Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent peuteropvang (Nadere regels Peuteropvang met en zonder VE gemeente Veenendaal)

Geldend van 23-09-2022 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent peuteropvang (Nadere regels Peuteropvang met en zonder VE gemeente Veenendaal)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

overwegende dat

  • alle kinderen ontwikkelrecht hebben, zodat alle kinderen op de basisschool kunnen starten op hetzelfde basisniveau;

  • wij het belangrijk vinden dat zowel de algemene ontwikkeling en de taalontwikkeling bij peuters worden gestimuleerd;

  • we hiervoor middelen van het Rijk ontvangen, alsmede gemeentelijke middelen beschikbaar stellen;

  • de regelingen VVE peuters en Peuterwerk samengevoegd worden.

gelet op

  • artikel 2 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening Veenendaal (2012), waarin is bepaald dat het college per beleidsterrein nadere regels kan stellen;

BESLUIT:

vast te stellen Nadere beleidsregels Peuteropvang met en zonder VE gemeente Veenendaal

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Nadere Regels wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: de Algemene Subsidieverordening Veenendaal.

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    Gecertificeerde pedagogisch medewerker/ pedagogisch medewerker VVE: De VVE pedagogisch medewerker of - pedagogisch medewerker dient VVE- geschoold te zijn volgens de wettelijk geldende eisen.

  • d.

    Kinderopvangvoorziening: een Kinderopvangvoorziening welke is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en voldoet aan de wet- en regelgeving voor de kinderopvang.

  • e.

    Een VVE-locatie: een kinderopvanglocatie wordt aanvullend als een VVE- locatie in het LRK geregistreerd als deze voldoet aan de wet- en regelgeving van de kinderopvang, het toezichtskader GGD en toezichtskader Onderwijsinspectie.

    Het College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal.

  • f.

    Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die een in het LRK geregistreerde Kinderopvangvoorziening exploiteert in de gemeente Veenendaal.

  • g.

    Inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald inkomensjaar.

  • h.

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor de kinderopvang in een LRK- geregistreerde kinderopvangvoorziening.

  • i.

    Niet-VVE peuters: peuters zonder VVE indicatie. Het gaat om peuters woonachtig in Veenendaal.

  • j.

    VE: voorschoolse educatie.

  • k.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie. Voor- en vroegschoolse educatie is erop gericht dat kinderen met een risico op een (taal)ontwikkelachterstand een stimulerend en taalrijk aanbod krijgen met het doel dat hun (taal)ontwikkelachterstand vermindert.

  • l.

    VVE- peuters: peuters met een VVE- indicatie afgegeven door de GGD gebaseerd op de door Veenendaal vastgestelde doelgroep-definitie. Het gaat om peuters woonachtig in Veenendaal.

  • m.

    VVE-werkgroep: overlegorgaan bestaand uit kinderopvang, onderwijsinstellingen, het CJG, GGD en de betrokken beleidsmedewerker vanuit de gemeente.

  • n.

    Doelgroep-definitie VVE: `rangorde in ontwikkelingsproblematiek op grond waarvan subsidiëring van voorschoolse opvang van VVE-peuters wordt bepaald. Deze rangorde wordt vastgesteld door het college na overleg met de VVE-werkgroep.

  • o.

    Verzamelinkomen: door de belastingdienst gehanteerde term voor het totale bedrag van het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3).

  • p.

    VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang: landelijk gebruikte tabel bestemd om voor de gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling vast te stellen.

  • q.

    inkomensafhankelijke bijdrage: de inkomensafhankelijke ouderbijdrage zoals opgenomen in de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang;

  • r.

    maximumuurtarief: het maximumuurtarief van de toeslagregeling voor dagopvang zoals opgenomen in de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang;

  • s.

    KOT-ouders: ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

Artikel 2 Reikwijdte en doelstelling van de Regeling

  • 1. Deze nadere regels zijn van toepassing op de subsidiëring van peuteropvang en peuteropvang met VE.

  • 2. De subsidiëring van de genoemde opvang heeft als doelstelling zowel de algemene ontwikkeling als ook de taalontwikkeling bij peuters te stimuleren zodat alle kinderen op de basisschool kunnen starten op hetzelfde basisniveau.

  • 3. Het college kan aan een houder per kalenderjaar subsidie verlenen voor peuteropvang.

  • 4. Het college kan aan een houder per kalenderjaar subsidie verlenen voor peuteropvang met VE.

    5. Voor een peuter ingeschreven in de Basisregistratie Personen van Veenendaal, kan een subsidie aan een houder buiten Veenendaal worden verleend voor een kindplaats peuteropvang met VE als wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

    • a.

      er is een gegronde reden waarom de peuteropvang voor de peuter alleen (tijdelijk) buiten Veenendaal kan plaatsvinden;

    • b.

      het CJG heeft geadviseerd dat de peuteropvang buiten Veenendaal van belang is voor de (taal)ontwikkeling van de peuter;

    • c.

      een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op sociaal-medische indicatie Veenendaal is geen voorliggende voorziening; en

    • d.

      het uurtarief opgenomen in de subsidieaanvraag bedraagt niet meer dan het maximumuurtarief.

Artikel 3 Criteria subsidiëring van peuteropvang

Om voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking te komen, moet een houder in ieder geval aan de volgende criteria voldoen:

  • 1.

    Het aanbod van peuteropvang wordt geboden volgens de aan de kinderopvang gestelde eisen in de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang.

  • 2.

    Het aanbod van peuteropvang:

    • a.

      is gedurende minimaal 5 en maximaal 6 uur per week; en,

    • b.

      is gedurende minimaal 40 en maximaal 48 weken per jaar.

Artikel 4 Criteria subsidiëring van peuteropvang met VE

Om voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking te komen, moet een houder in ieder geval aan de volgende criteria voldoen:

  • 1.

    De volgende criteria zijn geformuleerd om te bepalen of een kind behoort tot de doelgroepkinderen en in aanmerking komt voor een VVE indicatie:

    • 1.

      Opleidingsniveau

    • Geen opleiding

    • Basisschool

    • Speciaal onderwijs

    • VMBO basis of VMBO kader

    • 2.

      Onvoldoende taalaanbod thuis, taalblootstelling

    • De opvoeder die het meest in contact is met het kind heeft een lage beheersing van de Nederlandse taal.

    • De taalomgeving thuis is weinig stimulerend in die zin dat er onvoldoende taalactiviteiten worden aangeboden.

    • 3.

      Geconstateerde/dreigende achterstand in spraak-taalontwikkeling

    • Achterstand in taal geconstateerd door logopediste en/of Audiologisch centrum

    • 4.

      Een gezin heeft onvoldoende geld om de basisbehoeften te kunnen bekostigen en leeft van een uitkering.

  • 2.

    Het aanbod van peuteropvang met VE wordt aangeboden:

    • a.

      640 uur per kind per jaar;

    • b.

      gedurende maximaal 6 uur per dag; en;

    • c.

      gedurende minimaal 40 en maximaal 48 weken per jaar.

  • 3.

    De subsidie kan worden verleend indien in ieder geval wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de houder werkt met een gecertificeerd VVE-programma;

    • b.

      de houder werkt bij de uitvoering van het VVE-programma af met de samenwerkende school in het kader van de doorgaande ontwikkelingslijn;

    • c.

      van de houder wordt een actieve bijdrage verwacht in de ontwikkeling van beleid door minimaal te participeren in de VVE-werkgroep. De afspraken die zijn vastgelegd in de in bijlage 1 opgenomen kwaliteitskaart VVE, zijn leidend.

  • 4.

    [Vervallen]

Artikel 5 Aanvullende/afwijkende criteria

  • 1. In aanvulling op de ASV moet de aanvraag om subsidieverlening zijn voorzien van:

    • a.

      Een opgave van het aantal niet-VVE peuters dan wel het aantal VVE-peuters voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd.

    • b.

      Een opgave van het aantal bezette uren per peuter.

  • 2. In afwijking van de ASV dient een houder een subsidieaanvraag in te dienen voor 15 oktober voor het komende kalenderjaar.

Artikel 6 Subsidie niet-VVE peuters

  • 1.

    De ouderbijdrage van ouders van niet-VVE peuters wordt door de houder bepaald waarbij het uitgangspunt is dat het aantal af te nemen uren wordt vermenigvuldigd met de inkomensafhankelijke bijdrage conform de VNG adviestabel van het betreffende kalenderjaar.

  • 2.

    De ouderbijdrage wordt door de houder bepaald en geïnd aan de hand van het meest recente verzamelinkomen.

  • 3.

    De subsidie wordt door het college bepaald door;

    • a.

      het maximumuurtarief

  • 4.

    Subsidie kan voor maximaal 240 uur per peuter per jaar worden verleend

  • 5.

    Een kind dat gebruik maakt van een niet-VVE peuterplek kan niet ook tegelijkertijd gebruik maken van een gesubsidieerde VVE- peuterplek.

Artikel 7 Subsidie VVE-peuters

  • 1.

    KOT-ouders die VE afnemen zijn verplicht om kinderopvangtoeslag aan te vragen voor 50% van de af te nemen uren.

  • 2.

    De maximale ouderbijdrage van ouders van VVE-peuters wordt bepaald door 50% van het aantal af te nemen uren te vermenigvuldigen met de inkomensafhankelijke bijdrage conform de VNG adviestabel van het betreffende kalenderjaar

  • 3.

    De ouderbijdrage wordt door de houder bepaald en geïnd aan de hand van het meest recente verzamelinkomen.

  • 4.

    Subsidie kan voor maximaal 640 uur per VVE-peuter per jaar worden verleend.

  • 5.

    De subsidie wordt door het college bepaald door:

    • a.

      50% van het totaal af te nemen uren te vermenigvuldigen met het maximumtarief minus het totaal te ontvangen bedrag aan ouderbijdragen; en,

    • b.

      een kwaliteitsbijdrage per peuter.

    • c.

      een bijdrage voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker;

    • d.

      een bedrag voor huurcompensatie per uur per peuter.

  • 6.

    een kind dat gebruik maakt van een VVE-peuterplek kan niet ook tegelijkertijd gebruik maken van een gesubsidieerde niet-VVE peuterplek.

Artikel 8 Subsidievaststelling

  • 1. In aanvulling op de in de Awb en ASV weergegeven verplichtingen voor de subsidieontvanger, registreert en legt de subsidieontvanger verantwoording af over:

    • a.

      het aantal gerealiseerde kindplaatsen;

    • b.

      de ontvangen ouderbijdragen;

    • c.

      het aantal bezette dagdelen en uren per peuter;

    • d.

      de kwaliteit van het aanbod in de vorm van een inhoudelijk verslag.

  • 2. In afwijking van de artikelen 20 en 21 van de ASV wordt de aanvraag tot vaststelling uiterlijk op 31 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, ingediend.

Artikel 9 Subsidieplafond peuteropvang

  • 1. Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor peuteropvang zonder VE.

  • 2. Indien het subsidieplafond voor niet-VVE peuters wordt overschreden wordt:

    • a.

      de verlening van de subsidie verdeeld naar evenredigheid waarbij het aantal kindplaatsen zoals geregistreerd in het LRK uitgangspunt is.

Artikel 10 Subsidieplafond peuteropvang met VE

  • 1. Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor peuteropvang met VE.

  • 2. [vervallen]

  • 3. Indien het subsidieplafond VVE wordt overschreden:

    • a.

      wordt de verlening van de subsidie verdeeld naar evenredigheid onder de houders, waarbij de behoefte in de wijken aan VE en participatie in een IKC uitgangspunt is.

    • b.

      [Vervallen]

Artikel 11 Doorverwijsplicht / wachtlijst

Indien geen peuterplaats beschikbaar is bij de houder, verwijst deze de ouder door naar een andere houder met een beschikbare plaats. De houder spant zich in om het ontstaan van een wachtlijst te voorkomen.

Artikel 12 Tussenrapportages

  • 1.

    Per trimester dient de houder een rapportage in over het aantal geplaatste kinderen peuteropvang met en zonder VE.

  • 2.

    In de tussenrapportages wordt expliciet melding gemaakt van eventuele wachtlijsten en de toedracht hiervan.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de in de Awb en ASV aangegeven weigeringsgronden, geldt dat de subsidieaanvraag tevens geweigerd wordt indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat het aanbod niet voldoet aan de door de gemeente Veenendaal gestelde kwaliteitseisen.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie kan worden geweigerd indien bij de eerste aanvraag van een instelling sprake is van een handhavingsactie, zoals opgenomen in "de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Veenendaal".

  • 3. Het bereiken van het plafond is grond tot (gedeeltelijke) weigering van de aangevraagde subsidie.

Artikel 14 Toezicht op kwaliteit

De GGD regio Utrecht en De Onderwijsinspectie houden in opdracht van de gemeente toezicht op de kwaliteit van het aanbod in het kader van deze subsidieregeling.

Artikel 15 Overgangsbepalingen en slotbepalingen

  • 1. In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het college.

  • 2. De regeling treedt in werking de dag na publicatie.

  • 3. Met de inwerkingtreding van deze regeling vervalt de Regeling VVE gemeente Veenendaal en de tijdelijke Regeling Peuterwerk Veenendaal.

  • 4. Op subsidies die zijn verleend op grond van de onder lid 3 van de genoemde regeling, blijft deze regeling van toepassing.

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Peuteropvang met en zonder VE gemeente Veenendaal

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal, d.d. xx xxxx 2018,

mevrouw drs. A.P.W. van de Klift (secretaris)

de heer P.A. Zoon (burgemeester)