Regeling vervallen per 07-02-2020

Beleidsplan de kracht van onze jeugd

Geldend van 01-01-2016 t/m 06-02-2020

Intitulé

Beleidsplan de kracht van onze jeugd

Inleiding

1.1 Aanleiding

Jeugdigen krijgen op verschillende manieren te maken met gemeentelijk beleid. Het begint al als ze met hun ouders naar het consultatiebureau gaan. Later komen ze ermee in aanraking als zij op straat spelen of hangen, naar school gaan óf juist niet, lid worden van een sportvereniging of wanneer er sprake is van opvoedingsproblematiek. Jeugdbeleid kent dus vele invalshoeken. Dit vraagt om integraal beleid en een integrale uitvoering: de problemen én mogelijkheden van jeugdigen - op de verschillende terreinen van het gemeentelijk beleid - pakken we in onderlinge samenhang aan.

1.2 Integraal jeugdbeleid

Veenendaal is een jonge leefstad. In onze beleidsvorming hebben we dan ook volop aandacht voor de positie van kinderen en jongeren in de gemeente. Vanaf 2010 werken we met een integraal jeugdbeleid, gericht op kinderen en jongeren tot 27 jaar. Dit maakt de samenhang tussen alle activiteiten voor kinderen en jongeren inzichtelijk en helpt deze samenhang te bevorderen, te bewaken en te verbeteren. Met dit beleidsplan bouwen we voort op de in 2010 ingezette koers, waarbij we nadrukkelijk verbindingen leggen tussen de verschillende beleidsterreinen waarmee kinderen en jongeren te maken hebben.

1.3 Leeswijzer

Dit beleidsplan bestaat uit twee delen.

In deel I beschrijven we onze visie op kinderen en jongeren in de samenleving, staan we stil bij hoe het nu gaat met de Veense jeugd, schetsen we wat onze ambities zijn en geven we aan hoe wij - samen met onze partners in het veld - deze ambities verwezenlijken.

In deel II presenteren we de kaders voor opvoeden en opgroeien die we in Veenendaal hanteren bij het uitvoeren van de jeugdwet. Hierbij geven we ook aan hoe we in ons beleid de vraag van de jeugdige centraal stellen. U leest onder meer wat onze doelstellingen zijn voor de komende vier jaar:

• Doelstellingen gericht op zelfredzame jeugdigen;

• Doelstellingen gericht op kwetsbare jeugdigen;

• Doelstellingen gericht op jeugdigen met complexe problemen.

Ook geven we aan waarop we de komende jaren extra inzetten en welke concrete resultaten we daarmee willen bereiken. In het hoofdstuk over monitoring en financiën vertalen we onze doelen en resultaten naar de begroting. Ook leggen we de koppeling met het dashboard sociaal domein. En ten slotte geven we aan hoe we de uitvoering vormgeven. Hierbij gaan we in op de participatie van jeugdigen, regionale samenwerking, communicatie en de informatievoorziening en verantwoording naar college en raad.

Deel I

Veenendaal:

jonge leefstad!

1.1.Visie

Kinderen en jongeren ontwikkelen zich tot zelfstandige inwoners die fysiek en mentaal gezond zijn, die maatschappelijk hun steentje bijdragen en (uiteindelijk) in hun eigen onderhoud kunnen voorzien.

Veenendaal levert een positieve bijdrage aan de ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren. Als de ontwikkeling van kinderen en jongeren belemmerd wordt, biedt Veenendaal een stevig vangnet.

Jeugdigen in Veenendaal groeien gezond en veilig op en krijgen alle kansen om zich te ontwikkelen en zich voor te bereiden op hun toekomst. Begeleid en ondersteund door ouders, familie, kinderopvang en onderwijs ontdekken en ontwikkelen zij hun vaardigheden en talenten en nemen zij actief deel aan het maatschappelijke leven.

Ouders zijn eerstverantwoordelijke voor hun kind(eren) en toegerust op hun taak. Zij bieden hun kind(eren) een veilig thuis, stimuleren hun sociale, fysieke en emotionele ontwikkeling en zorgen ervoor dat ze naar school gaan of werken. Bij vragen over opvoeden en opgroeien, wenden zij zich eerst tot hun directe omgeving die bestaat uit familie, vrienden, kinderopvang, onderwijs, (sport)verenging of religieuze gemeenschap. Zij beschikken dus over een stevig sociaal netwerk dat hen ondersteunt bij het opvoeden van hun kind(eren). Die directe omgeving biedt ouders richting en houvast bij het opvoeden en helpen opgroeien van hun kind(eren).

Vanaf hun 18e kunnen jongeren hun leven grotendeels zelfstandig organiseren. Ze nemen actief deel aan het maatschappelijk leven, maar hebben meer verantwoordelijkheden dan in de jaren ervoor. Onderwijs en werk regelen ze zelf en ze beschikken over een sociaal netwerk dat hen ondersteunt in deze nieuwe fase van hun leven. Ze wonen graag in Veenendaal vanwege een aantrekkelijke binnenstad met een variëteit aan winkels, goede uitgaansmogelijkheden en andere vrijetijdsvoorzieningen. Daarnaast zijn er voldoende mogelijkheden om (betaalbaar) te wonen. En in de openbare ruimte - al dan niet met vrienden - houden ze rekening met andere bewoners in de wijk.

De gemeente helpt jeugdigen zich te ontwikkelen tot zelfstandige inwoners. We doen dat preventief, door bijvoorbeeld de buitenruimte kindvriendelijk in te richten, met een positief onderwijsbeleid en door ouders actief te informeren over allerlei onderwerpen die te maken hebben met opvoeden en opgroeien. Denk bijvoorbeeld aan informatie over taalontwikkeling, zakgeld, gezondheid, gebruik van verdovende en stimulerende middelen en pesten.

Jongeren vanaf 18 jaar, die moeite hebben om hun leven zelfstandig vorm te geven, ondersteunen we bij het vinden van vervolgonderwijs, werk, woning of ondersteuning. Zo helpen we hen om (weer) de regie over hun eigen leven te krijgen.

Jeugdigen (en hun ouders) kunnen in hun leven ook te maken krijgen met problemen die hun ontwikkeling belemmeren. In dat geval biedt de gemeente passende jeugdhulp om die problemen weg te nemen. En als dat niet kan, zorgen we voor (blijvende) jeugdhulp waarmee zij zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Ons uitgangspunt hierbij is steeds het versterken van de - in en om het gezin aanwezige - eigen kracht. En natuurlijk hebben de jeugdige en zijn/haar ouders de vrijheid te kiezen voor jeugdhulp die past bij hun eigen levensbeschouwelijke, godsdienstige of culturele achtergrond.

Soms wordt de ontwikkeling van jeugdigen structureel bedreigd en slagen ouders er niet in om deze bedreiging weg te nemen. Vaak uit onmacht, soms uit onwil. In zo’n geval - bij onmachtige of onwillige ouders - zorgt de gemeente voor specifieke jeugdhulp. En als de kinderrechter oordeelt dat een kinderbeschermingsmaatregel nodig is, zorgt de gemeente voor de gevraagde dwangmaatregel en passende jeugdhulp.

Veenendaal is een jonge gemeente. Ongeveer een kwart van de inwoners is onder de 20 jaar en in de komende jaren blijft dit aandeel vrijwel gelijk. Ons integraal jeugdbeleid richt zich op inwoners tot 27 jaar.

Aantal jeugdigen in Veenendaal

Totaal aantal inwoners: 63.252 (CBS, 1 januari 2014).

De gemeente heeft voor jonge Veenendalers verschillende rollen. Bij jonge kinderen richten we ons vooral op het bevorderen van een gezonde ontwikkeling (jeugdgezondheidszorg, voorschoolse educatie). Bij kinderen in de basisschoolleeftijd op hun scholing (lokaal onderwijsbeleid, Passend Onderwijs). En bij jongeren op de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt (voorkomen voortijdig schoolverlaten, Participatiewet). Op een aantal terreinen heeft de gemeente een rol voor alle of een brede groep jeugdigen. Denk bijvoorbeeld aan sport en spel (sporten, bewegen, spelen), cultuur (cultuureducatie, culturele activiteiten), natuureducatie, diversiteit, veiligheid, leerplicht/RMC2(voorkomen en bestrijden dat jeugdigen thuis komen te zitten) en het veilig en gezond kunnen opgroeien van jeugdigen (CJG, jeugdhulp).

In deel II van dit beleidsplan ligt de focus op de Jeugdwet. Omdat de Jeugdwet een leeftijdsgrens van 18 jaar3hanteert, richten we ons in deel II dan ook voornamelijk op jeugdigen tot 18 jaar maar ook de ondersteuning van jeugdigen tussen 18 en 23 jaar blijft een belangrijk uitgangspunt.

1.3.De stand van onze jeugd

Om richting te geven aan het jeugdbeleid is het belangrijk te weten hoe het gaat met de jeugd in Veenendaal. Een belangrijke informatiebron zijn de gegevens die landelijk worden bijgehouden via de website www.waarstaatjegemeente.nl van King en de VNG. Maar ook de monitor van GGD Utrecht4,het CBS5en Kinderen in Tel bieden veel informatie.

De bovenstaande tabel laat een deel van de context zien waarbinnen we ons jeugdbeleid opstellen en uitvoeren. In aanvulling daarop nog een aantal extra punten:

Bij Kinderen in Tel is Veenendaal tussen 2012 en 2014 met 70 plaatsen gestegen (van positie 95 in 2012 naar positie 165 in 2014. Hoe hoger het getal, hoe beter). Kinderen in Tel bundelt gegevens op landelijk, provinciaal, gemeentelijk en wijkniveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. De stijging van Veenendaal heeft onder andere te maken met een afname van het aantal werkloze jongeren, minder jongeren die een beroep doen op jeugdzorg en minder achterstandsleerlingen6..

In Veenendaal wonen minder alleenstaanden dan in de rest van Nederland. Meer dan gemiddeld in Nederland groeien Veenendaalse kinderen dus op in een gezinssituatie. We zien wel een stijging van het aantal echtscheidingen en jeugdigen dat opgroeit in eenoudergezinnen.

Het aantal kinderen in een gezin dat leeft van een uitkering ligt net onder het landelijk gemiddelde.

Veenendalers maken minder dan gemiddeld gebruik van kinderopvang.

We zijn er trots op dat in Veenendaal 71% van de middelbare schooljeugd lid is van een sportclub. Dat is fors meer dan in onze buurgemeenten Rhenen en Renswoude.

Uit de lokale gezondheidsmonitor (GGD, 2012) blijkt dat 61% van de 1 tot 4 jarigen wordt voorgelezen.

De gezondheidsmonitor geeft ook aan dat de Veense kinderen minder vaak buiten spelen dan hun leeftijdsgenoten in Midden Nederland.

Wel gaan Veense kinderen meer dan gemiddeld jaarlijks naar de tandarts. In Veenendaal doet 74% van de kinderen dat, in Midden Nederland 54%. Veenendaal heeft iets meer achterstandsleerlingen dan gemiddeld: 12,10% in Veenendaal, 11,61% landelijk. Maar het aantal voortijdig schoolverlaters ligt iets lager: 2,58% in Veenendaal, 3,23% landelijk.

De tabel hierboven laat zien dat Veenendaal op het gebied van veiligheid beter scoort dan het landelijk gemiddelde. Er komen minder Veense kinderen voor de rechter en er zijn ook minder verdachten. Ook het aantal verwijzingen naar Halt ligt in verhouding laag.

Veenendaal kende in 2012 een jeugdwerkloosheid van 0,91% (1,28% in 2010. Bron: Kinderen in Tel). Dat was lager dan het landelijk gemiddelde van 1,21%.

In 2012 had 4,6% van de Veense huishoudens te maken met een regeling vanuit Jeugdzorg. Dit is iets meer dan het landelijke gemiddelde van 3,8%.

De koppeling maken tussen de bestaande situatie, het beleid en de effecten hiervan is complex. In algemene zin weten we bijvoorbeeld dat kinderen uit eenoudergezinnen een groter dan gemiddeld beroep doen op jeugdhulp. Ook weten we dat kinderen met overgewicht later meer gezondheidsklachten kunnen hebben, maar dat jeugdigen die voldoende bewegen daar weer minder last van hebben. Het is belangrijk hierop bedachtzaam te zijn bij het formuleren van beleid.

1.4.Inzet voor onze jeugd

Jong en divers

Veel Nederlandse gemeenten vergrijzen maar Veenendaal absoluut niet. Veenendaal is een jonge en een kleurrijke gemeente. We kunnen dan ook niet spreken over dé jeugdige in Veenendaal, daarvoor is deze groep veel te gevarieerd. Er zijn verschillen in etniciteit, levensbeschouwing, gezinssamenstelling, geaardheid, fysieke of verstandelijke mogelijkheden, welzijn, noem maar op. We koesteren deze diversiteit en zijn daarom in 2015 begonnen met ‘Veenendaal in Dialoog’. We gaan met elkaar in gesprek over respectvol met elkaar omgaan, het zoeken naar gemeenschappelijke waarden en de kracht van het verschil. De Veense jongeren hebben hierbij een belangrijke rol; middelbare scholieren doen een onderzoek naar ‘de ander’ en werken aan een lesprogramma waarin dit thema centraal staat. De jongerenraad haakt in op ‘Veenendaal in Dialoog’ door zelf een sessie te organiseren voor jongeren.

Scholen en voorschoolse voorzieningen

Omdat Veenendaal veel jeugd heeft, zijn er ook veel scholen en voorschoolse voorzieningen. Veel kinderen gaan in hun eigen wijk naar school. Een deel van de scholen in Veenendaal - vooral de vier scholen voor voortgezet onderwijs en het ROC7 - hebben een regiofunctie. Als gemeente zorgen we voor goede en passende onderwijslocaties.

Voor ons jeugdbeleid zijn scholen een belangrijke sparringpartner. Naast het gezin zijn scholen immers de meest logische ‘vindplaats’ voor jeugdigen. We werken goed en intensief samen met de scholen omdat we vinden dat elk kind recht heeft op maximale ontwikkelingskansen.

Het percentage van 12,1% kinderen met een onderwijsachterstand vinden we te hoog. We zorgen ervoor dat kinderen die naar de basisschool gaan voldoende taalvaardig zijn om direct goed aan het onderwijs mee te doen. Hierbij is ook een rol weggelegd voor de ouders: zij hebben de meeste invloed op de ontwikkeling van hun kind en dus ook op de taalontwikkeling. We willen dat het aantal ouders dat hun kinderen voorleest, toeneemt. Onder de noemer van VVE voeren kinderopvangorganisaties, VVE-peuterspeelzalen en het onderwijs gezamenlijk programma’s uit, waardoor een doorgaande leer- en ontwikkelingslijn ontstaat. De komende jaren gaan we dit nog verder verbeteren door Integrale Kindcentra (IKC) in te richten. Een IKC is een voorziening voor kinderen van ten minste 0 tot 12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Dit biedt kinderen de kans zich goed en breed te ontwikkelen, zodat zij een stevige basis hebben voor het vervolgonderwijs en hun verdere leven. En het biedt ouders een goede mogelijkheid om werk en zorg voor kinderen te combineren. De combinatie van functies moet leiden tot een betere opvang, onderwijs en zorg. Ook leidt het tot lagere kosten voor onderwijshuisvesting.

We vinden het belangrijk dat jeugdigen na hun schoolloopbaan een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt innemen. We willen daarom jongeren tenminste een startkwalificatie8 halen. Daarmee staan zij sterker op de arbeidsmarkt, het vergroot hun ontwikkelingskansen. Een van de manieren waarop wij jongeren ondersteunen is door de samenwerking van het Centrum voor Jeugd en Gezin met Overstag. Overstag is een voorziening voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs die dreigen uit te vallen. Met Overstag wordt voorkomen dat jongeren de school verlaten zonder startkwalificatie.

Met de invoering van de Wet Passend Onderwijs en de Jeugdwet kunnen we betere programma’s ontwikkelen voor leerlingen die moeite hebben om het onderwijsprogramma (blijvend) te volgen. We zetten in op de best mogelijke opleidingskansen voor alle leerlingen. Onderwijs dicht bij huis is hierbij het uitgangspunt. Waar mogelijk gaan leerlingen naar een gewone school. Voor leerlingen die daar (nog) niet goed terecht kunnen en/of zwaardere zorg nodig hebben om het onderwijs te kunnen volgen, blijft er de mogelijkheid van speciaal onderwijs. Als er problemen zijn die verder strekken dan onderwijszorg - bijvoorbeeld psychiatrische, gedrags- of gezinsproblemen - dan zoeken we met de school naar oplossingen, waarbij de leerling zoveel mogelijk het gewone onderwijs blijft volgen. Onze leerplichtambtenaren spelen daarbij ook een belangrijke rol. We vinden het onacceptabel dat kinderen of jongeren thuiszitten. De leerplichtambtenaren proberen schooluitval te voorkomen en als er toch van uitval sprake is de schoolgang weer te herstellen. Waar nodig treden zij ook handhavend op.

Jongeren en werk

We willen dat alle jongeren vanaf 18 jaar naar school gaan, werk hebben of beiden combineren. We geloven dat jongeren een betekenisvolle plaats in de maatschappij willen innemen en voor zichzelf willen zorgen. Het liefst hebben we in Veenendaal geen enkele voortijdig schoolverlater of werkloze jongere. Jongeren waarvan we weten dat zij geen startkwalificatie hebben, maar niet of ze naar school gaan of werk hebben, zoeken we actief op9.Als het hun niet lukt om zelfstandig school of werk te regelen, dan ondersteunen we daarbij. Zoals bij jongeren die het Praktijkonderwijs verlaten. Met de school en de werkgever bekijken we dan onder welke voorwaarden een stageplaats omgezet kan worden in een werkplek. Deze koers zorgt voor een lager dan het landelijk gemiddelde aantal voortijdig schoolverlaters.

Hoewel onze jeugdwerkloosheid relatief laag is (0,91%), blijven we ons actief inzetten om jongeren uit de werkloosheid te krijgen en te houden. Met behulp van vouchers (goed voor een financiële bijdrage) dagen we bijvoorbeeld (potentiële) werkgevers uit om jongeren een leer-/werktraject aan te bieden.

Voor kinderen en jongeren die opgroeien in gezinnen met beperkte financiële mogelijkheden bieden we een financieel vangnet, zodat zij bijvoorbeeld naar een sportvereniging kunnen of een computer kunnen aanschaffen als zij die nodig hebben voor school.

Sport en spel voor de Veense jeugd

Om jeugdigen op een veilige manier naar school te kunnen laten gaan, investeren we in veilige fietsroutes. Hiermee stimuleren we hen ook te bewegen. Dat doen we ook met ons sportbeleid. Sporten en bewegen draagt immers niet alleen bij aan een goede gezondheid, maar is ook gewoon leuk en het werkt verbindend. Veenendaal heeft een bloeiend sportverenigingsleven, met veel sportverenigingen en succesvolle jonge sporters.

Met de scholen organiseren we jaarlijks een sportdag.

De openbare ruimte biedt jeugdigen bij uitstek de mogelijkheid om zich sociaal en fysiek te ontwikkelen. Bij de inrichting van de openbare ruimte houden we dan ook rekening met de wensen en behoeften van jongeren. De jongste Veenendalers spelen meestal nog in de eigen wijk. We vinden belangrijk dat die ruimte er - letterlijk - is en zorgen dan ook voor voldoende, schone en uitdagende speelplekken en -ruimten voor kinderen. We stellen bijvoorbeeld een aantal schoolpleinen open voor spelen buiten schooltijd.

Cultuur en talentontwikkeling

Veenendaal heeft de ambitie uitgesproken om cultuur te ‘vergroenen’. We willen dat jongeren meer betrokken zijn bij het culturele leven in Veenendaal en hen stimuleren ook zelf cultureel aanbod te creëren. Cultuur levert immers een belangrijke bijdrage aan de persoonlijke bagage van jongeren en hun deelname in de samenleving. Voor Veense jongeren heeft Veenendaal een behoorlijk cultureel aanbod. Zo is er een bibliotheek, een muziekschool en cultuureducatie op scholen. Evenementen zoals het Bouwdorp en Lampegietersavond zijn vooral interessant voor de jongere jeugd van Veenendaal. Voor jongeren boven de 18 jaar is er onder meer Fuze Outdoor, een dancefestival dat jaarlijks plaatsvindt in het Veenendaalse Stadspark. Bijzonder is dat een aantal wereldberoemde DJ’s - Nicky Romero, Wildstylez en Headhunterz - in Veenendaal wonen. Dit bevestigt ons karakter van jonge leefstad bevestigt en geeft aan dat Veenendaal volop ruimte biedt voor talentontwikkeling.

Jeugdige vrijwilligers en mantelzorgers

Veel Veense kinderen en jongeren zijn actief binnen het verenigingsleven of in hun kerk. Als deelnemer aan activiteiten en als vrijwilliger die helpt bij het organiseren ervan. We ondersteunen vrijwilligersorganisaties actief wanneer zij jeugdigen (meer willen) betrekken bij het verenigingsleven. Voor kinderen en jongeren die mantelzorger zijn, hebben we in het bijzonder aandacht. We vinden het belangrijk dat zij niet overbelast raken. We stimuleren de betrokkenheid van kinderen en jongeren bij hun wijk door ze op te zoeken, met ze in gesprek te gaan en samen met hen hun ideeën vorm te geven.

Jongerenraad

Om jongeren inspraak te geven en ervaring op te laten doen met de politiek hebben we al tien jaar een actieve Jongerenraad. Deze raad bestaat uit politiek en niet-politiek actieve jongeren. Het doel van de Jongerenraad is jongeren te betrekken bij het gemeentelijk beleid. Zij kunnen gevraagd en ongevraagd adviseren over zaken die jongeren aangaan. De Jongerenraad zoekt actief contact met jongeren in de gemeente, bijvoorbeeld door bijeenkomsten met leerlingenraden te organiseren. Ook zetten we in het kader van de nieuwe Jeugdwet actief in op cliëntparticipatie: we vragen jeugdigen en ouders mee te denken en te praten over het beleid.

Gezonde jeugd

We willen dat kinderen en jongeren zich in Veenendaal gezond kunnen ontwikkelen. Na een gezonde jeugd krijgen zij als volwassenen minder gezondheidsklachten. De (regionale) campagne FrisValley, bedoeld om het alcoholgebruik onder jongeren te verminderen, was de afgelopen jaren bijzonder succesvol.

Jeugdigen in hun eigen wijk

In Veenendaal kiezen we ervoor om ook de sociale voorzieningen zoveel mogelijk dichtbij de inwoner vorm te geven. Ondersteuning en jeugdhulp organiseren we bijvoorbeeld zo veel mogelijk op wijkniveau. De betrokken organisaties werken in wijkteams intensief samen met onder meer Welzijnsorganisatie Veens de woningcorporaties, onder leiding van een van de gemeente. We vinden het belangrijk dat ook kinderen en jongeren hun eigen plaats hebben in de wijk. Voorwaarden daarbij zijn wel dat de buitenruimte veilig en kindvriendelijk is ingericht, dat er genoeg voorzieningen voor jongeren zijn Bij overlastgevende jongeren werken we groeps- en individugericht. Vaak volstaat een korte interventie, maar soms is een wat steviger inzet nodig. Het Interventieteam (zie ook pa) vervult een belangrijke rol voor jongeren vanaf 18 jaar, die op meerdere leefgebieden problemen hebben of veroorzaken.

Aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor jongeren

Vanaf hun 17e vertrekt een deel van de Veense jeugdigen naar andere gemeenten om te studeren. In samenwerking met Promotie Veenendaal werken we eraan Veenendaal aantrekkelijk te houden voor jongeren die hier blijven wonen of weer willen terugkeren. Onder andere door te investeren in een aantrekkelijke binnenstad met een variëteit aan winkels en uitgaansmogelijkheden. Maar ook door te zorgen voor voldoende en goed te betalen huurwoningen en door het beschikbaar stellen van startersleningen aan jongeren die een huis willen kopen. Bovendien profileert Veenendaal zich als ICT-gemeente met onder meer een eigen ICT-campus. Ook dit kan een stimulans zijn voor jongeren om zich op dit gebied in Veenendaal te scholen of in Veenendaal te (blijven) werken.

Jeugdhulp

Waar er problemen zijn met de ontwikkeling van kinderen en jongeren zorgen we voor passende jeugdhulp. Deze is erop gericht dat zij zo snel mogelijk weer (zoveel mogelijk) mee kunnen aan het gewone leven. In deel II van dit beleidsplan gaan we hier uitgebreid op in.

Tot slot

In voorgaande alinea’s hebben we een - niet uitputtend - beeld gegeven van hoe we ons - samen met onze inwoners en partners - inzetten voor onze kinderen en jongeren. Dit doen we vanuit verschillende beleidsterreinen, maar met hetzelfde doel voor ogen: we willen dat het goed gaat met onze jonge inwoners. De verschillende gemeentelijke beleidsplannen besteden dan ook specifiek aandacht aan jeugdigen10.Zo houden we Veenendaal, voor kinderen, jongeren en hun ouders, een goede plaats om te wonen en te leven.

In deel II van dit beleidsplan komen de verbindingen tussen de beleidsterreinen regelmatig terug en geven we aan waar extra inzet nodig is.

Deel II

De uitvoering

van de jeugdwet

1 Inleiding

1.1 Beleidscontext

Met de invoering van de Jeugdwet (2015) heeft de gemeente veel meer verantwoordelijkheid gekregen voor haar jonge inwoners. Tot 2015 was de gemeente alleen verantwoordelijk voor het brede terrein van preventief jeugdbeleid voor kinderen en jongeren tot 18 jaar (onder andere cultuur, sport, onderwijs, jeugdgezondheidszorg; zie ook Deel I). Met de Jeugdwet zijn hier de taken bijgekomen voor jeugdigen en gezinnen die jeugdhulp nodig hebben. Hoe we vorm geven aan de uitvoering van de Jeugdwet, is vastgelegd in het tweejarige beleidskader ‘Zorg voor jeugd dichtbij’ (2014 - 2015). Dat beleidsplan richtte zich op de voorbereiding (de transitie) van de jeugdzorgtaken. In dit deel richten we ons op de voortgaande transformatie van de Jeugdwet. We beschrijven welke veranderingen we in het bieden van jeugdhulp willen zien en doorvoeren.

Op het moment van het schrijven van dit beleidsplan, zijn we als gemeente een half jaar bezig met de uitvoering van de Jeugdwet. Veel kinderen en jongeren die we nu helpen en geholpen hebben, vallen nog onder het overgangsrecht1. Dat maakt het voor ons nog lastig te voorspellen hoe de doelgroep, die onder deze verantwoordelijkheid valt, er de komende jaren uit gaat zien. In Veenendaal hebben we ervoor gekozen om ons CJG te vernieuwen en hierin te gaan werken met vier jeugdteams in de wijken. Het CJG werkt samen met scholen, huisartsen, partners op het terrein van veiligheid en jeugdhulpaanbieders. De samenwerking tussen deze partijen heeft in de loop van 2015 steeds meer vorm gekregen maar duurt nog te kort om het effect ervan te beoordelen. Kortom: we hebben in 2015 al de nodige ervaring opgedaan en in 2016 wordt duidelijker hoe onze uitvoering van de nieuwe Jeugdwet in de praktijk functioneert. We schrijven dit beleidsplan dan ook met ‘de kennis van nu’ en gaan het op sommige punten - op basis van voortschrijdend inzicht - de komende jaren nog verder concreet maken en waar nodig bijstellen. Omdat het jeugdbeleid de komende jaren ‘work in progress’ blijft, zullen we hierover geregeld met de gemeenteraad in gesprek gaan en waar nodig aanvullende voorstellen doen (zie hiervoor hoofdstuk 5).

1.2 Financiële context

De decentralisatie van de zorg voor jeugd naar gemeenten, is samengegaan met een forse bezuiniging. Deze bezuiniging op de jeugdhulp is verdeeld over drie jaar. Dit betekent dat we zowel in 2016 als in 2017 te maken krijgen met een verdere korting op het budget12.Daarnaast hebben we vanaf 2016 te maken met een nieuw objectief verdeelmodel13.Dit pakt voor Veenendaal (en ook voor de andere gemeenten in onze regio) nadelig uit. De ‘dubbele korting’ (landelijke korting en het nadeel van het nieuwe verdeelmodel) maakt dat we keuzes moeten maken in wat we blijven doen, wat we extra willen en wat we niet meer doen. In het Raadsprogramma De kracht van Veenendaal is immers vastgesteld dat we de Jeugdwet uitvoeren met de middelen die we van het Rijk krijgen. We gaan deze uitdaging aan, onder meer door te blijven zoeken naar slimme verbindingen met andere beleidsterreinen.

We willen elkaar efficiënter informeren over wat we doen, voorkomen dat we dingen dubbel doen en werken aan een integrale aanpak. Bovendien willen we goed gebruik maken van de krachten en mogelijkheden van inwoners en netwerken in Veenendaal.

1.3 Totstandkoming van dit beleidsplan

Voorafgaand aan de totstandkoming van dit beleidsplan hebben we de verschillende thema’s uitvoerig besproken met verschillende belanghebbenden, onder wie jeugdhulpaanbieders en medewerkers van het CJG. We hebben de thema’s ook voorgelegd aan het Netwerk Samen Sterk, waarin jongeren en ouders deelnemen die te maken hebben met jeugdhulp. In een zogenoemde pizzasessie hebben we gesproken met jongeren en ouders over hun ervaringen met jeugdhulp en de ideeën die zij daarover hebben. Ook de lokale onderwijsbesturen hebben meegedacht. Al deze input hebben we meegenomen bij het uitwerken in een concept beleidsplan. Dit hebben we vervolgens voor advies voorgelegd aan de lokale onderwijsbesturen, het OOGO14,jongeren en hun ouders (Netwerk Samen Sterk) en het CJG. Ook hebben we het besproken met huisartsen en jeugdhulpaanbieders. De uitkomsten daarvan hebben we verwerkt in het beleidsplan dat nu voor u ligt.

  • 2.

    Opvoeden en opgroeien in Veenendaal

  • 2.

    1 Centrale uitgangspunten

Met de invoering van de Jeugdwet is de overgang van taken, verantwoordelijkheden en budgetten naar de gemeenten (de transitie) een feit. Ook de inhoudelijke vernieuwing (de transformatie) is in volle gang. Dit zien we in:

de manier waarop we ons CJG hebben ingericht (teams met specialisten die gezamenlijk een breed palet aan jeugdhulp bieden);

onze inzet - in regionaal verband - op (blijvende) scholing en deskundigheidsbevordering van de professionals in de jeugdhulp;

de samenwerking tussen de jeugdteams van het CJG en scholen (integrale hulp).

De inhoudelijke vernieuwing geven we de komende jaren verder vorm. Samen met de andere gemeenten in de regio stellen we zeven thema’s voor, die gelden als uitgangspunten voor de uitvoering van de Jeugdwet.

De veiligheid van de jeugdige staat voorop.

Preventie en uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid en kracht van de jeugdige, van zijn / haar ouders en de sociale netwerken daaromheen (familie, vrienden, verenigingen). Jeugdigen voeren regie op het eigen leven; waar nodig springen we bij in de vorm van (tijdelijke) ondersteuning.

Versterken van het opvoedkundig klimaat, demedicaliseren en ontzorgen

Zo snel mogelijk, zo dichtbij mogelijk en zo effectief mogelijk de juiste hulp op maat. Dit betekent ook: keuzevrijheid en ruimte voor identiteitsgebonden aanbod.

Integrale hulp: de inzet die er vanuit de verschillende spelers in het jeugddomein plaatsvindt, wordt op elkaar afgestemd of met elkaar verbonden, waarmee we de gezamenlijke inzet voor onze jeugdigen versterken.

Meer ruimte voor professionals (de professional werkt vanuit de vraag van de jeugdige en we sturen vanuit vertrouwen). We voeren regie op een integrale uitvoering waarbij het duidelijk is wie welke rol heeft, welke resultaten behaald moeten worden en wat er verwacht wordt van de samenwerking.

De uitvoering is doelmatig, met een vermindering van regels en bureaucratie.

Bovenstaande thema’s zijn mede gebaseerd op ons Model Veenendaal. Ze sluiten aan bij het regionaal beleidsplan (2015-2018) en het Raadsprogramma De kracht van Veenendaal.

2.2 De vraag van de jeugdige centraal

Om vanuit onze visie en centrale uitgangspunten te komen tot beleidsdoelen die aansluiten bij de behoeften van onze inwoners (hoofdstuk 3), zijn de vragen van onze jeugdigen heel belangrijk. Zij vormen de basis van onze beleidsdoelen. Dit betekent niet dat we werken vanuit het principe ‘u vraagt wij draaien’, maar wel dat de beleidsdoelen worden afgestemd op de vragen van de jeugdigen en dat we aan jeugdigen en hun ouders kunnen uitleggen wát we doen en waaróm we dat doen.

Starten vanuit de vraag van de jeugdige

In ons jeugdbeleid staat de jeugdige centraal. Bij de uitvoering van de Jeugdwet starten we dan ook vanuit de vraag of de behoefte van de jeugdige. De meesten van hen hebben gelukkig grotendeels een goede jeugd. Maar soms hebben jeugdigen (tijdelijk) ondersteuning nodig. Deze ondersteuning bieden we kort aan waar dat kan en langdurig waar nodig. Het belangrijkste doel is dat jeugdigen - naar vermogen - weer zelf de regie krijgen over hun leven. Soms is de vraag niet helder en soms melden jeugdigen met grote problemen zich niet zelfstandig. Dan is het nodig om ‘de vraag achter de vraag’ (de latente vraag) te achterhalen of outreachend te werk te gaan.

Soms heeft een jeugdige ook ondersteuning nodig door omstandigheden in het gezin: bijvoorbeeld ouders die moeite hebben met opvoeden, een moeder die werkloos is of een vader die psychische problemen heeft. Deze omstandigheden nemen we altijd mee bij het opstellen van een ondersteuningsplan.

Jeugdigen met verschillende vragen en behoeften

Jeugdigen hebben verschillende vragen en behoeften. In dit beleidsplan onderscheiden we drie groepen, dezelfde als in het Wmo beleidsplan: zelfredzame jeugdigen, kwetsbare jeugdigen en jeugdigen met complexe problematiek. Omdat de vragen en behoeften van die drie groepen verschillend zijn, is onze inzet dat ook. Twee opmerkingen voordat we verder ingaan op de verschillende groepen:

De groepen zijn niet vaststaand: jeugdigen kunnen in een bepaalde fase van hun leven geen problemen ervaren en in een andere fase of door een ingrijpende gebeurtenis juist wel. Sommige jeugdigen blijven voor een langere tijd kwetsbaar en anderen hebben voldoende steun (ingezet) om weer zelfredzaam te worden. De ondersteuning of jeugdhulp schalen we op- of af, op basis van de daadwerkelijke vraag.

Een groot deel van wat we doen voor jeugdigen (zoals beschreven in Deel I) is beschikbaar voor alle jeugdigen in Veenendaal. Denk aan sportvoorzieningen, ons culturele aanbod, beschikbaarheid van onderwijs, informatie over opvoeden en opgroeien, etc. Het is belangrijk om dit in gedachten te houden bij het lezen van de omschrijving van de drie groepen.

Zelfredzame jeugdigen

Deze jeugdigen (en hun ouders) zijn in staat voor zichzelf te zorgen. Ze nemen deel aan het maatschappelijk leven, de jeugdige ontwikkelt zich normaal en zijn of haar ouders zijn over het algemeen goed in staat hun kind op te voeden. Ze maken gebruik van faciliteiten die een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Ze kunnen spelen op straat, gaan naar school en hebben sociale contacten. Deze jeugdigen (en hun ouders) hebben weinig ondersteuning nodig en doen niet of nauwelijks een beroep op jeugdhulp. De meeste jeugdigen van Veenendaal horen (het grootste gedeelte van hun jeugd) bij deze groep.

Kwetsbare jeugdigen

Deze jeugdigen zijn (tijdelijk) kwetsbaar en hebben een ondersteunings- of jeugdhulpvraag. Er zijn regelmatig problemen bij de opvoeding of in het gezin. Soms kunnen ouders de opvoeding langdurig niet aan en is er sprake van chronische opvoedingsstress. Er kunnen vragen zijn over de psychische of gedragsontwikkeling van de jeugdige. Ouders ervaren de opvoeding over het algemeen als moeilijk en voelen zich vaak onvoldoende bekwaam. De oorzaak hiervan kan liggen bij de jeugdige en/of bij de ouders zelf (bijvoorbeeld door werkloosheid, psychische of financiële problemen).

Jeugdigen met complexe problemen

Het gaat in deze groep om gezinnen met problemen op meerdere leefgebieden. Deze jeugdigen vragen niet zelf om hulp en soms weigeren zij jeugdhulp zelfs. Hun gedrags-, verstandelijke, psychische of psychiatrische problemen zijn zo groot dat zij vastlopen. Hun ouders zijn niet in staat goed voor hun kind te zorgen: er is sprake van gevoelens van machteloosheid. Ook hier geldt dat dit veroorzaakt kan worden door problemen die ouders hebben. De problemen kunnen zo ernstig zijn dat er direct jeugdhulp geboden moet worden om weer te zorgen voor een stabiele situatie. Soms zijn de problemen structureel; bijvoorbeeld als gevolg van kindermishandeling of criminaliteit. Het netwerk om het gezin kan onvoldoende steun bieden en de situatie lijkt onoplosbaar. Deze jeugdigen en ouders hebben intensieve en ingrijpende jeugdhulp nodig. Tot deze groep rekenen we ook jeugdigen en ouders die te maken hebben met kinderbeschermingsmaatregelen.

Werken aan de hand van interventieniveaus:

vraaggericht werken in de praktijk

Om concreet uitvoering te kunnen geven aan de transformatie, werkt Veenendaal met interventieniveaus5. Wanneer er behoefte is aan informatie/algemene voorlichting vanuit interesse gekoppeld aan opvoedingsvragen, wordt universele en selectieve preventie geboden.

Indien sprake is van (verhoogde) opvoedingsspanning wordt een beroep gedaan op selectieve preventie, lichte ondersteuning en intensieve jeugdhulp met als doel weer (zoveel mogelijk) zelfredzaam te worden.

Opvoedingsnood of opvoedingscrisis: passende interventies zijn specialistische jeugdhulp, specialistische intensieve jeugdhulp of excluderende16vormen van jeugdhulp.

3.Doelstellingen

In dit hoofdstuk vertalen we de inhoudelijke kaders uit hoofdstuk 2 naar concrete doelstellingen. SMART-doelstellingen en resultaten (denk bijvoorbeeld aan maatschappelijke effecten) passen niet goed in het sociaal domein. Daarvoor zijn de resultaten te veel afhankelijk van verschillende factoren die op elkaar inwerken. En omdat bij het jeugdbeleid veel verschillende partijen betrokken zijn, worden er veel soorten cijfers verzameld door veel verschillende partijen. Die cijfers zijn niet altijd volledig en zijn bovendien vaak in verschillende perioden gemeten. Dit maakte het tot nu toe lastig om de effecten van het jeugdbeleid goed te benoemen en meten 7.

De nieuwe Jeugdwet maakt het - juist door de decentralisatie - wel mogelijk de effecten van het beleid in samenhang te bekijken en beoordelen. Maar er is nu nog onvoldoende informatie beschikbaar om al reële - met cijfers onderbouwde - doelen te stellen. De komende jaren werken we aan het opbouwen en ontwikkelen van sturingsinformatie. Deze wordt opgeleverd in het dashboard sociaal domein. De concrete resultaten die we in dit hoofdstuk formuleren, dienen als richtpunt. Ze maken inzichtelijk wat “van zwaar naar licht” in de praktijk inhoud. Bovendien geven we aan wat de komende jaren onze extra inzet is om tot concrete resultaten te komen.

3.1 Doelstellingen gericht op zelfredzame jeugdigen

Zelfredzame jeugdigen (en hun ouders) zijn over het algemeen goed in staat voor zichzelf te zorgen. Deze kinderen en jongeren hebben een gezonde geestelijke en lichamelijke ontwikkeling en hun ouders zijn goed in staat hun kinderen op te voeden. Deze groep heeft relatief weinig ondersteuning nodig. En als ze wel een vraag hebben, durven ze die te stellen. Deze groep doet geen of weinig beroep op intensieve ondersteuning of jeugdhulp. Ons beleid is erop gericht dat jeugdigen in Veenendaal zo veel mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen. En ook dat kinderen en jongeren die dat tijdelijk niet kunnen, zich (weer) ontwikkelen tot zelfredzame inwoners.

In ons gezondheidsbeleid besteden we nadrukkelijk aandacht aan de geestelijke en lichamelijke gezondheid van alle jeugdigen in Veenendaal. We richten ons hier op een brede groep jeugdigen: van heel jong (consultatiebureau) tot pubers en jongvolwassenen. Bij de laatste twee groepen zijn Organisatorisch valt de jeugdgezondheidszorg 0 tot 18 jaar vanaf 2016 onder de GGD regio Utrecht (GGDrU), maar de uitvoering vindt plaats onder de vlag van het CJG. Hier zien we een mooi voorbeeld van de integrale aanpak die we zo graag willen, want in de praktijk vloeien de werkzaamheden voor de jeugdgezondheidszorg en de andere preventieve activiteiten van het CJG in elkaar over.

3.1.1 Toename van het gebruik van het eigen netwerk en algemeen toegankelijke voorzieningen

We willen dat jeugdigen en ouders zoveel mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen. Daarvoor is het ook belangrijk dat als zij vragen hebben, zij die vragen durven te stellen en weten waar ze dat kunnen doen. Zo voorkomen we dat vragen uitgroeien tot problemen. We moedigen jeugdigen en ouders dan ook aan om hun vragen te stellen en oplossingen te zoeken binnen hun eigen netwerk. Waar nodig biedt bijvoorbeeld het CJG daarbij ondersteuning. Soms kan het eigen netwerk onvoldoende hulp bieden. En soms ervaren jongeren dat hun eigen netwerk geen passend antwoord biedt op hun vragen en problemen. Dan is het belangrijk dat ouders of jongeren weten waar ze wel terecht kunnen. Het onderwijs en huisartsen zijn bekende aanspreekpunten, maar ook het CJG staat voor hen klaar. Het CJG is een laagdrempelige voorziening waar kinderen en jongeren terecht kunnen met al hun vragen, alleen of samen met hun ouders. Het CJG voert veel preventieveactiviteiten uit om de zelfredzaamheid van jeugdigen te vergroten. Bijvoorbeeld met de eigen website waar jeugdigen online hun vraag kunnen stellen aan de professionals in het CJG. Ouders met jonge kinderen weten het CJG goed te vinden. In 2015 hebben zij vaak een beroep gedaan op het CJG.

Beoogde resultaten

In 2019 is in ten minste 50% van alle individuele opvoedings- en opgroeivragen bij het CJG, het eigen netwerk betrokken bij de oplossing.

In 2019 wordt 40% van alle geregistreerde individuele opvoedings- en opgroeivragen beantwoord door het CJG.

Extra inzet 2016 - 2019

De extra inzet die nodig is om de hierboven genoemde resultaten te bereiken, beschrijven we in de volgende alinea’s.

Verbinden ouders aan ouders

We geloven dat ouders elkaar veel te bieden hebben. Zij kunnen elkaar onder meer helpen met opvoedingsadviezen. In de komende jaren starten vanuit het CJG diverse oudercontactgroepen rondom opvoedingsthema’s waarmee ouders te maken hebben. De bedoeling is dat ervaringsdeskundige ouders deze oudercontactgroepen gaan organiseren en leiden.

Bereik van het CJG onder jongeren vergroten

Vanaf 2016 gaat het CJG extra preventieve activiteiten organiseren, gericht op jongeren (12-18 jaar). Onderdeel hiervan is het vergroten van de bekendheid van het CJG onder jongeren. De afgelopen jaren is hier al het nodige aan gedaan (informatiebijeenkomsten op scholen, communicatiemateriaal afgestemd op de leefwereld van de jongeren, etc.), maar het blijkt dat de bekendheid van het CJG onder jongeren een blijvend punt van aandacht is. Om jongeren te bereiken is een totaal andere aanpak nodig dan voor het aanspreken van ouders en professionals. We zetten in op creatieve, niet alledaagse activiteiten. Dit werken we nader uit met de jeugdigen zelf. En ook de website willen we meer richten op de vragen van jongeren.

Echtscheidingsproblematiek

Het aantal eenoudergezinnen in Veenendaal is tussen 2000 en 2013 met ongeveer 60% gegroeid (bron: GGD Atlas). In de afgelopen jaren is een groot beroep gedaan op tweedelijns jeugdhulp als gevolg van vechtscheidingen (gescheiden ouders die in een ernstig conflict met elkaar zijn geraakt). Soms leidt dit tot grote problemen die jeugdigen in hun ontwikkeling belemmeren. Het CJG onderneemt diverse preventieve activiteiten om vechtscheidingen te voorkomen. Bijvoorbeeld informatieavonden voor gescheiden ouders of ouders die in scheiding zijn. Ook biedt het CJG begeleiding bij het opstellen van een omgangsregeling.

3.1.2 De verbindingen tussen onderwijs, , veiligheid, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp worden versterkt in de wijk

In Veenendaal dragen veel partijen actief bij aan de vergroting van de zelfredzaamheid én de samenredzaamheid van onze jeugdigen. De reikwijdte van ons jeugdbeleid is met de komst van de Jeugdwet fors verruimd. De kunst is om de inzet van alle betrokken partijen, met elkaar te verbinden en hiermee onze gezamenlijke inzet voor onze jeugdigen te versterken. Dan kunnen we pas echt praten van integraal jeugdbeleid.

Werken aan verbinding

In 2015 zijn er al verschillende goede voorbeelden te noemen waarin (nieuwe) verbindingen zijn gelegd:

De gemeente en de onderwijsbesturen stemmen de agenda’s op elkaar af, in een op overeenstemming gericht overleg, en maken onder meer afspraken over hoe de zorgstructuren van de jeugdhulp en de scholen (Passend Onderwijs) beter op elkaar kunnen aansluiten.

Veens en het CJG schakelen snel met elkaar wanneer er problemen zijn op het snijvlak van 18- en 18+.

De gemeente heeft met relevante partners (zoals het CJG) afspraken gemaakt over passende oplossingen voor een groep nieuwkomers (Somalische vluchtelingen).

Beoogde resultaten

Rollen, taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partners zijn helder en partners weten elkaar te vinden.

In 2017 meten we de tevredenheid van de samenwerkingspartijen. Het gemiddelde cijfers is ten minste een 7.

Extra inzet 2016 - 2019

Samenwerking bij vroegsignalering

Het vroegtijdig signaleren van (dreigende) problemen bij jeugdigen en hun ouders is belangrijk om tijdig passende ondersteuning of jeugdhulp te bieden. Het gaat hierbij om alle mogelijke problemen bij het opvoeden en opgroeien, dus ook de lichamelijke ontwikkeling. Bij die vroegsignalering zijn veel spelers betrokken. Soms zelfs zoveel dat het spel onvoldoende gespeeld kan worden. En dat heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de signalering. In de komende jaren werken we aan een overzichtelijker speelveld en heldere taken voor alle spelers. Belangrijk daarbij is dat we een einde maken aan de versnippering van taken en verantwoordelijkheden. Activiteiten die nu nog door verschillende partijen worden uitgevoerd zonder dat die scheiding van taken een meerwaarde heeft, voegen we samen. Goede voorbeelden daarvan zijn de nauwere verbondenheid tussen de jeugdgezondheidszorg en de andere activiteiten van het CJG en ook de samenwerking tussen wijkmanagers, Veens en het CJG.

Versterken integrale aanpak jongerenoverlast

Bijvoorbeeld wanneer zij een beroep doen op jeugdhulp of Wmo, bij (dreigende) schooluitval, werkloosheid of op het moment dat zij overlast veroorzaken. De afgelopen jaren is daar met wisselend succes beleid op gevoerd. . De samenstelling van die groepen wisselt steeds: nieuwe jongeren stromen in, andere stromen uit. In die groepen zitten jongeren die het prima doen op school en thuis, maar ook jongeren die problemen hebben. Met relevante belanghebbenden (Veens, CJG, instelling voor uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen18,leerplicht, team leefbaarheid en veiligheid etc.) ontwikkelen we de komende jaren een werkwijze, gericht op het bestrijden van jongerenoverlast en aanpakken van individuele problematiek. Kernwoorden hierbij zijn wijkgericht werken en het verder ontwikkelen van casusregie.

Samenwerking met onderwijs

De formele afspraken tussen het onderwijs en de gemeente worden in de praktijk gebracht door de scholen, de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs en het CJG. In de periode 2016-2019 willen we de activiteiten op het grensvlak van Passend Onderwijs en de Jeugdwet samenvoegen. Denk bijvoorbeeld aan individuele begeleiding die zowel thuis als op school nodig is. Ook stemmen we de begeleiding van de school en van het CJG nog beter op elkaar af. Daarbij zitten het CJG, de school en de jeugdige (en de ouders) met elkaar om tafel om samen een integraal ondersteuningsplan te maken. Zo krijgt de jeugdige meer integrale zorg, doen we minder dingen dubbel en maken we de kans op hiaten kleiner. Daarnaast houden we aandacht voor vroegtijdig schoolverlaten. Samen met het domein economie en werk werken we eraan om dit te voorkomen. Onder meer door snel in te grijpen bij uitval en werkloze jeugdigen zoveel mogelijk terug te geleiden naar school. Dit biedt jeugdigen betere kansen om zich te ontwikkelen en te ontplooien en we verkleinen de kans op jeugdwerkloosheid op latere leeftijd.

3.2 Doelstellingen gericht op kwetsbare jeugdigen

Kwetsbare jeugdigen gaan vaak gewoon naar school, groeien samen met broertjes of zusjes op in een gezin, hebben vriendjes en vriendinnetjes. Ze vinden het leuk om dingen te ondernemen in hun vrije tijd maar ervaren hierbij vaak meer problemen bij dan jeugdigen die zelfredzaam zijn. Dit speelt thuis, op school, met hun vrienden, in de vereniging of in de buurt. Kwetsbare jeugdigen willen en kunnen vaak wel meedoen, maar dan zijn er aanpassingen of aanvullingen nodig. Een jongere in een rolstoel kan prima stage lopen als zijn of haar werkplek daar iets voor wordt aangepast. En er is in Veenendaal zeker een plek voor een autistisch meisje dat graag voetbalt. Maar dan is er wel een begeleider nodig die haar op moeilijke momenten ondersteunt.

De periode dat een kwetsbare jeugdige hulp of ondersteuning nodig heeft, kan kort of langer zijn. De oorzaak kan in de jongere zelf liggen (bijvoorbeeld verstandelijke, psychische of gedragsproblemen), in het samenspel met zijn/haar omgeving (denk aan invloeden van leeftijdsgenoten) of bij de ouders (bijvoorbeeld werkloosheid, psychische of financiële problemen). Wanneer we ons inzetten voor kwetsbare jeugdigen, richten we ons niet alleen op de jeugdige zelf, maar zeker ook op de factoren die daaromheen een rol spelen.

3.2.1 Jeugdigen krijgen in de wijk de jeugdhulp die ze nodig hebben om weer (zoveel mogelijk) zelfredzaam te worden

Vanaf 2015 biedt het CJG als zelfstandige stichting naast preventie ook ondersteuning en jeugdhulp. Het CJG is voor de gemeente één van de belangrijkste partners bij het realiseren van de transformatie. Het CJG werkt met vier wijkgerichte jeugdteams. Deze bestaan uit professionals met verschillende disciplines en werkervaring. Hierdoor kan het CJG een groot aantal jeugdhulpvragen zelf beantwoorden zodat deze niet meer bij de niet vrij toegankelijke jeugdhulpaanbieders (vanaf nu: tweedelijns jeugdhulp) terecht komen. Bij het bieden van hulp staan de jeugdige en ouders centraal. Opvoeden en opgroeien zijn nauw verbonden met opvattingen van jeugdigen en ouders. Daarom sluit het CJG desgewenst aan op de religieuze, levensbeschouwelijke of culturele achtergrond van het gezin. Het CJG zorgt er dan ook voor dat haar personeelsbestand de diversiteit van de Veense samenleving weerspiegelt.

Het CJG biedt niet altijd ondersteuning. De problematiek kan te ernstig zijn of de gewenste jeugdhulp te specialistisch. In dat geval begeleidt het CJG de jeugdige en ouders naar passende tweedelijns jeugdhulp. Dit doet het CJG voor zowel kwetsbare jeugdigen en ouders als voor jeugdigen en ouders met complexe problemen.

Voor tweedelijns jeugdhulp vindt vooraf een beoordeling plaats. Hiervoor is een beschikking nodig op basis van een beoordeling van de persoonlijke situatie en behoeften van de cliënt19.Het CJG doet de inhoudelijke beoordeling en daarna beschikt de gemeente op advies van het CJG.

Beoogde resultaten

Voor jongeren die 18 jaar worden verloopt de overgang van de Jeugdzorg naar de Wmo goed.

Jeugdigen ontvangen zoveel als mogelijk ondersteuning in de eigen omgeving (thuis of in de wijk).

Huisartsen verwijzen in 2019 voor 50% naar en via het CJG.

Extra inzet 2016 - 2019

Aansluiting met 18+

Zowel in het Wmo beleidskader als in dit beleidsplan Jeugd is de doelstelling opgenomen om de overgang van 18- naar 18+, en daarmee de overgang van de Jeugdwet naar Wmo, goed te laten verlopen. Hiervoor gaat het CJG, (ruim) voor de 18e verjaardag van de jeugdige, in gesprek met de jeugdige (en de ouders) over vervolgondersteuning na de 18e verjaardag. Welzijnsorganisatie Veens, het Wmo-loket of de zorgaanbieder worden hier vanzelfsprekend tijdig bij betrokken. Als iemand graag bij de huidige zorgaanbieder in behandeling wil blijven, dan heeft dat onze voorkeur. Bij de regionale inkoop van tweedelijns hulp is hiermee ook rekening gehouden. Om te weten of de overgang inderdaad soepel verloopt, en om helder te krijgen op welke punten het beter kan, vragen we hier expliciet naar in het nazorggesprek of bevragen we cliëntvertegenwoordigers hierover.

Het CJG breidt ondersteuning uit

In 2016 breidt het CJG uit, vooral om jeugdigen met psychische of psychiatrische problematiek zelf ondersteuning te kunnen bieden. We willen het percentage kinderen en jongeren dat gebruik maakt van jeugdzorg fors verlagen. We vinden een percentage van 4,6% jeugdigen met jeugdzorg te hoog. Om dat te verminderen, willen we dat zoveel mogelijk jeugdigen die nu nog een beroep doen op tweedelijns jeugdhulp, geholpen worden door het CJG. Zo kunnen we, in aansluiting op de dagelijkse omgeving, passende jeugdhulp bieden. En we dragen bij aan het normaliseren en demedicaliseren van de jeugdhulp; twee uitgangspunten die in de Jeugdwet centraal staan. Hierbij staat het CJG voor de opgave om dit te doen in samenwerking met andere lokale partijen.

Verstevigen samenwerking met huisartsen op casusniveau

Een groot deel van de verwijzingen naar jeugdhulpaanbieders komt van de huisartsen20.Het is onvoldoende bekend hoe een huisarts tot een verwijzing komt. Uit gesprekken met huisartsen en jeugdhulpaanbieders blijkt dat er over de uitkomsten en resultaten van de behandeling vrijwel geen communicatie is tussen huisarts en jeugdhulpaanbieder. Elke huisarts heeft in 2015 een contactpersoon bij het CJG gekregen. Hij of zij maakt aanvullende afspraken met de huisarts over de samenwerking op casusniveau. Onder andere door samen een werkwijze te ontwikkelen rondom het verwijzen. Omdat we willen demedicaliseren en streven naar een integrale benadering en betere afstemming willen we dat de huisartsen minder verwijzen naar de j-GGz en meer naar het CJG (zie ook paragraaf 3.2.2).

3.2.2 Tweedelijns jeugdhulp is resultaatgericht en naar tevredenheid van de gebruikers

Een groot deel van de groep kwetsbare jeugdigen en ouders maakt gebruik van tweedelijns jeugdhulp. Meestal gaat het hier om jeugdigen en ouders die een beroep doen op selectieve preventie, lichte ondersteuning en specialistische jeugdhulp die op ambulante wijze21uitgevoerd wordt. De gemeente zorgt voor een gevarieerd en passend aanbod aan jeugdhulp. Ook de ambulante jeugdhulp hoort daarbij, zowel voor jeugdigen met een kortdurende als een langer durende vraag. In het laatste geval is de jeugdhulp gericht op het stabiliseren van de problematiek zodat de jeugdige kan blijven deelnemen aan het maatschappelijk leven. Zoals bijvoorbeeld bij kinderen en jongeren met een verstandelijk of psychiatrisch probleem.

Als jeugdigen en ouders de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend vinden, kunnen zij vragen om een persoonsgebonden budget. Voor het contracteren van de tweedelijns jeugdhulp, werken we samen met de andere zes gemeenten in deze regio.

Beoogde resultaten

Vermindering van het aantal en de duur van GGZ trajecten. We streven naar een afname van 25% van het aantal jeugdigen bij voormalige j-GGz jeugdhulpaanbieders.

Forse afname van het aantal EED trajecten22ten opzichte van 2015 (om te beginnen: 16% in 2016) en eenduidige (heldere en gelijkwaardige) trajecttarieven.

Jeugdigen (en hun ouders) zijn tevreden over de keuze in aanbieders.

Jeugdigen (en hun ouders) zijn tevreden over de hulp die zij ontvangen.

Extra inzet 2016 - 2019

Terugdringen beroep op Jeugd GGz

Ongeveer 60% van de jeugdigen die een beroep doen op tweedelijns jeugdhulp worden geholpen door de voormalige J-GGz aanbieders. Belangrijk om daarbij op te merken, is dat een groot deel van de jongeren die een beroep doen op de J-GGz enkelvoudige jeugdhulpvragen heeft23.Zij krijgen hulp van gespecialiseerde professionals. In bepaalde gevallen is die inzet van j-GGz onnodig specialistisch. Daardoor is deze jeugdhulp duurder en complexer dan nodig. Beter zou zijn te normaliseren en te demedicaliseren. Voormalige j-GGz aanbieders herkennen en erkennen dit. Een deel van de oplossing ligt volgens hen dan ook bij het versterken van het lokale veld. In aanvulling op onze uitbreiding van het CJG en het versterken van de samenwerking met de huisartsen, stellen we een plan op om de instroom in de j-GGz te verminderen24.We doen dit samen met een vertegenwoordiging van huisartsen en j-GGz aanbieders. Daarmee wordt het probleem én de oplossing door de verschillende spelers in het veld gezamenlijk gedragen.

Terugdringen dyslexie-zorg

De omvang van hulp bij dyslexie is in Veenendaal veel groter dan op basis van statistische gegevens te verwachten valt. Daarom is in 2015 met een aantal belanghebbenden25een onderzoek gestart. In dit onderzoek hebben we gekeken welke maatregelen we kunnen treffen zodat (alleen) kinderen die het écht nodig hebben de EED26zorg krijgen. Het gaat om maatregelen die bijdragen aan:

het terugdringen van de kosten voor dyslexiebehandeling;

het op peil houden van de kwaliteit van de verminderde dyslexiebehandeling;

een betere verankering van de ondersteuning bij dyslexie in het onderwijs.

De komende jaren zetten we hier extra op in, uiteraard in samenwerking met de belanghebbenden.

Keuzevrijheid en kwaliteit bij de inkoop van jeugdhulp

Vanaf 2016 kunnen alle aanbieders in aanmerking komen voor een contract27.De contracten komen tot stand door bestuurlijk aanbesteden28.We vinden dat onze jeugdigen en ouders moeten kunnen rekenen op jeugdhulp van goede kwaliteit. Aan het contract zijn dan ook de wettelijke kwaliteitseisen (zoals: certificering van de instelling, professionaliteit van de uitvoeringsprofessionals, etc.) verbonden, aangevuld met inkoopvoorwaarden. Aanbieders die hieraan voldoen, kunnen op elk gewenst moment in- of uittreden. Nieuwe aanbieders melden we bij de Inspectie Jeugdzorg29.Vanaf 2016 kunnen zowel oude als nieuwe aanbieders een contract met ons sluiten. Daarmee waarborgen we de keuzevrijheid én de kwaliteit van jeugdhulp. Met de gecontracteerde aanbieders maken we afspraken over het leveren van monitoringsgegevens. Dat geeft ons beter zicht op de ingezette jeugdhulp en de budgetten.

Verlagen tarieven PGB30

We verwachten dat door onze nieuwe wijze van contracteren er een minder groot beroep op het persoonsgebonden budget gedaan wordt. Immers, elke jeugdhulpaanbieder die aan onze kwaliteits- en inkoopcriteria voldoet, kan een contract afsluiten. Uiteraard blijft de mogelijkheid van een PGB bestaan. Wel onderzoeken we in hoeverre het PGB-tarief verlaagd kan worden31.De aanbieders die volgens het PGB werken, hoeven namelijk geen monitoringsinformatie aan te leveren, en aan minder strenge kwaliteitseisen te voldoen. In dit traject werken we samen met de Wmo, zodat het PGB-beleid zoveel mogelijk op één lijn zit en we ook recht kunnen doen aan de verschillen tussen de beide wetten. We vinden het belangrijk dat ook naasten ondersteuning kunnen bieden aan jeugdigen die dat nodig hebben. Om die reden handhaven we onze tarieven voor informele zorg.

3.2.3 Betere sturing op kwaliteit en effectiviteit van de jeugdhulp aan onze jeugdigen door middel van goede monitoring

In de Jeugdwet zijn de kwaliteitscriteria die gelden voor professionals en instellingen verankerd. De Inspectie Jeugdzorg houdt hierop toezicht aan de hand van het toetsingskader ‘Verantwoorde hulp voor jeugd’32.Dat een professional of instelling voldoet aan de kwaliteitscriteria betekent niet automatisch dat er ook passende jeugdhulp is ingezet die de gewenste resultaten oplevert. Om steeds de effectiviteit van ingezette jeugdhulp te beoordelen, monitoren we voor alle aanbieders op de volgende - landelijk vastgestelde33- prestatie-indicatoren:

Doelrealisatie

Cliënttevredenheid

Reden beëindiging jeugdhulp

Vermindering problematiek

In het dashboard sociaal domein van Veenendaal rapporteren we over de genoemde criteria.

Ook de eerder genoemde cliëntparticipatie kan inzicht geven in de ervaringen van jeugdigen (en ouders) en op de kwaliteit van de geboden hulp. In 2015 hebben we een netwerk opgericht van ervaringsdeskundige jongeren en ouders. We benaderen het netwerk op een aantal momenten in het jaar voor een gesprek of interactieve sessie. Drie vertegenwoordigers van het netwerk nemen vervolgens de formele advisering op zich.

Beoogde resultaten

In 2019 hebben we voor alle klanten van onze gecontracteerde jeugdhulpaanbieders betrouwbare informatie over het realiseren van gestelde doelen, de reden van beëindiging van jeugdhulp en vermindering van de problematiek.

Van 40% van de cliënten bij jeugdhulpaanbieders is de klanttevredenheid bekend.

Extra inzet 2016 - 2019

Kaderstellende inkoop

Om goede en effectieve hulp te leveren aan onze jeugdigen, hebben gemeenten en aanbieders een gedeelde verantwoordelijkheid. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij onze inkoop, en onze wijze van inkopen (bestuurlijk aanbesteden) doet daar recht aan . Natuurlijk houden beide partijen ook hun eigen verantwoordelijkheid. Zo stellen de gemeenten de kaders (het ‘wat’) en hebben de aanbieders de primaire taak om de uitvoering goed vorm te geven (het ‘hoe’). Het inkooptraject voor 2016 en verder is gestart met de ‘Startnotitie inkoop jeugdhulp FoodValley’34.18Daarin hebben we de kaders voor de inkoop geschetst. Tussentijdse aanpassing van de contracten is mogelijk, zodat we kunnen blijven inspelen op actuele ontwikkelingen.

Meten met behulp van prestatie-indicatoren

Om te kunnen meten of de jeugdhulp resultaatgericht wordt uitgevoerd en of de hulp het gewenste effect sorteert, hebben we gegevens nodig van de jeugdhulpaanbieders. Dit zijn de landelijke en (boven)regionaal gecontracteerde jeugdhulpaanbieders en het CJG. Het verzamelen van deze gegevens zou in eerste instantie landelijk worden opgepakt, maar is daarna toch als verantwoordelijkheid naar gemeenten gegaan. Er is nog veel werk te verzetten op dit gebied, ook omdat slechts een klein deel van de jeugdhulpaanbieders gewend was om te werken met prestatie-indicatoren. De komende jaren zetten we hierop daarom extra in.

3.3 Doelstellingen gericht op jeugdigen met complexe problemen

Sommige jeugdigen hebben heel ernstige gedrags-, verstandelijke, psychische of psychiatrische problemen. Hun dagelijks functioneren wordt er door beperkt en er is een groot risico op onveilige opvoedsituaties. Deze jeugdigen en hun ouders hebben intensieve en soms ingrijpende jeugdhulp nodig. Maar soms hebben we te maken met zorgmijders: gezinnen, jongeren die geen hulp willen maar wel problemen veroorzaken en echt hulp nodig hebben.

Door deze problemen effectief aan te pakken kunnen we de problematiek van deze jeugdigen terugbrengen van ‘complex’ naar ‘kwetsbaar’. ‘Afschaling van jeugdhulp’ noemen we dat. Maar ook in deze groep zijn er jeugdigen die voor langere tijd of zelfs altijd complexe problemen blijven houden. Bijvoorbeeld omdat ze een ernstige aangeboren beperking hebben. Wij maken ons hard voor het bieden van goede, continue jeugdhulp. En ook bij deze groep - hoe moeilijk dat soms ook is - streven we ernaar het eigen netwerk zo goed mogelijk te betrekken. Bijvoorbeeld door gezamenlijk met de betrokkenen in de nabije omgeving een ondersteuningsplan te maken.

3.3.1 Tijdig signaleren en handelen wanneer veiligheid in het geding is

CJG Veenendaal en SAVE

Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van ouders dat kinderen zich veilig kunnen ontwikkelen. Hiermee bedoelen we dat er geen sprake is van mishandeling of verwaarlozing. Sommige situaties geven ernstige zorgen over de veiligheid. Twee partijen hebben dan een specifieke taak: het CJG en SAVE. Het CJG stimuleert het gebruik van de Verwijsindex35en geeft actief informatie over wat belanghebbenden zelf kunnen doen en wanneer ze het CJG of SAVE kunnen inschakelen. Als er een reële kans is dat de kinderrechter gevraagd gaat worden om een kinderbeschermingsmaatregel36,of wanneer zo’n maatregel wordt opgelegd, voert SAVE dit uit37.Het CJG en SAVE werken nauw samen. Daarnaast zijn politie, woningcorporaties, jeugdboa’s en leerplichtambtenaren belangrijke partners op het gebied van veiligheid en - vooral - bij het integraal aanpakken van (vermeende) problematiek op dit gebied. Door de intensieve samenwerking tussen het CJG en SAVE en hun partners verwachten we dat het beroep op dwangmaatregelen in de komende jaren zal afnemen.

SAVE

De ontwikkeling van SAVE is een transformatie van de klassieke jeugdbescherming en jeugdreclassering naar een moderne vorm, waarbij jeugdigen en ouders er nadrukkelijk zelf voor verantwoordelijkheid zijn dat de kinderbeschermingsmaatregel opgeheven wordt. Zij worden actief betrokken bij het opstellen van hun ondersteuningsplan en het vinden van passende jeugdhulp. Ook wordt hun sociale netwerk actief betrokken bij het creëren van een veilige omgeving bij het opvoeden en opgroeien. Belangrijke doelen zijn dat jeugdigen en ouders hun eigen kracht en zelfredzaamheid terugkrijgen en dat, in geval van jeugdreclassering, recidive kan worden voorkomen.

Interventieteam

Bij complexe problematiek op meerdere leefgebieden en als het niet lukt om via de reguliere zorg deze problematiek op te pakken, dan kan kan het Interventieteam ingezet worden. Bijvoorbeeld bij huiselijk geweld, huisuitzettingen, overlastgevende jongeren of jongeren die criminele activiteiten uitvoeren. Dit kunnen jongeren zijn met een verleden van jeugdhulp en kinderbeschermingsmaatregelen. Het Interventieteam komt alleen bij escalatie in beeld en werkt nauw samen met het CJG. SAVE maakt onderdeel uit van het interventieteam, als de situatie daar om vraagt. Voor 2016 willen we - op basis van de ervaringen in 2015 - de werkafspraken, die we met het CJG, SAVE en het Interventieteam hebben gemaakt over complexe problematiek, verder aanscherpen. Zo kunnen we ons nog effectiever inzetten voor deze complexe doelgroep.

Privacy

Om veiligheid van de jeugdige te kunnen waarborgen, is vaak overleg nodig tussen verschillende professionals waarbij privacygevoelige gegevens worden uitgewisseld. Dit is een taaie materie, omdat we te maken hebben met de wettelijke privacywetgeving én de eigen beroepscodes van de verschillende doelgroepen. Zij hebben bovendien de wettelijke plicht om de veiligheid van de jeugdige te allen tijde centraal te stellen. Om te komen tot een verantwoorde, efficiënte en effectieve gegevensuitwisseling, hebben we regionaal en in samenspraak met verschillende aanbieders een specifieke werkwijze ontwikkeld. Alleen de informatie die nodig is voor de ondersteuning of jeugdhulp delen we met elkaar. Openheid en samenwerking met de jeugdige en ouders is daarbij het uitgangspunt: het zijn immers hun gegevens die gedeeld worden. Als de veilige ontwikkeling van de jeugdige in het geding is, kan onder heldere voorwaarden, informatie gedeeld worden zonder medeweten van de jeugdige en zijn ouders.

Beoogde resultaten

In 2016 beschrijven we helder wat casusregie is en hoe we bepalen wie wanneer casusregie heeft (werkwijze). Deze werkwijze is in 2019 geëvalueerd en waar nodig aangescherpt.

Jeugdigen met complexe problematiek, die 18 jaar worden en geen justitiële maatregel hebben, leiden we actief toe naar vervolgondersteuning.

15% minder door de kinderrechter opgelegde dwangmaatregelen.

Extra inzet 2016 - 2019

Werkwijze voor jongeren vanaf 18 jaar zonder justitiële maatregel

Er zijn jongeren tussen de 16 en 23 jaar die (rand)crimineel gedrag vertonen, die problemen hebben op meerdere leefgebieden, waar geen sprake (meer) is van een justitiële maatregel (bijvoorbeeld reclassering) en die uit zichzelf geen hulp vragen. Vanuit maatschappelijk oogpunt hebben deze jongeren wel extra aandacht nodig. We willen voorkomen dat zij verder afglijden. In 2015 ontwikkelen we een nieuwe werkwijze gericht op deze groep die we in 2016 implementeren. Dit vraagt extra inzet van de samenwerkingspartners op het snijvlak van jeugdhulp, volwassenenzorg en veiligheid.

Verstevigen casusregie

Wanneer er verschillende partijen rondom een jeugdige of in een gezin actief zijn (zoals bij gezinnen met complexe problematiek), dan is het belangrijk om te weten wie de regie heeft. Daarbij gaat het niet alleen om partijen op het gebied van de jeugdhulp, maar om alle relevante betrokkenen38.Samen met hen beschrijven we wat onze definitie is van casusregie, bij welke casussen we het inzetten en welke speler wanneer aan zet is. 2016 gebruiken we om deze werkwijze breed in te voeren en te monitoren, zodat voor iedereen helder is wanneer welke inzet nodig is. Ons streven blijft de regie zo lang mogelijk bij het gezin te laten, hen in ieder geval te betrekken bij de casusregie (naast het gezin gaan staan) en uiteindelijk de regie weer (gewoon) bij hen neer te leggen. Twee jaar na de implementatie willen we deze werkwijze evalueren en waar nodig aanscherpen.

3.3.2 Bieden van een veilige leefomgeving

Soms is direct ingrijpen noodzakelijk is om een kind of jongere uit een onveilige situatie te halen of de onveiligheid weg te nemen. Denk hierbij aan situaties van huiselijk geweld of bijvoorbeeld huisuitzetting zonder vervangend onderdak. Met de jeugdhulpaanbieders in onze regio hebben we afgesproken dat er in zo’n geval direct jeugdhulp beschikbaar is. Afhankelijk van de aard van de crisis bepalen we de inzet (intensief ambulante jeugdhulp, crisisopvang, etc.). In regionaal verband werken we aan een integrale crisisdienst39.

Daarnaast zijn er jeugdigen voor wie thuis wonen geen optie is, omdat er sprake is van een tijdelijk of structureel onveilige opvoedingssituatie. Al dan niet veroorzaakt door de jeugdige zelf, bijvoorbeeld als gevolg van psychiatrische problematiek. In die gevallen zorgen we voor een 24-uurs verblijf (eventueel aangevuld met behandeling). Om te voorkomen dat de jeugdige onthecht raakt van de eigen sociale omgeving, zetten we in op zo’n kortdurend mogelijk verblijf, gericht op terugkeer naar school en/of thuis. Voor jongeren waarbij terugkeer naar huis geen optie is, zorgen we voor een stabiel alternatief.

Beoogde resultaten

We zetten verblijf alleen in als ambulante jeugdhulp niet toereikend is en is bij voorkeur kortdurend. In 2019 is een reductie van 30% van het aantal bedden in residentiële voorzieningen gerealiseerd.

Als er toch verblijf nodig is, dan kiezen we zoveel mogelijk voor pleegzorg. In 2019 wordt ten minste 60% van de kinderen en jongeren die een vorm van 24-uurs verblijf hebben, geplaatst in de pleegzorg.

30% van de jeugdigen die pleegzorg hebben, zijn geplaatst in een zogenoemde netwerkplaatsing (plaatsing binnen het sociale netwerk van het kind).

Extra inzet 2016 - 2019

Verminderen aantal ingekochte residentiële plaatsen en

heldere afspraken over pleegzorg

We vinden het belangrijk dat hulp zoveel mogelijk in de eigen omgeving plaatsvindt en zo licht is als mogelijk. Om dit te bereiken, was bij de regionale inkoop een beddenreductie van 30% kaderstellend. We realiseren ons dat er altijd jongeren zijn die een verblijf nodig hebben. Zoals hiervoor al aangegeven, willen we dat dit zoveel mogelijk plaatsvindt in een natuurlijke situatie: pleegzorg. Ook dit hebben we als kaderstellend meegenomen in de inkoop. Samen met de aanbieders kijken we vervolgens hoe we minder residentiële plaatsen en meer pleegzorg kunnen realiseren.

Pleegzorg

Pleegzorg is een op zichzelf staande vorm van jeugdhulp die voor uit huis geplaatste jeugdigen heel belangrijk is. Wanneer een jeugdige (tijdelijk) niet meer thuis kan wonen, verkiezen we opname in een pleeggezin boven plaatsing in een instelling. In een pleeggezin behouden kinderen namelijk de mogelijkheid om op te groeien in een gezinsverband. Een pleeggezin kan het kind een zo natuurlijk mogelijke vervangende opvoedsituatie bieden. Pleegzorg kan vrijwillig zijn en door de rechter worden opgelegd. Bij vrijwillige pleegzorg gaat het om plaatsing van een kind in een pleeggezin, met instemming van de ouder met gezag. Als de rechter plaatsing van een kind in een pleeggezin oplegt, dan ligt de voogdij niet langer bij de biologische ouders.

  • 4.

    Monitoring en financiën

  • 4.

    1 Context beschrijving

In de voorgaande hoofdstukken hebben we onze inhoudelijke koers voor 2016-2019 beschreven. Zoals we in de inleiding van hoofdstuk 2 al aangaven, hebben we geen eenduidige en betrouwbare gegevens over het gebruik en de kosten van jeugdhulp tot en met 2014. We kunnen dus niet bepalen of de middelen die zijn toegekend voor 2015 (€ 16,1 miljoen40) toereikend zijn. En ook niet of de volgens het objectief verdeelmodel toegekende bedragen voor de komende jaren voldoen. Bovendien is het lastig een relatie te leggen tussen de stand van onze jeugd en de beleidsinzet in het kader van de Jeugdwet.

Met ingang van 2015 kunnen we de gegevens over jeugdhulp zelf verzamelen. Daarna kunnen we die gegevens analyseren om er vervolgens de voor ons beleid relevante informatie uit te halen.

De beleidsperiode 2016-2019 staat voor ons vooral in het teken van het opbouwen van onze informatie over het gebruik en de totale kosten van jeugdhulp en de maatschappelijke effecten. Al deze zaken zullen we de komende jaren nadrukkelijk monitoren.

4.2 Monitoring jeugdhulpgebruik en kosten

Sinds 1 januari 2015 verzamelen we gegevens over het jeugdhulpgebruik in de gemeente. Hiervoor maken we gebruik van een monitor van de ADD-groep en Initi8. Deze monitor levert de input voor de rapportage aan de gemeenteraad, zoals vastgesteld in het projectenboek Sociaal Domein (april 2015). De basis van de monitor staat. De komende jaren willen we die nog verder verfijnen. Onder andere om de relatie te leggen tussen jeugdhulpgebruik door individuele jeugdigen en de maatschappelijke effecten daarvan. Voor de volledigheid geven we hieronder aan welke gegevens we al verzamelen.

Clientinformatie

Jeugdhulpaanbieders registreren van individuele jeugdigen in ieder geval:

Doelrealisatie

Cliënttevredenheid

Reden beëindiging jeugdhulp

Vermindering problematiek

Deze gegevens vindt u terug in het dashboard sociaal domein van de gemeente Veenendaal.

Informatie CJG en gemeente

2015 stond voor het CJG in het teken van de opbouw van de organisatie en het bieden van jeugdhulp. Daarom heeft het CJG alleen die informatie geregistreerd die voor het bieden van jeugdhulp noodzakelijk is. Vanaf 2016 gaat het CJG van jeugdigen in een individueel traject dezelfde cliëntgegevens registreren als de tweedelijns jeugdhulpaanbieders.

De gemeente registreert de informatie over de interventieniveaus 4-7 en de zorgvormen die daarvoor worden ingezet.

Informatie jeugdhulpaanbieder

Vanuit de gegevens van individuele jeugdigen en de contractafspraken (prijzen en volumes) met de regiogemeenten hebben we per jeugdhulpaanbieder een beeld van het aantal jeugdigen met jeugdhulp (naar interventieniveau, geslacht, leeftijd, etc.), de gemiddelde doorlooptijd per jeugdige, de gemiddelde kosten per jeugdige en de verhouding van de kosten met het omzetplafond van de jeugdhulpaanbieder.

Informatie op gemeenteniveau

De hiervoor genoemde informatie per jeugdhulpaanbieder geeft een totaalbeeld van het jeugdhulpgebruik en de kosten daarvan voor Veenendaal. De monitor laat zien of we onze beleidsdoelen realiseren, zowel inhoudelijke (verschuiving van zwaar naar licht) als financieel. Bovendien kunnen we aan de hand van de monitor een koppeling maken tussen onze preventieve activiteiten en de inzet van tweedelijns jeugdhulp.

4.3 Monitoring van het beleid

Over de staat van de Veense jeugd worden verschillende gegevens verzameld. De website www.waarstaatjegemeente.nl geeft deze gegevens gebundeld weer. Zie ook hoofdstuk 2, waar we hebben beschreven hoe het staat met de Veenendaalse jeugd. Deze (landelijke) monitor is nog in ontwikkeling, maar biedt op termijn zicht op de effecten van het beleid en antwoord op de vraag of de gestelde doelen zijn behaald.

Deze monitor stelt ons in staat om de effectiviteit van ons beleid te toetsen. Ook helpt de monitor ons om - op basis van trends - beleidskeuzes te maken. En aan de hand daarvan kunnen we bijsturen. Ook een benchmark met vergelijkbare gemeenten, zoals Ede of Zeist, is mogelijk. Belangrijk om op te merken is wel dat de gegevens niet altijd actueel zijn (maximaal 1 jaar oud). Ook moeten wij ons realiseren dat het gewone leven niet te vatten is in cijfers. Daarom zullen we deze cijfers altijd in samenhang met ‘zachte informatie’ uit het veld beoordelen. Bijvoorbeeld als het gaat om het aantal meldingen van kindermishandeling. Volgens de cijfers uit 2012 blijkt dat het aantal meldingen in Veenendaal lager ligt dan het landelijke niveau. Komt dit doordat er minder sprake van kindermishandeling (harde cijfers) of ligt de oorzaak in de meldingsbereidheid (zachte informatie)? Cijfers bieden dus niet altijd direct heldere informatie, maar geven wel signalen af. Daarover kunnen de betrokkenen partijen met elkaar in gesprek, om vervolgens samen te zoeken naar een verklaring en een passende aanpak.

4.4 Financiële kaders

Op basis van de conceptmeerjarenbegroting 2016-2019 (12 juni 2015) geven we hieronder een overzicht van de begrote uitgaven per groep voor de komende vier jaar.

In tegenstelling tot de Wmo kent de Jeugdwet geen mogelijkheid tot het innen van eigen bijdragen. Bij wet is bepaald dat ouders, van wie een kind een vorm van verblijf heeft, een ouderbijdrage betalen. Omdat er landelijk discussie is of deze ouderbijdrage gehandhaafd wordt, hebben we de inkomsten hiervan vooralsnog op € 0,- gezet.

Meerjarenbegroting 2015 - 2019 (d.d. 13 juni 2015) jeugd

2015

2016

2017

2018

2019

Uitgaven zelfredzaam

4.434.434

5.689.940

5.717.316

5.744.360

5.771.673

Uitgaven kwetsbaar

7.982.416

5.887.335

5.707.368

5.730.007

5.739.664

Uitgaven complex

6.783.606

6.237.799

6.037.799

6.062.799

6.072.799

Totaal uitgaven Meerjarenbegroting

19.200.456

17.815.074

17.462.483

17.537.166

17.584.136

Inkomsten (ouderbijdragen i.v.m. verblijf)

0

0

0

0

0

Totaal inkomsten Meerjarenbegroting

0

0

0

0

0

Saldo; uitgaven - inkomsten

Meerjarenbegroting

19.200.456

17.815.074

17.462.483

17.537.166

17.584.136

4.5 Beoogde financiële effecten op basis van keuzes

In de financiële kaders in paragraaf 4.4 maken we een financiële vertaling van de beleidsuitgangspunten. Daarbij gaan we uit van de lagere rijksbijdrage voor de Jeugdwet. Zoals eerder aangegeven kunnen we - door het ontbreken van betrouwbare gegevens - niet gedetailleerd financiële effecten benoemen. Bovendien is ten tijde van het opstellen van de begroting het inkooptraject 2016 e.v. in volle gang.

In de meerjarige begroting is rekening gehouden met:

Extra inzet

Financieel effect 2016

t.o.v. begroting 2015

Groep

CJG breidt ondersteuning uit.

Het budget verschuift van kwetsbare jeugdigen naar zelfredzame jeugdigen. We verwachten als gevolg van de uitbreiding van het CJG een afname van het beroep op tweedelijns jeugdhulp.

+ € 1.215.000

Zelfredzame jeugdigen

-€ 1.215.000

Kwetsbare jeugdigen

Terugdringen beroep op jeugd GGz en dyslexie zorg

-€ 691.000

Kwetsbare jeugdigen

Keuzevrijheid en kwaliteit van de inkoop

+ € 327.000

Kwetsbare jeugdigen

Verlagen tarieven PGB

-€ 515.000

Verminderd beroep op dwangmaatregelen

-€ 330.000

Complexe jeugdigen

Verminderen aantal ingekochte residentiële plaatsen en heldere afspraken over pleegzorg

-€ 176.000

Complexe jeugdigen

Totale uitgaven vermindering

-€ 1.385.000

Totaal

De begroting en beschrijving hiervoor zijn een moment-

opname. Vanuit het Rijk kunnen beleidsbijstellingen komen die inhoudelijke en financiële gevolgen hebben voor Veenendaal. En ook lokaal zal besluitvorming plaatsvinden die gevolgen heeft voor het te voeren beleid en de vertaling hiervan naar de uitvoering en de begroting. Ook moeten we actief monitoren of onze (extra) inzet blijft passen bij onze beleidsdoelstellingen en of - op basis van ontwikkelingen in het veld - doelen aangescherpt of aangepast moeten worden. Beleidsaanpassingen bereiden we voor in overleg met de relevante partijen binnen het brede jeugddomein. Hierover gaan we tijdig het gesprek aan met de raad en waar nodig doen we nieuwe of aangepaste voorstellen.

  • 5.

    Organisatie van de uitvoering

  • 5.

    1 Participatie van jeugdigen en ouders

De wijze waarop wij uitvoering geven aan de Jeugdwet, heeft een grote impact op het opvoeden en opgroeien van Veense kinderen en jongeren en op hun ouders. Op individueel niveau verzamelen we gegevens over de tevredenheid en effectiviteit van de ingezette jeugdhulp (zie hoofdstuk 4). We vinden het daarnaast belangrijk dat kinderen, jongeren en ouders hun ervaringen met ons delen. Daarom spannen we ons in om deze ‘ervaringsdeskundigen’ hierover te spreken. Zij kunnen ons als geen ander vertellen wat ons beleid in de praktijk betekent: waar zijn ze tevreden over, waar liggen aandachtspunten, etc. Ook door middel van cliëntparticipatie kunnen we informatie verkrijgen over de uitvoering van ons beleid en de ervaringen daarmee van jongeren en hun ouders. Binnen de jeugdzorgregio FoodValley is het Netwerk Samen Sterk opgericht om

jeugdigen, ouders en gemeenten met elkaar in contact te brengen en te houden. Wij maken actief gebruik van dit netwerk. JIJ Utrecht4 is de faciliterende organisatie erachter. Samen met JIJ Utrecht hebben we - vanuit het Netwerk Samen Sterk - een lokaal netwerk opgericht waarin verschillende jongeren en ouders deelnemen die ervaring hebben met jeugdhulp. We nodigen die deelnemers regelmatig uit om met ons te spreken over hun ervaringen, bijvoorbeeld tijdens een ‘pizzasessie’. Om het netwerk een gezicht te geven, is deze vorm van cliëntparticipatie geformaliseerd door middel van een Adviesraad Jeugdhulp die bestaat uit drie leden van het netwerk. De adviesraad heeft de taak gevraagd en ongevraagd advies te geven aan het college en zodoende het netwerk te vertegenwoordigen.

5.2 Uitvoering Jeugdwet door de gemeente Veenendaal

Veel activiteiten uit de Jeugdwet worden uitgevoerd door het CJG en de jeugdhulpaanbieders. Wij zorgen ervoor dat beschikkingsadviezen omgezet worden in een beschikking en dat jeugdhulpaanbieders deze beschikking ontvangen. Daarnaast bewaken we dat het CAK geïnformeerd wordt over de inning van de ouderbijdrage en het SVB wanneer er sprake is van een persoonsgebonden budget.

5.3 Regionale samenwerking

We werken bij de uitvoering van de Jeugdwet samen met zes andere regiogemeenten. Deze samenwerking is gericht op gezamenlijke inkoop van jeugdhulp en bedrijfsvoering (facturatie, monitoring). De regionale samenwerking helpt ons om kwalitatief goede jeugdhulp te bieden, kennis te delen en de bureaucratische lasten voor jeugdhulpaanbieders en gemeenten zo laag mogelijk te houden.

5.4 Communicatie

We communiceren helder (in begrijpelijke taal) en cliëntgericht. Over algemene zaken informeren we jeugdigen en ouders via onze website of de gemeentepagina. Wanneer er specifieke informatie voor jeugdigen en ouders met jeugdhulp is, werken we samen met het CJG.

5.5 Informatie en verantwoording van college aan raad

Het college stelt de gemeenteraad via verschillende wegen op de hoogte van het resultaat van de doelstellingen die in dit beleidskader worden genoemd:

• De P&C-cyclus: de jaarstukken geven inzicht in de gerealiseerde prestaties en uitgaven per kalenderjaar. Tussentijdse wijzigingen in de begroting worden opgenomen in de bestuursrapportages.

• Jaarlijks geeft het dashboard sociaal domein inzicht in de ontwikkelingen in het jeugdhulpgebruik en de kosten.

• Begin 2018 ontvangt de raad een tussenevaluatie over het resultaat van de gestelde doelen en een waar nodig bijgesteld uitvoeringsplan voor 2018 en 2019.

• In het derde kwartaal van 2019 ontvangt de raad een eindevaluatie van de behaalde resultaten op de gestelde doelen in het derde en het begin van het vierde jaar.

• Naast bovenstaande formele verantwoordingscyclus organiseren we, in samenspraak met de raad, in de periode 2016-2019 minimaal vier bijeenkomsten over de uitvoering van de Jeugdwet.