dit systeem is met name geschikt voor het voeren van gesprekken en het sturen van korte berichten. Het gebruik en de functies van de mobiele telefoon veranderen echter in hoog tempo. Tegenwoordig is het mogelijk tekstberichten en foto’s te versturen via de mobiele telefoon en is het ook mogelijk om via de telefoon gebruik te maken van internet. Om dit via mobiele telecommunicatie te bereiken is een geavanceerder netwerk nodig, het UMTS netwerk (Universal Mobile Telephone System). Dit netwerk is meer toegerust om grote hoeveelheden data te verwerken en te versturen. Hiermee is UMTS de opvolger van GSM.

Technisch is het verschil tussen GSM en UMTS als volgt:

Het verschil tussen GSM en UMTS is de manier waarop de signalen worden verzonden. GSM berichten kunnen zowel worden verzonden met een frequentie van 900 MHz als met een frequentie van 1800 MHz. UMTS berichten worden verzonden met een frequentie van 2100 MHz. UMTS is een intelligente GSM.

Het grote verschil tussen GSM en UMTS is de vermogensefficiëntie. Bij GSM kan er 12 Kb/J verzonden worden terwijl bij UMTS tussen 40 tot 6000 Kb/J verzonden kan worden. Doordat de vermogensefficiëntie van UMTS veel groter is dan die van GSM heb je minder vermogen per cel (bereik van een antenne) nodig. Om eenzelfde hoeveelheid gegevens te verzenden heb je voor GSM ca 80 W en voor UMTS minder dan 24 W nodig. Dit betekent dat bij antennes van dezelfde grootte een UMTS antenne drie keer zo veel gegevens verzonden kunnen worden als met een GSM antenne. UMTS antennes zijn daarom ca de helft kleiner zijn als GSM antennes en dan kunnen ze meer gegevens verzenden.

De verbinding tussen mobiele telefoons wordt onderhouden door een netwerk van antennes. De antenne zendt elektromagnetische velden, radiogolven uit. De frequentie van het elektromagnetische veld welke wordt uitgezonden door GSM en UMTS zijn lager dan 300 GHz. Elektromagnetische velden met een frequentie die lager is dan 300 GHz wordt gedefinieerd als niet ioniserende straling (Ioniserende straling kan verantwoordelijk zijn voor mutaties in het lichaam).

3. Gezondheid en GSM / UMTS

Bij de bevolking bestaat grote ongerustheid over de effeceten van UMTS straling op de gezondheid van mensen die rond een dergelijke antenne(mast) wonen. Via diverse kanalen krijgen zij verschillende berichten over de effecten. Op het gebied van mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van blootstelling aan elektromagnetische velden heeft de Europese Unie op 12 juni 1999 een aanbeveling aan de lidstaten gedaan. In de bijlage van deze aanbeveling van de raad betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden (0 Hz – 300 GHz) zijn de nieuwste door ICNIRP (internationale commissie voor niet-ioniserende straling) opgestelde blootstellingslimieten opgenomen. Gezien de huidige stand van wetenschap is hierbij uitgegaan van een hoog beschermingsniveau van de gezondheid tegen blootstelling aan elektromagnetische velden.

3.1 Elektromagnetische velden

Zoals in het vorige hoofdstuk al is aangegeven is de frequentie van het elektromagnetische veld welke wordt uitgezonden door GSM en UMTS lager dan 300 GHz. Elektromagnetische velden met een frequentie die lager is dan 300 GHz wordt gedefinieerd als niet ioniserende straling (Ioniserende straling kan verantwoordelijk zijn voor mutaties in het lichaam).

Elektromagnetische velden in de frequenties van GSM en UMTS kunnen in het menselijk lichaam een temperatuursverhoging veroorzaken. Een verhoging van een 0,5 o C is de maximaal toelaatbare opwarming van het lichaam waarbij de mens geen last ondervindt. Een verhoging van een 0,5 oC wordt veroorzaakt door een elektromagnetisch veld met een energie inhoud van 4 W/kg (vermogen per kg gewicht). Voor werknemers wordt een veiligheidsfactor van 10 en voor de bevolking (omgeving) wordt een veiligheidsfactor van 50 gehanteerd. Dus voor de bevolking wordt een blootstellingslimiet gehanteerd van 0,08 W/ kg ( 4/50 = 0,08). Omdat de opwarming in het lichaam niet eenvoudig direct te meten is wordt in de praktijk gebruik gemaakt van de sterkte van het elektrische veld. De sterkte van het elektrische veld wordt uitgedrukt in volt per meter (V/m). Deze veldsterkte levert een aantal blootstellingslimieten op. Voor GSM 900 en 1800 is dit - 41V/m repsectievelijk - 58 V/m en voor UMTS - 61 V/m. Deze blootstellingslimieten worden afhankelijk van het soort antenne, het vermogen van de antenne en de richting op een bepaalde afstand tot de antenne bereikt. Deze blootstellinglimieten worden binnen een afstand van 3 meter in een horizontale lijn tot de diverse antennes overschreden. In een verticale lijn worden deze blootstellingslimieten tot een afstand van een halve meter. Buiten deze afstand worden de veiligheidslimieten bij geen enkele antenne overschreden.

3.2 Onderzoeken

Er is een groot aantal onderzoeken gedaan naar de effecten van de straling van GSM- en UMTS antennes op de gezondheid. Deze onderzoeken worden door de gezondheidsraad allemaal op hun wetenschappelijke waarde getoetst. De uitkomsten van de onderzoeken zijn zeer divers, van wel effecten op de gezondheid, tot geen effecten op de gezondheid. Uit een uiteenzetting van de gezondheidsraad blijkt, dat bij alle onderzoeken vraagtekens geplaatst kunnen worden bij zowel de methode van onderzoek als de getrokken conclusies.

De twee belangrijkste onderzoeken die zijn gedaan naar de effecten van de straling van GSM- en UMTS masten zijn het Cofam onderzoek van TNO en het daarop volgende Zwitserse onderzoek Cofam 2.

TNO- onderzoek COFAM (COgnitive Funtions And Mobiles), 2003

Dit onderzoek is uitgevoerd in Nederland en heeft met name gekeken wat de invloed van de straling was op de cognitieve functies (reactiesnelheid, geheugen, etc.) en het welbevinden van mensen. Het resultaat van dit onderzoek was:

  • ·

    Voor wat betreft de cognitieve functies is er in één geval een gering effect opgetreden. De gezondheidsraad acht het waarschijnlijk dat dit toeval is.

  • ·

    Voor wat betreft het welbevinden is een kleine toename geconstateerd na het invullen van vragenlijsten, zowel in de geteste groep als in de controlegroep.

Over het algemeen worden er een aantal vraagtekens geplaatst bij de uitkomsten van dit onderzoek.

  • ·

    Er is gewerkt met kleine groepen proefpersonen, waar een gering effect is geconstateerd.

  • ·

    De gezondheidsraad heeft haar twijfels geplaatst bij het gebruik van een vragenlijst als meetinstrument voor het welbevinden. De vraag is of deze vragenlijst adequaat was opgesteld, aangezien deze lijst niet speciaal voor dit onderzoek ontwikkeld was, maar overgenomen was uit een ander onderzoek.

In navolging van de resultaten van het TNO-COFAM onderzoek en de ophef die de uitkomst heeft veroorzaakt, heeft de Nederlandse overheid een tweede onderzoek mede gefinancierd, om meer zekerheid te krijgen omtrent de effecten van de UMTS straling op de gezondheid.

Zwitsers onderzoek COFAM 2, 2005

Het Zwitserse onderzoek was een replicatie van het eerdere TNO onderzoek. Er is onderzocht of met een grotere groep mensen de resultaten van het TNO onderzoek bevestigd konden worden.

De resultaten van het Zwitserse onderzoek wijzen uit dat voor de korte termijn geen gevolgen merkbaar zijn in het welbevinden van mensen.

Vergeleken met de controlesituatie (geen blootstelling) leidde geen van de beide UMTS-blootstellingen van 1 of 10 V/m tot een verandering van het welbevinden. Dit geldt zowel voor de uitkomsten van het onderzoek met de nieuwe, gevalideerde vragenlijst als voor dat met de oorspronkelijke vragenlijst uit het TNO-onderzoek. Onafhankelijk van de sterkte van het UMTS-veld rapporteerden elektrogevoelige proefpersonen meer symptomen. Dit onderzoek geeft echter geen uitsluitsel over lange termijn blootstelling aan een UMTS basisstation; hiervoor moet nog nader onderzoek worden gedaan.

Uit de vele onderzoeken die wereldwijd naar dit onderzoek gedaan zijn volgt eenzelfde soort conclusie. Voor goede resultaten en een gedegen conclusie is nader onderzoek nodig.

Het kan echter nog jaren duren voordat hier meer duidelijkheid over is en de ontwikkeling gaat wel verder. Nu er aangetoond is dat op korte termijn geen gevolgen bestaan voor de gezondheid moet de gemeente ook voor de korte termijn (ca. 5 tot 10 jaar) beleid ontwikkelen. Daarna kan aan de hand van vervolgonderzoeken die er dan ongetwijfeld zijn het beleid geëvalueerd en eventueel geactualiseerd worden.

4. Situatie in de gemeente Veenendaal

4.1 Rijksbeleid

Zoals in de inleiding al aangegeven heeft de rijksoverheid de operators verplicht een dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie te verzorgen. De afspraken die hierover zijn gemaakt zijn vastgelegd in het Nationaal Antenneconvenant dat mede is ondertekend door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierdoor zijn ook gemeente gebonden medewerking te verlenen aan operators om hun netwerk dekkend te maken.

In het convenant wordt een onderscheid gemaakt tussen GSM / UMTS antennes- en masten (overigens spreken operators zelf niet van GSM / UMTS maar van mobiele communicatie). Antennes tot 5 meter mogen zonder bouwvergunning geplaatst worden. In de meeste gevallen zoeken operators hiervoor hoge gebouwen of objecten, zoals hoogspanningsmasten. Masten zijn losse objecten die operators moeten plaatsen op plekken waar nog niet voldoende dekking is en waar geen hoge gebouwen of objecten in de buurt zijn. Deze masten zijn vaak tussen de 30 en 40 meter hoog en hiervoor is wel een bouwvergunning nodig.

Naar aanleiding van de resultaten van het Zwitserse onderzoek dat in het vorige hoofdstuk is besproken heeft Staatssecretaris Van Geel alle gemeenten in Nederland een brief gestuurd, waarin hij duidelijk maakt dat er geen twijfel bestaat over de effecten van de straling op de volksgezondheid, deze effecten zijn er niet.

4.2 GSM / UMTS in de gemeente Veenendaal

In Veenendaal speelt naast de problematiek van de GSM / UMTS antennes nog een probleem, namelijk de bovengrondse hoogspanningslijn. Deze loopt dwars over Veenendaal, over een aantal woonwijken heen. Met name mensen die onder of in de nabijheid van deze hoogspanningslijn wonen zijn erg attent op het plaatsen van antennes in de hoogspanningsmasten. Deze antennes kunnen vergunningvrij geplaatst worden. Inmiddels staan er onder een aantal hoogspanningsmasten meerdere techniekkastjes voor de antennes die in hoogspanningsmasten hangen.

In het besluit van 6 september 2005 heeft het college van B&W aangegeven te willen wachten op de uitkomsten van het Zwitserse onderzoek en (eventuele) richtlijnen van de rijksoverheid. In navolging van de conclusies van het Zwitserse onderzoek heeft staatssecretaris Van Geel aan de Tweede Kamer laten weten de verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid volledig te kunnen nemen (kamerstuk 27561, nummer 28). Hij geeft hierbij ook aan dat hij, met ondersteuning van het RIVM en de Gezondheidsraad, alle onderzoeken scherp in de gaten houd, op eventueel andere uitkomsten, zodat hij zo nodig direct actie kan ondernemen.

Nu de rijksoverheid haar standpunt zoals vastgelegd in het nationaal antennebeleid niet wijzigt, moet de gemeente overgaan tot uitvoering van dat beleid. Het staat de gemeente altijd vrij om aanvullende beleidsregels op te stellen voor de plaatselijke situatie.

Naast de positieve geluiden over de uitkomsten van het Zwitserse onderzoek, krijgt de gemeente ook regelmatig e-mails van organisaties als Stop UMTS en particulieren die de gemeente wijzen op onderzoeken waarvan de uitkomst wel een verband laat zien tussen gezondheidseffecten en straling.

Voor beide kanten van de zaak (dus wel en geen effecten op de gezondheid) zijn onderzoeken gedaan en beoordeeld, uit alle onderzoeken komt naar voren dat voor absolute zekerheid verder onderzoek noodzakelijk is. De gemeente bevindt zich dus voortdurend in het spanningsveld van onderzoeken waaruit blijkt dat er wel en geen effecten zijn op de volksgezondheid, terwijl beide soorten onderzoeken volgens de gezondheidsraad onvoldoende wetenschappelijk zijn onderbouwd.

Jurisprudentie

Het is ook van belang er op te wijzen dat er recentelijk een uitspraak is geweest van de rechtbank in Almelo (10 april 2006, LJN: AV9486) waarbij de gemeente ten onrechte bij de vrijstelling voor een antennemast de overweging had meegenomen dat in een mast voor GSM antennes in een later stadium ook UMTS antennes gehangen kunnen worden. Dit had niet in de vrijstelling meegewogen mogen worden, aangezien dit geen onderdeel uitmaakte van de bouwaanvraag. Het ging slechts om een aanvraag voor een mast voor GSM antennes.

Gezien de uitkomsten van het Zwitserse onderzoek, de reactie van de gezondheidsraad hierop en het feit dat ook de gemeente is gebonden aan het convenant moeten er duidelijke richtlijnen komen waaraan een aanvraag getoetst kan worden. Deze worden uiteengezet in het volgende hoofdstuk.

5. Richtlijnen voor het plaatsen van GSM / UMTS masten en antennes.

De ongerustheid onder inwoners van Veenendaal ontstaat met name daar waar antennes en masten geplaatst worden in woongebieden. Mensen die er dicht bij wonen denken daardoor extra fysieke klachten te ondervinden onder invloed van de straling. Het verdient daarom de voorkeur om de masten niet in woongebieden te plaatsen. Probleem in Veenendaal is echter dat het voor het grootste deel uit stedelijk gebied bestaat en er dus weinig plaats overblijft voor het plaatsen van masten en antennes als dit in de woongebieden niet kan.

Het gaat om het plaatsen van twee soorten GSM / UMTS installaties.

A Vergunningvrije antennes

De Woningwet is in 2003 zodanig aangepast dat antennes die lager zijn dan 5 meter vergunningvrij geplaatst mogen worden. Daarbij is een Algemene Maatregel van Bestuur opgesteld waarin nog een aantal eisen geformuleerd zijn, naast de verplichtingen rond het plaatsen van vergunningvrije antennes die in het convenant zijn opgenomen (zoals het instemmingsrecht van verhuurders en huurders).

De eisen uit de AmvB zijn als volgt

  • ·

    Een gebouw waar de antenne op geplaatst wordt, moet minimaal 9 meter hoog zijn;

  • ·

    Antennes mogen maximaal 5 meter boven de dakrand uit steken.

  • ·

    De minimale afstand (x) tussen de voet van de antennedrager en de dakrand wordt berekend met de formule: X = 18 / gebouwhoogte;

  • ·

    De techniekkast mag een maximale inhoud hebben van 2 kubieke meter en moet op minimaal 1 meter van de dakrand geplaatst worden;

  • ·

    De minimale afstand tussen de kabelgoot en de voorgevel is 3 meter, de minimale afstand tussen de kabelgoot en de dakrand is 1 meter.

De operators krijgen via de vereniging Monet een brief waarin hen wordt verzocht het plaatsen van een vergunningvrije antenne minimaal twee weken voor de plaatsing aan ons te melden, met een datum van plaatsing. Wij kunnen dan de burgers het meest correct informeren en we kunnen ons voorbereiden op vragen uit een bepaald deel van Veenendaal. Eventueel kan er gecontroleerd worden of de plaatsing volgens de regels gebeurd.

B Niet vergunningvrije antennes

Wanneer in een omgeving onvoldoende hoge objecten voorkomen voor het plaatsen van vergunningvrije antennes, wordt vaak een antennemast geplaatst. Hierin worden de antennes dan opgehangen. Voor het plaatsen van dergelijke masten is vaak wel een bouwvergunning nodig. Voor het plaatsen van antennemasten tussen de 5- en 40 meter is een lichte bouwvergunning verplicht. Voor antennes hoger dan 40 meter moet een reguliere bouwvergunning aangevraagd worden.

Aangezien dergelijke masten meestal niet binnen de bepalingen van het bestemmingsplan passen, moet in de meeste gevallen een vrijstellingsprocedure gevolgd worden. Dit zal in nagenoeg alle gevallen gaan om een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).

Bij een vrijstellingsprocedure moet altijd een integrale afweging gemaakt worden tussen verschillende aspecten. Om een handvat te hebben hoe in bepaalde gevallen om te gaan met het plaatsen van antennemasten worden hierbij enkele richtlijnen gegeven waar op gelet wordt bij een aanvraag voor het plaatsen van een antennemast.

Algemene uitgangspunten:

Wanneer een mast eenmaal geplaatst is gelden de volgende regels:

·Site sharing

Operators maken gebruik van dezelfde masten. Bij antennemasten (maar ook bijvoorbeeld voor het plaatsen van antennes in hoogspanningsmasten) is het mogelijk dat meerdere operators van dezelfde locatie gebruik maken. Zo kan voorkomen worden dat er onnodig ontsierende masten geplaatst moeten worden. Deze eis kan onderdeel uitmaken van de vrijstelling.

·Kleur van de techniekkasten

De kleur van de techniekkasten op één plek moeten identiek zijn. Dit om een warrig straatbeeld en te grote verscheidenheid te voorkomen.

·Onttrekken van de kasten aan het zicht

Met name wanneer de techniekkasten op de grond geplaatst worden is het goed mogelijk deze aan het zicht te onttrekken door er bijvoorbeeld een haag omheen te zetten. Op deze manier wordt het straatbeeld zo min mogelijk bepaald door de aanwezige kasten.

Ruimtelijke uitgangspunten

Ruimtelijk zijn er diverse uitgangspunten.

A)Voor wat betreft de locatiekeuze:

  • ·

    Bij voorkeur langs grote rijks- en provinciale wegen en bij voorkeur bij parkeerplaatsen langs rijks- en provinciale verkeerswegen, benzinestations, sportparken, bedrijventerreinen, horeca-gelegenheden, danwel een concentratie van activiteiten en op knooppunten van activiteiten waar reeds sprake is van een verstoring van het straatbeeld;

  • ·

    Indien binnen de bebouwde kom bij voorkeur op bedrijven- en fabrieksterreinen, op sportparken, bij hoogspanningsmasten, benzinestations en op plaatsen waar reeds sprake is van een verstoring van het straatbeeld;

  • ·

    Plaatsing in woongebieden alleen als vanwege de functionele inpassing in het technisch netwerk noodzakelijk is en als andere locaties vanwege ruimtelijke onaanvaardbaarheid uitgesloten zijn. Hierbij dient een afstand van 30-35 meter van de woonbebouwing aangehouden te worden in verband met de ruimtelijke verstoring van de masten op de omgeving.

N.B. Bij alle locaties moet gelet worden op de hoogte van de omliggende elementen. De masten moeten in een omgeving geplaatst worden, waarin zij enigszins weg vallen, dus in de omgeving van andere verticale elementen. In bijlage I zijn een aantal locaties in blauw aangegeven waar masten bij voorkeur geplaatst kunnen worden.

  • B)

    Voor wat betreft de visuele invulling

    • ·

      De antennemasten mogen geen afbreuk doen aan de visuele kwaliteit van de gebieden en bouwwerken die in een landschappelijk, cultuurhistorisch of architectonisch opzicht een bijzondere waarde vertegenwoordigen, of die een representatieve functie vervullen in winkelgebieden en op bedrijventerreinen;

    • ·

      In beginsel mogen ze niet geplaatst worden op plaatsen die vanaf de doorgaande hoofdwegen binnen de bebouwde kom (zoals wijk- en hoofdontsluitingswegen) zichtbaar zijn;

    • ·

      Is dit niet mogelijk dan moet gekeken worden of een mast als baken kan dienen op een strategische plek en de mast moet op deze functie aangepast worden (bijvoorbeeld in de vorm van een bijzonder ontwerp).

  • C)

    Voor wat betreft de vormgeving

    • ·

      Er dient aandacht besteedt te worden aan de voet van de mast. Ook de kasten moeten aansluiten in hun omgeving.

    • ·

      Bij plaatsing in een woonwijk, dient een afzonderlijke stedenbouwkundige afweging gemaakt te worden over de visuele inpasbaarheid.

Plaatsen die in eigendom en / of beheer zijn van de gemeente

Eén van de plaatsen waar bij voorkeur een antennemast geplaatst kan worden is op de Veenendaalse Sportparken. Dit zijn binnen het stedelijke gebied van Veenendaal plaatsen waar mensen kortdurend verblijven. Daarnaast loopt over diverse sportparken de hoogspanningslijn met de bijbehorende masten, wat een erg gewilde plek is bij operators om hun antennes vergunningvrij in te plaatsen. Aangezien het beheer en de eigendom van de sportparken voor het grootste deel in handen is van de gemeente zelf worden hier wel enkele voorwaarden aan verbonden.

In de huurcontracten of de contracten over recht van opstal gaat de gemeente uit van de volgende uitgangspunten (voor zowel plaatsing van vergunningvrije antennes als vergunningplichtige masten):

  • ·

    De gemeente sluit contracten van maximaal 5 jaar af, deze kunnen eventueel met eenzelfde aantal jaren verlengd worden

  • ·

    Wanneer uit nader onderzoek blijkt dat de straling van antennes voor mobiele telecommunicatie schadelijk is voor de gezondheid moet de zender binnen 1 jaar zijn uitgezet en verwijderd.

  • ·

    Er mag bij de plaatsing van antennes en / of antennemasten geen overlast ontstaan voor reguliere gebruikers van de sportparken zoals de huurders van de accommodaties en degenen die onderhoud plegen.

  • ·

    Er moet een gedegen communicatieplan opgezet worden om betrokkenen open en eerlijk te informeren.

De gemeente is niet van alle gronden die in aanmerking komen voor het plaatsen van masten eigenaar of beheerder. Zij kan op deze plekken daarom geen invloed uitoefenen op eventuele plaatsingsvoorwaarden. Hierover moeten operators het eens worden met terrein / gebouw eigenaren.

Wanneer de gemeente wel eigenaar is van grond of gebouwen of beheer hierover voert, dan worden bovenstaande uitgangspunten in alle gevallen toegepast.

6. Hoe nu verder?

Op dit moment

Op dit moment is er in geen van de bestemmingsplannen ruimte gereserveerd voor het plaatsen van antennemasten. Op dit moment kan de plaatsing van masten daarom alleen plaatsvinden door middel van een vrijstellingsprocedure. Hiervoor kan van de procedure ex artikel 19 lid 2 WRO voor masten tot een hoogte van 15 meter gebruikt worden. Gezien de hoogte van de masten (meestal rond de 37,5 meter) is echter een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO noodzakelijk.

In de toekomst

Wanneer er een bestemmingsplan in voorbereiding is kan een antennemast eventueel bestemd worden op een bepaalde plaats. De mast kan dan zonder meer op die plek en binnen de bepalingen die daarover in het bestemmingsplan worden opgenomen geplaatst worden. Dit kan echter alleen als van te voren een definitieve plek bekend is.

Wanneer niet van te voren bekend is of er plaatsen zijn waar operators masten willen plaatsen dan kan eventueel een binnenplanse wijziging voor bepaalde gebieden aangewezen worden waar masten geplaatst kunnen worden. Onderhavig beleid kan dan als uitgangspunt dienen voor het toetsen van de mogelijkheid van toepassing van de binnenplanse vrijstelling. Natuurlijk blijft vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO altijd een mogelijkheid.

Communicatie

Aangezien de hele kwestie van hoogspanning en antennemasten in de gemeente Veenendaal erg gevoelig ligt is het van belang open en eerlijk te communiceren naar de inwoners toe. In hoofdstuk zeven is daarom een hoofdstuk aan dit onderwerp gewijd. Hierin komt aan bod wie op welke manier geïnformeerd zullen worden over de vaststelling van dit beleid. In een aantal gevallen zal het gaan om een algemene aankondiging van de vaststelling van het beleid. Bij meer concrete plannen worden doelgroepen specifiek op de hoogte gebracht.

7. Communicatie

De gemeente Veenendaal is bekend met het verschijnsel elektromagnetische velden dankzij een hoogspanningslijn die zich voor een deel boven de bebouwde kom van de gemeente bevind. De gemeente is zich bewust van de maatschappelijke onrust die kan ontstaan door onduidelijkheid of discussie over magnetische velden en gezondheidseffecten zonder goede informatie. Een goed communicatiebeleid kan bijdragen aan de kennis over het onderwerp, zodat mensen zo objectief mogelijk hun standpunt kunnen bepalen. Hierdoor kan de bestaande onrust wellicht wat afnemen. Om de verschillende doelgroepen zo adequaat mogelijk te informeren is een communicatieplan opgesteld.

Uitgangspunten voor de communicatie en inspraak

Belangrijk voor het volledig informeren van betrokkenen is een pro-actieve houding wat betreft de communicatie. Vroegtijdig, open en op een begrijpelijke manier communiceren. Belangrijk is ook dat de betrokken medewerkers van de gemeente goed op de hoogte zijn. De gemeente kan voor de informatievoorziening gebruik maken van de diensten van het Antennebureau. Het antennebureau is het overheidsloket voor informatie over en ondersteuning bij antennekwesties.

De gemeente heeft bij verzoeken tot het plaatsen van vergunningplichtige antennemasten weinig beleidsvrijheid. Zij heeft zich via het antenneconvenant gebonden om medewerking te verlenen aan het realiseren van een dekkend netwerk voor mobiele communicatie. Om die reden – en omdat bij afzonderlijke ruimtelijke procedures voldoende mogelijkheden zijn voor inspraak - is het advies om geen inspraak toe te passen op de Nota voor mobiele communicatie. Bij concrete verzoeken voor het plaatsen van masten, zal de gemeente belanghebbenden direct en persoonlijk informeren over de plek en de mogelijkheden voor het geven van een reactie.

Op de plaatsing van vergunningvrije antennes, kan de gemeente geen wettelijke invloed uitoefenen. Operators zijn in principe vrij om deze antennes te plaatsen waar zij dat mogelijk achten. Wel kan de gemeente, gelet op de communicatiedoelstelling, een faciliterende rol vervullen in de informatievoorziening.