Regeling melding vermoeden misstand

Geldend van 19-06-2015 t/m heden

Intitulé

Regeling melding vermoeden misstand

Melding vermoeden misstand

Regeling melding vermoeden misstand

Inhoudsopgave

  • Begripsbepalingen

  • Interne meldingsprocedure

    • Artikel 1 Melding

    • Artikel 2 Melding door een gewezen medewerker

    • Artikel 3 Identiteit medewerker

    • Artikel 4 Informeren van directeur

    • Artikel 5 Onderzoek door werkgever

    • Artikel 6 Standpunt werkgever

    • Artikel 7 Jaarverslag

  • Externe procedure bij het meldpunt

    • Artikel 8 Het meldpunt

    • Artikel 9 Melding bij het meldpunt

    • Artikel 10 Rechtstreekse melding bij het meldpunt

    • Artikel 11 Ontvangstbevestiging en onderzoek

    • Artikel 12 Niet ontvankelijkheid

    • Artikel 13 Advies van het meldpunt

    • Artikel 14 Standpunt werkgever naar aanleiding van het advies van het meldpunt

    • Artikel 15 Jaarverslag

    • Artikel 16 Bescherming van de medewerker

    • Artikel 17 Bescherming van de vertrouwenspersoon

    • Artikel 18 Intrekking en inwerkingtreding

Begripsbepalingen

  • a

    werkgever:het bestuur van Veiligheidsregio Groningen.

  • b

    medewerker:De (gewezen) medewerker in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Groningen, alsmede uitzendkrachten, detacheringskrachten, stagiaires en personen die anderszins (betaald of onbetaald) in dienst van de Veiligheidsregio Groningen werkzaamheden verrichten.

  • c

    melder:De medewerker die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig deze regeling.

  • d

    vertrouwenspersoon:De interne functionaris die als zodanig bij Veiligheidsregio Groningen is aangesteld, dan wel de externe functionaris die beschikbaar is via de Arbodienst. Waar in deze regeling wordt gesproken over de “vertrouwenspersoon” daar kan zowel de interne, als de externe vertrouwenspersoon gelezen worden.

  • e

    meldpunt:De Landelijke Commissie Klokkenluiders Gemeenten.

  • f

    vermoeden van een misstand:een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de organisatie waar de medewerker werkzaam is omtrent:

    • a

      een strafbaar feit;

    • b

      een schending van regelgeving of beleidsregels;

    • c

      het misleiden van justitie;

    • d

      een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

    • e

      het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

Interne meldingsprocedure

Artikel 1 Melding

Lid 1

De medewerker doet een melding bij zijn leidinggevende, bij de vertrouwenspersoon of, indien daartoe aanleiding bestaat, rechtstreeks bij de directeur.

Lid 2

Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 2 Melding door een gewezen medewerker

Lid 1

De gewezen medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor Veiligheidsregio Groningen. Hierna wordt een klacht in beginsel niet meer in behandeling genomen.

Lid 2

De medewerker kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van medewerker kennis heeft gekregen van het vermoeden. Voor de in dit artikel bedoelde gewezen medewerker zijn artikelen 4 tot en met 13 van deze regeling van toepassing.

Artikel 3 Identiteit medewerker

Lid 1

De persoon of entiteit bij wie een melding wordt gedaan maakt de identiteit van de medewerker die de melding doet niet bekend zonder diens instemming.

Lid 2

Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van een melding gaan op behoorlijke en zorgvuldige wijze met de identiteit van de melder om.

Artikel 4 Informeren van directeur

De vertrouwenspersoon of leidinggevende bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat de directeur onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

Artikel 5 Onderzoek door werkgever

Lid 1

De directeur stelt na ontvangst van de mededeling over de melding onverwijld een onderzoek in.

Lid 2

De directeur zendt aan de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de medewerker het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.

Lid 3

De directeur draagt er zorg voor dat de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft geïnformeerd worden over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

Artikel 6 Standpunt werkgever

Lid 1

De directeur stelt de medewerker of de leidinggevende of vertrouwenspersoon bij wie de medewerker melding heeft gedaan binnen twaalf weken schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

Lid 2

Indien niet binnen twaalf weken uitvoering kan worden gegeven aan het eerste lid wordt de medewerker of entiteit bij wie de medewerker melding heeft gedaan voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen de medewerker of entiteit een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid ontvangt.

Artikel 7 Jaarverslag

Indien er in een jaar gesprekken zijn gevoerd door de vertrouwenspersoon met medewerkers, dan wordt dit door vertrouwenspersoon in algemene zin opgenomen in een jaarverslag. Dit verslag wordt aan de directeur en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Externe procedure bij het meldpunt

Artikel 8 Het meldpunt

Lid 1

Veiligheidsregio Groningen heeft de Landelijke Commissie Klokkenluiders Gemeente aangewezen als meldpunt in het kader van deze regeling.

Lid 2

Het meldpunt heeft tot taak een door de medewerker gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en de directeur daarover te adviseren.

Artikel 9 Melding bij het meldpunt

Lid 1

De medewerker kan het vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het meldpunt, indien:

  • a

    hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 6;

  • b

    hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 6.

Lid 2

Het meldpunt maakt de identiteit van de medewerker niet bekend zonder diens instemming.

Artikel 10 Rechtstreekse melding bij het meldpunt

Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in weg staan, kan de medewerker het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het meldpunt.

Artikel 11 Ontvangstbevestiging en onderzoek

Lid 1

Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de medewerker die het vermoeden heeft gemeld.

Lid 2

Het meldpunt draagt er zorg voor dat de directeur op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

Lid 3

De directeur informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

Lid 4

Indien het meldpunt dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

Lid 5

Ten behoeve van het onderzoek genoemd in lid 4 van dit artikel is het meldpunt bevoegd bij en via de directeur alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. De directeur draagt er zorg voor dat aan het meldpunt alle inlichtingen worden verschaft.

Lid 6

Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan een van de leden of aan een deskundige.

Lid 7

Wanneer de inhoud van bepaalde door de directeur verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 12 Niet ontvankelijkheid

Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

  • a

    de misstand niet van voldoende gewicht is;

  • b

    de melder niet valt onder de definitie van medewerker op grond van deze regeling;

  • c

    de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en artikel 11 niet van toepassing is, of

  • d

    de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijn bedoeld in artikel 6 nog niet is verstreken.

  • e

    de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Artikel 13 Advies van het meldpunt

Lid 1

Indien de melding ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen twaalf weken zijn bevindingen neer in een advies aan de directeur. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de medewerker met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

Lid 2

Indien niet binnen twaalf weken een advies kan worden gegeven wordt de melder en/of de vertrouwenspersoon alsmede de directeur voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen het advies als bedoeld in het eerste lid gereed is.

Lid 3

Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

Artikel 14 Standpunt werkgever naar aanleiding van het advies van het meldpunt

Lid 1

De directeur stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt.

Lid 2

De melder van wie de identiteit niet bekend is gemaakt door het meldpunt zal de directeur het standpunt via het meldpunt doen toekomen.

Lid 3

Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 15 Jaarverslag

Lid 1

Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt. In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

  • a

    het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

  • b

    het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

  • c

    het aantal onderzoeken dat het meldpunt heeft verricht;

  • d

    het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het meldpunt heeft uitgebracht.

Lid 2

Dit jaarverslag wordt aan de directeur en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 16 Bescherming van de medewerker

Lid 1

De medewerker zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan besluiten tot:

  • a

    het verlenen van ongevraagd ontslag;

  • b

    het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

  • c

    het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

  • d

    de opgelegde benoeming in een andere functie;

  • e

    het treffen van disciplinaire maatregelen;

  • f

    het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

  • g

    het onthouden van promotiekansen en

  • h

    het afwijzen van een verlofaanvraag,

voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de medewerker gedane melding van een vermoeden van een misstand.

Lid 2

De werkgever draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

Lid 3

Het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt ook voor de medewerker die te goeder trouw een vermoeden van een misstand meldt in een andere organisatie dan die van Veiligheidsregio Groningen, volgens een bij die organisatie geldende regeling. De bescherming geldt alleen als de medewerker:

  • -

    uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;

  • -

    uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

  • -

    het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

  • -

    zich heeft gehouden aan afspraken die ter zake van de melding met hem zijn gemaakt door de directeur.

Artikel 17 Bescherming van de vertrouwenspersoon

De interne vertrouwenspersoon geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 lid 1 en 2 tegen benadeling als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

Artikel 18 Intrekking en inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op (datum )