Bezwarenregeling Veiligheidsregio Limburg-Noord

Geldend van 24-04-2017 t/m heden

Intitulé

Bezwarenregeling Veiligheidsregio Limburg-Noord

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Commissie: De ingevolge artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingestelde onafhankelijke bezwarencommissie, die in het kader van deze regeling belast is met de behandeling van bezwaren;

    • c.

      DB: door of namens het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Limburg-Noord, dit is het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

    • d.

      GO: De commissie voor Georganiseerd Overleg, zoals bedoeld in artikel 12:1 van de CAR-UWO, die is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het DB en een vertegenwoordiging van de toegelaten organisaties;

    • e.

      Voorzitter: De voorzitter van de bezwarencommissie;

    • f.

      VRLN: Veiligheidsregio Limburg-Noord.

Artikel 2Inleidende bepalingen Begripsbepalingen

  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de door het DB te nemen beslissing op bezwaren tegen besluiten van de VRLN.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit tenminste drie leden.

  • 2. De leden van de commissie zijn onafhankelijk en zij kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de VRLN.

  • 3.

    • De leden van de commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door het DB, conform het bepaalde in lid 5 van dit artikel.

    • 4.

      De leden, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, worden op de volgende wijze geselecteerd:

      • a.

        een lid: aan te wijzen door de werkgever;

      • b.

        een lid: aan te wijzen door de werknemersdelegatie in de commissie voor Georganiseerd Overleg;

      • c.

        de voorzitter: aan te wijzen door de werkgever en de werknemersdelegatie in de commissie voor het Georganiseerd Overleg gezamenlijk;

    • 5.

      Het DB benoemt tevens een plaatsvervanger voor ieder lid van de commissie, de plaatsvervangers worden op identieke wijze voorgedragen als de leden van de commissie.

Artikel 4 Ambtelijk secretaris

  • 1.

    De ambtelijk secretaris ondersteunt de voorzitter en de leden van de commissie bij de uitoefening van hun taak en dient de commissie desgevraagd van advies.

  • 2.

    De ambtelijk secretaris van de commissie is een door het DB aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    De ambtelijk secretaris is in de uitoefening van zijn functie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 4.

    Het DB wijst (mede ter borging van de continuïteit) één of meer plaatsvervangers van de ambtelijk secretaris aan.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar en kunnen één keer herbenoemd worden.

  • 2.

    De voorzitter en leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.

  • 3.

    Het DB kan tussentijds tot schorsing en ontslag van de voorzitter of een lid overgaan indien daartoe zwaarwegende redenen zijn. Alvorens wordt overgegaan tot een dergelijke maatregel vindt overleg plaats tussen werkgever en de werknemersdelegatie in de commissie voor Georganiseerd Overleg.

  • 4.

    Het DB zal ook tot ontslag overgaan als de voorzitter of een lid een ambt of functie heeft aanvaard die krachtens artikel 3, lid 2, van deze regeling onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie.

  • 5.

    De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen tot in hun opvolging is voorzien.

  • 6.

    Het gestelde in lid 5 van dit artikel geldt niet voor de voorzitter en/of leden die op grond van het bepaalde in lid 3 of lid 4 van dit artikel uit hun functie zijn ontheven.

  • 7.

    Het DB stelt een rooster van aftreden op zodat de continuïteit van de commissie wordt gewaarborgd. De samenstelling van de commissie blijft zoals genoemd in artikel 3 lid 4 van deze regeling.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

  • 3.

    Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de Awb wordt vermeld dat de commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

Voor de toepassing van deze regeling oefent de voorzitter van de commissie de volgende bevoegdheden uit:

  • a.

    Het verlangen van een machtiging als bedoeld in artikel 2:1, tweede lid, van de Awb.

  • b.

    Het bieden van de gelegenheid tot het herstellen van een verzuim als bedoeld in dat artikel 6:6 van de Awb.

  • c.

    Het toezenden van stukken als bedoeld in artikel 6:17 van de Awb aan een gemachtigde tijdens de behandeling door de commissie.

  • d.

    Het afzien van het horen als bedoeld in artikel 7:3 van de Awb.

  • e.

    Het ter inzage leggen van stukken als bedoeld in artikel 7:4, tweede lid, van de Awb.

Artikel 8 Vooronderzoek

  • 1.

    De commissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift bevoegd met in kennisstelling van betrokkene alle relevante inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is voorafgaand overleg met de algemeen directeur (over de redelijkheid van de kosten) aangewezen.

Artikel 9 Hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter van de commissie bepaalt het tijdstip en de plaats van de hoorzitting waar de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    De voorzitter nodigt de belanghebbende(n) en (de vertegenwoordiger van) het DB ten minste drie weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 3.

    Binnen acht dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbende(n) of het bestuursorgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 4.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de hoorzitting aan de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan meegedeeld.

  • 5.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in lid 1 t/m 3 van dit artikel.

  • 6.

    De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb, indien de voorzitter op grond van lid 2 van dit artikel besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbende(n) en aan het bestuursorgaan.

Artikel 10 Quorum

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat de voorzitter en twee leden van de commissie, dan wel hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.

Artikel 11 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. De voorzitter en de leden van de commissie worden in een dergelijke situatie vervangen door hun plaatsvervanger.

Artikel 12 Openbaarheid hoorzitting

  • De hoorzitting van de commissie is niet openbaar.

Artikel 13 Verslaglegging van de hoorzitting

  • 1.

    Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb bevat:

    • a.

      de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid;

    • b.

      een zakelijke vermelding van wat over en weer is gezegd en wat verder ter hoorzitting is voorgevallen;

    • c.

      verwijst naar de op de hoorzitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden toegevoegd;

  • 2.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • 3.

    Het verslag wordt aan belanghebbende(n) en het bestuursorgaan gezonden.

  • 4.

    Het verslag is niet openbaar, maar wordt wel meegezonden naar het DB als een beslissing van het DB wordt gevraagd.

  • 5.

    Het verslag wordt pas ter beschikking gesteld aan anderen dan de commissieleden en het DB als de belanghebbende beroep instelt.

Artikel 14 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de hoorzitting nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, dan kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek instellen.

  • 2.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbende(n) toegezonden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbende(n) kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting.

  • 4.

    De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 5.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze regeling die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het DB uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 4.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 5.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 16 Geheimhouding

De leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen bij de uitoefening van hun lidmaatschap van de commissie ter kennis komt.

Artikel 17 Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden uit. Dit verslag wordt in ieder geval ter kennis gebracht van het DB, de Ondernemingsraad en het GO.

Artikel 18 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Het DB kan nadere regels stellen omtrent hetgeen in deze regeling is bepaald voor zover de aard en strekking van deze regeling zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet beslist het DB.

  • 3.

    De regeling Bezwarenregeling personele aangelegenheden Veiligheidsregio Limburg-Noord met als ingangsdatum 1 juli 2013 komt te vervallen.

  • 4.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Bezwarenregeling Veiligheidsregio Limburg-Noord”.

  • 5.

    De regeling treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.