Verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur, van de gemeente Veenendaal

Geldend van 01-01-2004 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 15-11-2003

Intitulé

Verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur, van de gemeente Veenendaal

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2003, nummer 2003.042044;

gelet op:

artikel 213a Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de Verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur, van de gemeente Veenendaal

Artikel 1. Definities In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Doelmatigheid

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

b.Doeltreffendheid

de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Artikel 2. Onderzoeksfrequentie

  • 1. Het college onderzoekt jaarlijks de doelmatigheid van (onderdelen van) een sector of afdeling. Iedere sector of afdeling wordt minimaal eens in de acht jaar getoetst.

  • 2. Het college toetst jaarlijks de doeltreffendheid van (delen van) programma's en paragrafen. Ieder programma of paragraaf wordt minimaal eens in de acht jaar getoetst.

Artikel 3. Onderzoeksplan

  • 1. Het college zendt ieder jaar uiterlijk voor 31 december een onderzoeksplan naar de raad en de gemeentelijke rekenkamer(functie) van de in het erop volgende jaar te verrichten interne onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid.

  • 2. In het onderzoeksplan worden per intern onderzoek de volgende aspecten globaal aangegeven:

    • -

      het object van onderzoek;

    • -

      de reikwijdte van het onderzoek;

    • -

      de onderzoeksmethode;

    • -

      de doorlooptijd van het onderzoek;

    • -

      de wijze van uitvoering.

  • 3. In het onderzoeksplan wordt aangegeven welk budget in de begroting is opgenomen voor de uitvoering van onderzoeken.

Artikel 4. Voortgang onderzoeken

Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid.

Artikel 5. Rapportage en gevolgtrekking

  • 1. De uitkomsten van een onderzoek worden vastgelegd in een rapportage. Elke rapportage bevat tenminste een analyse van de onderzoeksresultaten en indien nodig aanbevelingen voor verbeteringen.

  • 2. Op basis van de resultaten van ieder onderzoek stelt het college indien nodig een plan van verbetering op. De rapportage en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden. Het college neemt op basis van het plan van verbetering organisatorische maatregelen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet en in verband met het tijdig in werking laten treden van deze verordening -om daarmee van toepassing te kunnen zijn op de begroting en accountantscontrole 2004- treedt deze verordening in werking op 1 januari 2004 en werkt terug tot en met 15 november 2003.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur, van de gemeente Veenendaal”.

Ondertekening

Gedaan ter openbare vergadering van 11 december 2003,
de raadsgriffier - mw. mr. M.C. van de Plasse
de voorzitter - drs. P.J.M. Rombouts

Motivering gemaakte keuzes

Artikel 2. Onderzoeksfrequentie

Bij het vaststellen van de frequentie van toetsing van de sectoren is aangesloten bij de aanbeveling van de VNG: eenmaal in de twee raadsperioden (dus iedere acht jaar).

Artikel 3. Onderzoeksplan

Er kan een relatie worden gelegd met de onderzoeken bedoeld in de financiële verordening 212, artikel 6 lid 3, waarbij het gaat om toetsing gericht op juistheid, volledigheid en tijdigheid. Ook is afstemming met de onderzoeken van de rekenkamer(functie) van groot belang om een onevenredig zware belasting van organisatieonderdelen te voorkomen. In lid 1 is daarom toegevoegd dat het onderzoeksplan ook wordt verstuurd naar de rekenkamer(functie). Als uiterste datum waarop het onderzoeksplan naar de raad en rekenkamer(functie) wordt gestuurd is gekozen voor 31 december, zodat het plan bij raad en rekenkamer(functie) bekend is voor aanvang van het nieuwe jaar. Optioneel in dit artikel is het aangeven van de hoogte van budgetten voor de uitvoering van de onderzoeken. Omdat er wel dekking moet zijn voor de uit te voeren onderzoeken is dit artikel overgenomen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding van verordening 213a is via een raadsbesluit op 4 maart 2003 (2003.026351) aangepast. Er is voor gekozen de verordening op dezelfde datum in werking te laten treden als de verordeningen 212 en 213. In de verordening is daarom net als bij 212 en 213 opgenomen dat deze in werking treedt vanaf 1 januari 2004 en terugwerkt tot en met 15 november 2003. Dit is juridisch mogelijk omdat er geen belangen van burgers worden geschaad.

Toelichting

Artikel 2. Onderzoeksfrequentie

In artikel 2 wordt het college opgedragen onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. De raad eist een minimaal aantal uit te voeren interne onderzoeken per jaar van het college. Hierbij wordt een scheiding aangebracht tussen onderzoeken naar de doelmatigheid en onderzoeken naar de doeltreffendheid. De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het beleid en het beheer van middelen. De uitvoering wordt gedaan door ten eerste de gemeentelijke organisatie, zodat deze onderzoeken zich ten eerste richten op de organisatie-eenheden van de gemeente. Een tweede ingang voor de doelmatigheidsonderzoeken is de procesgang. Hiervoor kan men kijken naar de gemeentelijke taken. Het voordeel hiervan is dat ook de doelmatigheid van de uitvoering van gemeentelijk beleid en het beheer van middelen door derden wordt onderzocht. Om te verzekeren dat alle onderdelen van de gemeente op doelmatigheid worden onderzocht, verplicht het artikel dat ieder onderdeel van de gemeente en elke gemeentelijke taak minimaal eens in de zoveel jaar worden onderzocht. Hier kan iedere gemeente zelf de gewenste periode aangeven. Aanbevolen wordt eenmaal in de twee raadsperioden. De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma's of paragrafen van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan gehele begrotingsprogramma’s omvatten of delen daarvan. Ook kan het paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.

Artikel 3. Onderzoeksplan

De beslissing wat te onderzoeken is aan het college. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit te oefenen. Hierin voorziet het onderzoeksplan. Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard nog globaal.| De onderzoeken in het onderzoeksplan worden per onderzoek uitgewerkt. Het onderzoeksplan wordt aangeboden aan de raad, en de raad kan het ter bespreking agenderen, maar het wordt door het college vastgesteld. In de verordening kan worden aangegeven wat in een onderzoeksplan in ieder geval moet worden opgenomen. De onderwerpen genoemd in het tweede lid kunnen als volgt worden toegelicht:

a) Het object van een onderzoek wordt dusdanig omschreven dat duidelijk aangegeven is wat de afbakening van het onderzoek is.

b) De reikwijdte van ieder onderzoek strekt zich in beginsel uit over alle organen (raad, college), organisatie-eenheden en instellingen waarvoor de gemeente bestuurlijk verantwoordelijk is of waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd. De reikwijdte kan in het onderzoeksplan worden ingeperkt door het aangeven van het te onderzoeken tijdsvak en de te onderzoeken organen, organisatie-eenheden en instellingen. De reikwijdte van onderzoeken moet van te voren duidelijk worden aangegeven. Aangegeven moet worden welk tijdvak wordt onderzocht en welke organisatie-eenheden en niet gemeentelijke instellingen bij het onderzoek worden betrokken.

c) Hier wordt aangegeven welke methoden gebruikt zullen worden (benchmarking, enquête, enzovoorts).

d) Een inschatting van de duur van het onderzoek, eventueel onderverdeeld in fasen.

e) Onderzoeken kunnen in opdracht van het college worden uitgevoerd door het ambtelijke apparaat (al of niet met inbreng van deskundigheid van derden) of door derden.

Artikel 4. Voortgang onderzoek

De bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken dient inzicht te geven in de stand van zaken en de beleidsvoornemens omtrent de bedrijfsvoering. Daarbij dient een relatie te worden gelegd met de inhoud van de programma's van de begroting en jaarstukken. Het ligt voor de hand om in deze paragaaf eveneens te rapporteren over de stand van zaken bij de interne onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

Artikel 5. Rapportage en gevolgtrekking

De bevindingen van de onderzoeken worden dan ook neergelegd in rapporten voor de raad, zoals voorgeschreven in artikel 213a, tweede lid, van de Gemeentewet. De rapporten dienen volgens artikel 197 tweede lid van de Gemeentewet te worden gevoegd bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard de verslagen die lopende het verslagjaar zijn afgerond. Dat sluit echter geenszins uit dat de raad, als hij dat wenst, de rapporten ontvangt zodra ze zijn vastgesteld. Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om te denken over en te streven naar verbetering, daarom is in deze modelverordening opgenomen dat evaluatie en aanbevelingen voor verbetering onderdeel zijn van de rapportage, en dat zo nodig door middel van een plan van verbetering het vervolgtraject moet worden ingezet. De bedrijfsvoering is een zaak van het college. Het is dan ook het college dat maatregelen moet nemen tot verbetering. Het college moet een plan van verbetering opstellen en uitvoeren. Het plan van verbetering wordt uiteraard ook ter kennisgeving aan de raad gestuurd.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Volgens de Gemeentewet moet deze verordening per 7 maart 2003 zijn vastgesteld. De raad kan indien nodig bij raadsbesluit het vaststellen van de verordening met maximaal een jaar uitstellen.

Artikel 7. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven waarmee in gemeentelijke stukken naar deze verordening kan worden verwezen.