Besluit Bezwarende Functie VRR

Geldend van 08-04-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 02-01-2024

Intitulé

Besluit Bezwarende Functie VRR

Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond,

in overweging nemend dat de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) gelet op artikel 35 van de Gemeenschappelijke Regeling in beginsel de rechtspositie volgt van de gemeente Rotterdam, tenzij het Algemeen Bestuur t.a.v. sectorale aspecten anders besluit; is van mening dat gelet op het gevoerde overleg met de Commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 22 oktober 2008, welk overleg tot overeenstemming heeft geleid, het wenselijk is te komen tot een regeling voor de VRR analoog aan het CAR-UWO hoofdstuk 9a, 9b en 9e.

Besluit:

vast te stellen de volgende Verordening:

Besluit Bezwarende Functie VRR

9a AMBTENAREN DIE VANAF 1 JANUARI 2006 IN DIENST ZIJN GETREDEN OP EEN BEZWARENDE FUNCTIE

Artikel 9a:1 Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die vanaf 1 januari 2006 in dienst is getreden op een bezwarende functie, die op 31 december 2005 recht gaf op functioneel leeftijdsontslag op grond van artikel 92 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam, zoals dat luidde op 31 december 2005.

Artikel 9a:2 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    bezwarende functie: een betrekking met een hoge belasting door het frequent draaien van piket of het werken in roosterdiensten en deelname aan daaruit voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk met als gevolg een verhoogde kans op gezondheidsklachten;

  • b.

    de tweede loopbaan: iedere functie binnen de VRR of buiten de VRR die, in het kader van het loopbaanplan, volgt op de bezwarende functie en die past bij de richting zoals afgesproken is in het loopbaanplan.

Artikel 9a:3 Medische keuring

De ambtenaar ondergaat periodiek een medische keuring conform de richtlijnen voor de Periodiek Arbeidsgeneeskundige Monitor.

Artikel 9a:4 Het loopbaanplan

  • 1. De ambtenaar blijft maximaal 20 jaar werkzaam in een bezwarende functie.

  • 2. De ambtenaar heeft recht op een loopbaanplan, waardoor het de ambtenaar mogelijk is na maximaal 20 jaar gewerkt te hebben in de bezwarende functie een tweede loopbaan te beginnen binnen of buiten de VRR.

Artikel 9a:5 Het loopbaanplan

  • 1. In afwijking van artikel 18 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam gelden voor de ambtenaar de volgende bepalingen.

  • 2. Het bestuur en de ambtenaar leggen in een persoonlijk loopbaanplan de afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden, alsmede de in dat kader door de ambtenaar te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten, die nodig zijn om na maximaal 20 jaar gewerkt te hebben in een bezwarende functie een tweede loopbaan te beginnen. Het loopbaanplan omvat in ieder geval die opleidingselementen die nodig zijn om de ambtenaar die bij de brandweer werkzaam is, in 20 jaar op te leiden tot MBO-niveau. Hierbij moet het gaan om opleidingen die extern erkend worden.

  • 3. Het bestuur en de ambtenaar zijn verplicht medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van het loopbaanplan.

  • 4. Het loopbaanplan wordt in het jaar van indiensttreding opgesteld.

  • 5. Het loopbaanplan wordt ten minste een keer per drie jaar geëvalueerd, geactualiseerd en zo nodig bijgesteld.

  • 6. Bij het loopbaanplan wordt rekening gehouden met zowel de belangen van het bestuur als met de belangen van de ambtenaar.

  • 7. In het loopbaanplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot benodigd verlof en eventuele verdere medewerking van het bestuur die de ambtenaar in staat moeten stellen de gemaakte afspraken uit te voeren.

  • 8. De kosten die gemaakt zullen worden in het kader van de in het loopbaanplan opgenomen opleiding en activiteiten worden door het bestuur vergoed.

  • 9. In het loopbaanplan worden, indien mogelijk, ten aanzien van de activiteiten en de opleiding in ieder geval de volgende aspecten vastgelegd:

    • a.

      het aanspreekpunt binnen de organisatie;

    • b.

      het beroep of de richting die als tweede loopbaan gekozen wordt;

    • c.

      de keuze van opleidingsvorm of het instituut,

    • d.

      waar de activiteit plaatsvindt;

    • e.

      de te maken kosten;

    • f.

      de start- en einddatum van de te ondernemen activiteit of de te volgen scholing;

    • g.

      de te maken voortgang binnen de activiteit of scholing;

    • h.

      de minimaal te behalen resultaten van de activiteit of scholing; de planning van vervolgafspraken;

    • i.

      de omstandigheden onder welke een te volgen opleiding of te ondernemen activiteit kan worden onderbroken of gestopt;

    • j.

      eventuele andere onderwerpen die van belang zijn voor een goede uitvoering van de gemaakte afspraken.

Artikel 9a:6 Terugbetaling

De ambtenaar die evident misbruik maakt van de loopbaanfaciliteiten die het bestuur biedt, is verplicht de kosten, verband houdende met de activiteiten dan wel opleidingen, die door het bestuur zijn vergoed, terug te betalen.

Artikel 9a:7 Tweede loopbaan binnen of buiten de VRR

  • 1. Plaatsing van een ambtenaar in het kader van de tweede loopbaan binnen of buiten de VRR vindt definitief plaats.

  • 2. Definitieve plaatsing binnen de VRR vindt plaats door aanpassing van de aanstelling.

  • 3. Definitieve plaatsing buiten de VRR vindt plaats door ontslag op grond van artikel 85 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam uit de bezwarende functie.

Artikel 9a:8 Disciplinaire straf

  • 1. De ambtenaar die de verplichtingen, zoals neergelegd in het loopbaanplan, niet nakomt, wordt disciplinair gestraft.

  • 2. Wanneer de tweede loopbaan na 20 jaar gewerkt te hebben in de bezwarende functie door schuld of toedoen van de ambtenaar niet begonnen kan worden, wordt de ambtenaar op grond van artikel 79 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam disciplinair ontslag verleend.

Artikel 9a:9 Gevolgen niet starten tweede loopbaan

  • 1. De ambtenaar blijft na 20 jaar in de bezwarende functie werkzaam wanneer:

    • a.

      de tweede loopbaan niet begonnen kan worden, omdat het bestuur zijn verplichtingen uit het loopbaanplan niet nakomt;

    • b.

      de tweede loopbaan niet begonnen kan worden, omdat het bestuur en de ambtenaar daar gezamenlijk toe besluiten.

    Voorwaarde is dat de ambtenaar medisch geschikt is om in de bezwarende functie door te werken.

  • 2. Het loopbaanplan wordt voortgezet tot de tweede loopbaan begonnen wordt.

  • 3. Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid na 20 jaar niet medisch geschikt is om in de bezwarende functie door te werken, geldt de procedure, bedoeld in artikel 9a:10.

Artikel 9a:10 Medisch niet meer geschikt; overbruggingsuitkering

  • 1. De ambtenaar die niet meer medisch geschikt is om in de bezwarende functie door te werken, ontvangt een overbruggingsuitkering.

  • 2. De duur van de overbruggingsuitkering is afhankelijk van het aantal jaren dat betrokkene in een bezwarende functie werkzaam is geweest.

  • 3. Per dienstjaar in een bezwarende functie is de duur van de overbruggingsuitkering 12/10 maand. De maximumduur van de overbruggingsuitkering is 24 maanden.

  • 4. Zodra de medische ongeschiktheid voor de bezwarende functie is vastgesteld, stopt de opbouw van de overbruggingsuitkering.

  • 5. De hoogte van de overbruggingsuitkering bedraagt de eerste 12 maanden 100% van het salaris en de maanden daarna 80% van het salaris.

  • 6. De duur van de overbruggingsuitkering wordt in mindering gebracht op de duur van de loondoorbetaling, bedoeld in artikel 52 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam.

  • 7. De overbruggingsuitkering komt tot uitbetaling voor zover deze hoger is dan de loondoorbetaling bij ziekte, bedoeld in artikel 52 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam.

Artikel 9a:11 Garantietoeslag, afbouwtoelage en afkoopbedrag

  • 1. In dit artikel wordt onder berekeningsgrondslag verstaan: het inkomen dat wordt verkregen door de optelsom van:

    i. het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 3 en paragraaf 3 van het Besluit salaris, toelagen, vergoedingen en uitkeringen 2016;

    ii. de IKB-onderdelen, bedoeld in artikel 28 lid 2 sub a en b van het Besluit salaris, toelagen, vergoedingen en uitkeringen 2016;

    iii. de TOR, bedoeld in artikel 14 van de Uitvoeringsregeling salaris, toelagen, vergoedingen en uitkeringen 2016;

    iv. de in het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 genoemde andere toelagen en emolumenten, voor zover die aan de ambtenaar zijn toegekend, berekend over een periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan het begin van de tweede loopbaan. Indien verlofopname door de ambtenaar in deze 12 maanden heeft geleid tot een wijziging van de feitelijke uitbetaling van de berekeningsgrondslag, als bedoeld in artikel 9f:2 van het Besluit bezwarende functie VRR werkt die wijziging door in de berekeningsgrondslag.

  • 2. De ambtenaar die binnen de organisatie van de VRR de tweede loopbaan begint, krijgt een garantietoelage ter hoogte van het negatieve verschil tussen het oude en het nieuwe salaris. Het oude salaris wordt niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 3. Op de garantietoelage wordt een vermindering toegepast tot het bedrag waarmee het nieuwe salaris en eventuele (salaris)toelagen en vergoedingen, behorende bij de nieuwe functie, samen met de garantietoelage de berekeningsgrondslag overstijgt. De berekeningsgrondslag wordt niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 4. De ambtenaar die als gevolg van de tweede loopbaan binnen de organisatie van de VRR de toelagen en vergoedingen verliest, die behoorden bij de bezwarende functie, krijgt een aflopende afbouwtoelage ter hoogte van een percentage van het verschil tussen de oude toelagen en vergoedingen en eventuele toelagen en vergoedingen die bij de nieuwe functie behoren. De afbouwtoelage bedraagt:

    a. het eerste jaar 100%;

    b. het tweede jaar 75%;

    c. het derde jaar 50%;

    d. het vierde jaar 25%.

    De oude toelagen en vergoedingen worden niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 5. Op de afbouwtoelage wordt een vermindering toegepast tot het bedrag waarmee het nieuwe salaris en eventuele toelagen en vergoedingen, behorende bij de nieuwe functie, samen met de garantietoelage en de afbouwtoelage de berekeningsgrondslag overstijgt. De berekeningsgrondslag wordt niet geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen.

  • 6. De ambtenaar die een tweede loopbaan begint buiten de organisatie van de VRR ontvangt een afkoopbedrag ter hoogte van 175% van het verschil tussen de berekeningsgrondslag (op jaarbasis) en het nieuwe jaarsalaris, inclusief eventuele toelagen en vergoedingen. Het nieuwe jaarsalaris, inclusief eventuele toelagen en vergoedingen, wordt berekend naar het bedrag dat voor de ambtenaar bij indiensttreding bij de nieuwe werkgever is vastgesteld.

Hoofdstuk 9b VERVALLEN (per 1-10-2023)

Hoofdstuk 9e VERVALLEN (per 1-10-2023)

Hoofdstuk 9f VERVALLEN (per 1-10-2023)

Hoofdstuk 9g Compensatieregeling

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 9g:1 Werkingssfeer

Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar bedoeld in hoofdstuk 9i.

Artikel 9g:2 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    transitie levenslooptegoed: de transitie van de bruto levenslooptegoeden bedoeld in artikel 9e:2, leden drie, vier en vijf, zoals dat artikel luidde op 31 december 2021, in de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 van de ambtenaar die het LOGA-pad volgt;

  • b.

    versneld sparen levensloop: de extra werkgeversbijdrage levensloop, bedoeld in artikel 9e:14, zoals dat artikel luidde op 31 december 2021;

  • c.

    FLO-functie: de functie waaruit de ambtenaar aanspraak ontleent aan het FLO- overgangsrecht, bedoeld in hoofdstuk 9f, zoals dat artikel luidde op 30 september 2023;

  • d.

    Toeslag: de toeslag, bedoeld in artikel 9g:4;

  • e.

    Toeslagpartner: de persoon of personen waarvan het inkomen meetelt ter bepaling van de hoogte van de toeslag;

  • f.

    LOGA-pad: het LOGA-pad, bedoeld in artikel 9e:2, tweede lid, zoals dat artikel luidde op 31 december 2021;

  • g.

    Nadeel: het financiële nadeel dat de ambtenaar heeft als gevolg van de transitie van de levenslooptegoeden of de betaling van het versneld spaarbedrag levensloop, ongeacht het jaar waarin de ambtenaar dit heeft;

  • h.

    Voordeel: het financiële voordeel dat de ambtenaar ondervindt als gevolg van de transitie van de levenslooptegoeden of de betaling van het versneld spaarbedrag levensloop;

  • i.

    rekentool: het door Deloitte ontwikkelde VNG-rekenmodel inkomstenbelasting;

  • j.

    drempelbedrag: 0,5 % van het inkomen;

  • k.

    inkomen: het verzamelinkomen aanslag inkomstenbelasting of het toetsingsinkomen op basis waarvan de aanspraak op een toeslag wordt beoordeeld zonder de bedragen transitie levenslooptegoed en het versneld sparen levensloop;

  • l.

    neveninkomsten: inkomsten uit of in verband met arbeid niet zijnde de inkomsten uit de FLO-functie;

  • m.

    middelen: de regeling van de Belastingdienst om mensen met een wisselend inkomen tegemoet te komen.

Artikel 9g:3 Doel

  • 1. Het doel van dit hoofdstuk is het bieden van compensatie van nadeel blijkende uit een hogere aanslag inkomstenbelasting of het geheel of gedeeltelijk wegvallen van toeslagen hieronder begrepen het niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking komen voor toeslagen als aangegeven in en onder de voorwaarden van dit hoofdstuk.

  • 2. Voor compensatie komt in ieder geval niet in aanmerking een verhoging van alimentatie of contributie.

Artikel 9g:4 Limitatieve opsomming toeslagen

De toeslagen of vergelijkbare toeslagen die voor compensatie in aanmerking kunnen komen zijn:

  • -

    huurtoeslag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

  • -

    kindgebonden budget als bedoeld in de Wet op het kindgebonden budget;

  • -

    kinderopvangtoeslag als bedoeld in het Besluit Kinderopvang;

  • -

    zorgtoeslag als bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag;

  • -

    scheef wonen/-huur als bedoeld in de Wet Huurverhoging;

  • -

    studiefinanciering kinderen van de ambtenaar als bedoeld in de Wet Studiefinanciering 2000, of

  • -

    reiskostenvergoeding studerende kinderen (Dans- en muziekopleiding) als bedoeld in de Subsidieregeling reiskosten DAMU-leerlingen.

Artikel 9g:5 Nadeel toerekenen en vaststellen

  • 1. Het nadeel wordt toegerekend aan het kalenderjaar waarin de transitie levenslooptegoed of de betaling van het bedrag versneld sparen levensloop dat het nadeel veroorzaakt, heeft plaatsgevonden.

  • 2. Voor ieder kalenderjaar 2019, 2020 en 2021 wordt afzonderlijk het nadeel respectievelijk het voordeel als bedoeld in artikel 9g:9 en 9g:10 vastgesteld. Is sprake van een nadeel dan kan een drempelbedrag van toepassing zijn als bedoeld in artikel 9g:12.

Paragraaf 2 Voorwaarden

Artikel 9g:6 Aanleveren gegevens - algemeen

  • 1. De ambtenaar die voor compensatie van een nadeel over de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 in aanmerking wil komen overlegt daartoe alle gevraagde noodzakelijk geachte gegevens zijnde in ieder geval,

    • a.

      de ingediende aangiftes en de definitief opgelegde aanslagen inkomstenbelasting 2019, 2020 en 2021, en

    • b.

      de gesimuleerde aangiftes inkomstenbelasting 2019, 2020 en 2021 uitgaande van de aangiftes en aanslagen bedoeld onder a zonder de uitbetaalde bedragen transitie levenslooptegoed of versneld sparen levensloop op basis van de door de werkgever beschikbaar gestelde alternatieve jaaropgaves.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder b overlegt de ambtenaar die neveninkomsten heeft van meer dan € 9000 bruto of een vermogen groter dan het heffingsvrij vermogen

    • a.

      gesimuleerde aangiftes inkomstenbelasting 2019, 2020 en 2021 uitgaande van de aangiftes en aanslagen bedoeld in artikel 9g:6, lid 1, onder a met maximaal € 9000 bruto aan neveninkomsten of het vermogen verminderd met de toename van het vermogen door de uitbetaalde bedragen transitie levenslooptegoed of het versneld sparen levensloop, en

    • b.

      gesimuleerde aangiftes inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 9g:6, lid 2, onder a zonder de uitbetaalde bedragen transitie levenslooptegoed of versneld sparen levensloop op basis van de door de werkgever beschikbaar gestelde alternatieve jaaropgaves.

Artikel 9g:7 Aanleveren gegevens - toeslagen

  • 1. De ambtenaar die voor compensatie van een nadeel, veroorzaakt door het geheel of gedeeltelijk wegvallen van een of meerdere toeslagen hieronder begrepen het niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking komen voor toeslagen, in aanmerking wil komen overlegt aanvullend aan de gegevens bedoeld in artikel 9g:6 in ieder geval

    • a.

      de beschikking waaruit blijkt dat de toeslag is ingetrokken, verminderd of niet wordt toegekend, en

    • b.

      de berekening waaruit de hoogte van een toeslag blijkt als geen sprake zou zijn geweest van de transitie levenslooptegoed of versneld sparen levensloop.

  • 2. Kan geen beschikking of berekening bedoeld in artikel 9g:7, eerste lid overlegd worden, dan maakt de ambtenaar op andere wijze het door hem geleden nadeel aannemelijk.

Paragraaf 3 Berekening nadeel/voordeel per kalenderjaar

Artikel 9g:8 Berekening nadeel/voordeel inkomstenbelasting

Het nadeel of voordeel inkomstenbelasting in een kalenderjaar is het verschil tussen

  • a.

    de aanslag en de gesimuleerde aangifte, bedoeld in artikel 9g:6, eerste lid, onder a en artikel 9g:6, eerste lid, onder b, of

  • b.

    de gesimuleerde aangiftes, bedoeld in artikel 9g:6, tweede lid, onder a en b.

Artikel 9g:9 Berekening nadeel toeslagen

Het nadeel wordt per toeslag vastgesteld en bedraagt het verschil tussen de beschikking en de berekening in een kalenderjaar als bedoeld in artikel 9g:7.

Artikel 9g:10 Berekening nadeel/voordeel per kalenderjaar

Het nadeel of voordeel wordt per kalenderjaar vastgesteld en betreft per kalenderjaar de som van

  • a.

    het voordeel of nadeel blijkend uit artikel 9g:8, en

  • b.

    het nadeel blijkend uit artikel 9g:9 per toeslag.

Paragraaf 4 Drempelbedrag

Artikel 9g:11 Drempelbedrag

  • 1. Een drempelbedrag is van toepassing als de berekening van artikel 9g:10 een nadeel oplevert.

  • 2. Het drempelbedrag bedoeld in artikel 9g:11, eerste lid wordt voor ieder vastgesteld nadeel bedoeld in artikel 9g:8 of 9g:9 bepaald per kalenderjaar.

  • 3. In afwijking van artikel 9g:11, tweede lid is geen drempelbedrag aan de orde als sprake is van een nadeel inkomstenbelasting, als bedoeld in artikel 9g:8, waarin neveninkomsten zijn opgenomen.

  • 4. Bij samenloop van vastgestelde nadelen bedoeld in artikel 9g:8 of 9g:9 wordt het drempelbedrag voor ieder nadeel berekend naar rato van het vastgestelde totale nadeel in dat kalenderjaar. De som van deze drempelbedragen is het drempelbedrag voor dat kalenderjaar.

  • 5. Wanneer het berekend nadeel als bedoeld in artikel 9g:8 na middelen lager is dan het toegekende compensatiebedrag, vindt herrekening van het compensatiebedrag plaats zonder daarbij het drempelbedrag toe te passen.

Paragraaf 5 Compensatie

Artikel 9g:12 Compensatiebedrag

Het toe te kennen compensatiebedrag bedraagt de som van het vastgestelde nadeel of voordeel per kalenderjaar 2019, 2020 en 2021, bedoeld in 9g:10, verminderd met het drempelbedrag, bedoeld in artikel 9g:11 voor dat kalenderjaar.

Artikel 9g:13 Uitbetaling compensatiebedrag

  • 1. De netto compensatie wordt eenmalig aan de ambtenaar uitbetaald.

  • 2. Een maatwerkoplossing wordt geboden als de ambtenaar blijvend financiële schade lijdt als gevolg van de transitie levenslooptegoed of versneld sparen levensloop.

  • 3. Indien de uitbetaling van het compensatiebedrag leidt tot een nadeel dan wordt dit nadeel niet gecompenseerd.

Paragraaf 6 Overige en slotbepalingen

Artikel 9g:14 Toepassen middelen na toekenning compensatiebedrag

  • 1. De medewerker die in aanmerking is gekomen voor een compensatieregeling stelt de werkgever terstond in kennis van een nadien gehonoreerd verzoek tot middelen door de Belastingdienst, door het overleggen van een afschrift van de uitspraak op het verzoek.

  • 2. Als middeling leidt tot een teruggave van belastingbedragen die is toe te schrijven aan de transitie levenslooptegoed, het versneld sparen levensloop of de afkoop FLO60 als bedoeld in 9f:4, zoals dit artikel luidde op 30 september 2023, verlaagt deze teruggave het drempelbedrag, toegeschreven aan dat kalenderjaar, met maximaal de hoogte van dat drempelbedrag.

  • 3. Na ontvangst van uitspraak van de Belastingdienst op het verzoek tot middelen beziet de commissie als bedoeld in 9g:15 of en in hoeverre deze uitspraak aanleiding geeft te komen tot een herziening van het eerder uitgebrachte advies.

  • 4. Als de herziening van het eerder uitgebrachte advies leidt tot een lager toe te kennen compensatiebedrag, voegt de werkgever het verschil tussen de twee compensatiebedragen toe aan het virtueel Netto FLO Spaartegoed (NFST).

  • 5. Herrekening na middelen geeft geen aanspraak op een hoger vast te stellen compensatiebedrag.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel wordt het resultaat van de middeling in gelijke delen verdeeld over de kalenderjaren waar de middeling op is toegepast en zijn toe te rekenen tot de kalenderjaren 2019, 2020 of 2021.

Artikel 9g:15 Toetsing

  • 1. Een centraal ingestelde paritair samengestelde commissie toetst de door de ambtenaar aangeleverde gegevens om in aanmerking te komen voor compensatie en brengt een zwaarwegend advies uit.

  • 2. Steekproefsgewijs toetst een externe onafhankelijke partij deze adviezen.

Artikel 9g:16 Hardheidsclausule

In individuele gevallen kan van deze regeling worden afgeweken als toepassing ervan uit oogpunt van behoorlijk bestuur tot een voor de ambtenaar onevenredig nadelig besluit zou leiden.

Hoofdstuk 9h Regeling Netto FLO-spaartegoed

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 9h:1 Werkingssfeer

Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar, bedoeld in hoofdstuk 9i.

Artikel 9h:2 Begripsomschrijvingen

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan onder:

  • 1.

    rekening: de rekening geopend door de ambtenaar ter vervanging van de levensloopverzekering en de netto spaarverzekering van Loyalis Levensloop Brandweer & Ambulance;

  • 2.

    grootbanken: ABN/AMRO, RABO, ING of SNS;

  • 3.

    kosten: de per jaar vastgestelde hoogste kosten van de goedkoopste rekening waarop de werkgever kan storten, aangeboden door één van de vier grootbanken;

  • 4.

    gemiddelde rentepercentage: het per kalenderjaar vastgestelde gemiddelde rentepercentage van de vier grootbanken van de goedkoopste rekening waarop de werkgever kan storten;

  • 5.

    Netto FLO-spaartegoed: het jaarlijks door de werkgever per 1 januari van ieder kalenderjaar vastgestelde virtuele tegoed;

  • 6.

    startsaldo spaartegoed 2022: het netto FLO-spaartegoed op 1 januari 2022;

  • 7.

    nettoresultaat: het bedrag dat resteert na een bruto-netto berekening van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 9i:2 aanhef en onder a, uitgaande van het vigerende fiscaal regime en een pensioengevend inkomen gelijk aan deze berekeningsgrondslag;

  • 8.

    doelsaldo Netto FLO-spaartegoed: het bedrag te bereiken in de maand voorafgaand aan de leeftijd van 55 jaar van 225% van twaalf maal het nettoresultaat;

  • 9.

    <vervallen per 1-1-2024>.

Artikel 9h:3 Methodische gelijkschakeling

De ambtenaar die het LOGA-pad, bedoeld in artikel 9e:2 zoals dat artikel luidde op 31 december 2021, niet of niet meer volgt wordt methodisch gelijk behandeld met de ambtenaar die het LOGA-pad heeft gevolgd en wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk uitgegaan van bedragen die hij gehad zou hebben als hij het LOGA-pad wel zou hebben gevolgd.

Artikel 9h:4 Doel

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben ten doel het treffen van een voorziening in geld ten behoeve van de gedeeltelijke financiering van de periode van volledig buitengewoon verlof, bedoeld in artikel 9i:3, eerste lid.

Paragraaf 2 Netto FLO-spaartegoed

Artikel 9h:5 Opgave Netto FLO-spaartegoed

Aan het begin van ieder kalender jaar, ook tijdens de periode van buitengewoon verlof, bedoeld in artikel 9i:3, ontvangt de ambtenaar een opgave van de hoogte van zijn netto FLO-spaartegoed.

Artikel 9h:6 Netto FLO-spaartegoed- algemeen 

Het Netto FLO-spaartegoed op 1 januari van een kalenderjaar bestaat uit het startsaldo spaartegoed 2022 of het laatst vastgestelde bedrag Netto FLO-spaartegoed

  • a)

    verminderd met de kosten,

  • b)

    verminderd met de vastgestelde maandelijkse opnames uit het Netto FLO-spaartegoed, bedoeld in artikel 9h:10, in het afgelopen kalenderjaar,

  • c)

    vermeerderd of verminderd met het gemiddelde rentepercentage van dat kalenderjaar.

  • d)

    <vervallen per 2 januari 2024>.

Artikel 9h:7 <vervallen per 1-1-2024>

Artikel 9h:8 <vervallen per 1-1-2024>

Paragraaf 3 Inzet Netto FLO-spaartegoed

Artikel 9h:9 Inzet Netto FLO-spaartegoed vanaf ingangsdatum volledig buitengewoon verlof

Het Netto FLO-spaartegoed wordt ter financiering van de 75% netto aanspraak ingezet in de periode van volledig buitengewoon verlof, bedoeld in artikel 9i:3, onder de voorwaarden als in deze paragraaf bepaald.

Artikel 9h:10 Hoogte inzet Netto FLO-spaartegoed

  • 1. Ter vaststelling van de hoogte van de maandelijkse inzet van het Netto FLO-spaartegoed bij aanvang van het volledig buitengewoon verlof, bedoeld in artikel 9i:3 eerste lid, wordt het laatst vastgestelde saldo Netto FLO-spaartegoed gedeeld door de duur van het volledig buitengewoon verlof in maanden.

  • 2. Ligt de aanvang van het volledig buitengewoon verlof voor 1 januari 2022 dan wordt ter bepaling van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, ingaande 1 januari 2022 het startsaldo spaartegoed 2022 gedeeld door de resterende uitkeringsduur in maanden.

  • 3. Jaarlijks wordt op basis van het per 1 januari vastgestelde Netto FLO-spaartegoed het bedrag van de inzet, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld door dit spaartegoed te delen door de resterende uitkeringsduur in maanden.

  • 4. Het vastgestelde bedrag van de maandelijkse inzet vult werkgever aan tot 75% netto, bedoeld in artikel 9i:3, eerste lid, en maandelijks gebruteerd aan de ambtenaar uitbetaald.

  • 5. In de laatste maand van het volledig buitengewoon verlof vindt de eindafrekening plaats.

Artikel 9h:11 Keuze inzet netto FLO-spaartegoed 

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9h:10 kan de ambtenaar voor aanvang van de periode van buitengewoon verlof de keuze maken het Netto FLO-spaartegoed volledig in te zetten in de periode direct voorafgaande aan het ontslag, bedoeld in artikel 9i:20.

  • 2. De voorlopige vaststelling van de duur van de periode, bedoeld in het eerste lid, in maanden geschiedt bij aanvang van het volledig buitengewoon verlof door het laatst vastgestelde Netto FLO-spaartegoed te delen door het bedrag van de 75% netto, bedoeld in artikel 9i:3, eerste lid.

  • 3. Ligt de aanvang van het volledig buitengewoon verlof voor 1 januari 2022 dan geschiedt de voorlopige vaststelling van de duur van de periode in maanden, bedoeld in het eerste lid, door het startsaldo spaartegoed 2022 te delen door het bedrag van de 75% netto, bedoeld in artikel 9i:3, eerste lid.

  • 4. De berekening van de duur van de periode, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt definitief vastgesteld uiterlijk 6 maanden voor de voorlopig berekende ingangsdatum op grond waarvan vaststelling van de definitieve periode van het inzetten van het volledige Netto FLO-spaartegoed geschiedt.

  • 5. Vanaf de ingangsdatum, bepaald op grond van het vierde lid, wordt jaarlijks op basis van het per 1 januari vastgestelde Netto FLO-spaartegoed het bedrag van de inzet van het netto FLO-spaartegoed vastgesteld door dit spaartegoed te delen door de resterende uitkeringsduur in maanden als in het vierde lid bepaald.

  • 6. Het vastgestelde bedrag van de maandelijkse inzet, bedoeld in het vijfde lid, vult werkgever aan tot 75% netto, bedoeld in artikel 9i:3, eerste lid, en betaalt dit maandelijks gebruteerd aan de ambtenaar uit.

  • 7. In de laatste maand van het volledig buitengewoon verlof, bedoeld in artikel 9i:3, eerste lid, vindt de eindafrekening plaats.

Paragraaf 4 Vervallen aanspraak, afkoop en pensioenopbouw

Artikel 9h:12 <vervallen per 1-1-2024>

Artikel 9h:13 Afkoop en tegemoetkoming

  • 1. De ambtenaar die komt te overlijden of waarvan de werkzaamheden in de bezwarende functie worden beëindigd heeft recht op een afkoopbedrag tenzij het ontslag plaatsvindt op grond van artikel 79, eerste lid onder j van het Ambtenarenreglement.

  • 2. Indien het ontslag of overlijden plaatsvindt vóór de leeftijd van 55 jaar bedraagt de hoogte van het afkoopbedrag het verschil tussen 225% van twaalf maal het nettoresultaat berekend op de datum van het ontslag of het overlijden en het saldo netto FLO-spaartegoed berekend op die datum.

  • 3. Het afkoopbedrag behoort niet tot:

    • a.

      <vervallen per 1 januari 2024>;

    • b.

      het salaris, bedoeld in artikel 2 van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016;

    • c.

      de berekeningsgrondslag bedoeld in 9i:2.

  • 4. Indien het ontslag of overlijden plaatsvindt vanaf de leeftijd van 55 jaar bedraagt de hoogte van het afkoopbedrag het verschil tussen het doelsaldo Netto FLO spaartegoed en het saldo netto FLO-spaartegoed berekend op de datum van ontslag of het overlijden.

  • 5. Indien het ontslag of overlijden plaatsvindt na de start van de periode van volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in artikel 9i:3 wordt het afkoopbedrag zoals bedoeld in lid 4 verlaagd. Het bedrag van de verlaging is het doelsaldo Netto FLO-spaartegoed gedeeld door het aantal maanden aanspraak volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3 vermenigvuldigd met het aantal maanden genoten volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3.

  • 6. Indien het ontslag plaatsvindt op grond van artikel 79, eerste lid onder j van het Ambtenarenreglement bestaat recht op een tegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming betreft het bedrag dat de medewerker in december 2023 ontving op grond van artikel 9h:7 lid 1 zoals dat luidde op 31 december 2023 vermenigvuldigd met het aantal maanden tussen 1 januari 2024 en het moment van ontslag tot aan maximaal de eerste van de maand waarin de ambtenaar de leeftijd van 54 jaar 6 maanden bereikt.

  • 7. Indien het ontslag op grond van artikel 79, eerste lid onder j van het Ambtenarenreglement plaatsvindt na de start van de periode van volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in artikel 9i:3 wordt de tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 6 verlaagd. Het bedrag van de verlaging is het doelsaldo Netto FLO-spaartegoed gedeeld door het aantal maanden aanspraak volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3 vermenigvuldigd met het aantal maanden genoten volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3.

Artikel 9h:14 Pensioenopbouw

Tijdens de periode, bedoeld in artikel 9i:3, bouwt de ambtenaar pensioen op over de volledige berekeningsgrondslag.

Hoofdstuk i OVERGANGSRECHT FUNCTIONEEL LEEFTIJDSONTSLAG VANAF 1 OKTOBER 2023

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 9i:1 Werkingssfeer

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die:

    • a.

      op 31 december 2005 werkzaam was bij een gemeentelijk beroepsbrandweerkorps of bij een gemeentelijke ambulancedienst; en

    • b.

      op 31 december 2005 een betrekking vervulde, waarvoor door het bestuur krachtens artikel 92 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam, zoals dat luidde op 31 december 2005, leeftijdsgrenzen zijn bepaald; en

    • c.

      sinds 31 december 2005 onafgebroken de betrekking heeft vervuld, op grond waarvan krachtens artikel 92 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam, zoals dat luidde op 31 december 2005, ontslag werd verleend op de leeftijd van 55 jaar of ouder.

  • 2. Het eerste lid is overeenkomstig van toepassing op de ambtenaar die

    • a.

      overstapt naar een andere functie bij dezelfde veiligheidsregio, of

    • b.

      overstapt naar een andere veiligheidsregio, tenzij bij de overstap tussen de werkgever en ambtenaar andere afspraken zijn gemaakt.

  • 3. Als voorwaarde bij de toepassing van het tweede lid geldt dat de functie waarnaar de ambtenaar overstapt ook een bezwarende functie is, op grond waarvan krachtens artikel 92 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam, zoals dat luidde op 31 december 2005, ontslag werd verleend op de leeftijd van 55 jaar of ouder.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 is dit hoofdstuk, met uitzondering van het bepaalde in de paragrafen 7 en 8, niet van toepassing op de ambtenaar

    • a.

      die volledig inactief was op grond van het bepaalde in hoofdstuk 9b zoals dit hoofdstuk luidde op 30 september 2023 of

    • b.

      waarvan de leeftijdsgrens was vastgesteld op 60 jaar.

Artikel 9i:2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    berekeningsgrondslag:

    • 1.

      de optelsom van:

      • 1.1

        het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 1:1 onder qq en rr Ambtenarenreglement;

      • 1.2

        de IKB-onderdelen, bedoeld in artikel 28 lid 2 onder a en b Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016;

      • 1.3

        de TOR, bedoeld in paragraaf 3 van het Uitvoeringsbesluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016;

      • 1.4

        de toelagen bedoeld in de Verordening op de rechtstoestand voor het beroepsbrandweerpersoneel VRR 2007 en de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die aan de ambtenaar zijn toegekend, berekend over de maand onmiddellijk voorafgaande aan de ingangsdatum van de geheel of gedeeltelijke periode van buitengewoon verlof. Als sprake is van toegekende toelagen die in hoogte variëren dan wordt het gemiddelde berekend over de periode van de voorgaande 12 maanden.

    • 2.

      Het bedrag van de berekeningsgrondslag wordt opnieuw vastgesteld bij een generieke salarisverhoging, waaronder begrepen de stijging van de IKB-onderdelen, bedoeld in artikel 28 lid 2 onder a en b van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016.

    • 3.

      Als verlofopname door de ambtenaar in de voorgaande 12 maanden heeft geleid tot een wijziging van de feitelijke uitbetaling van de berekeningsgrondslag dan werkt die wijziging door in de berekeningsgrondslag.

  • b.

    bruto uitkeringsbedrag: het bruto bedrag dat met toepassing van de witte loonheffingstabel en loonheffingskorting nodig is voor een berekeningsresultaat van 75% netto als bedoeld in artikel 9i:3 lid 1;

  • c.

    bezwarende functie: een betrekking met een hoge belasting door het frequent draaien van piket of het werken in roosterdiensten en deelname aan daaruit voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk met als gevolg een verhoogde kans op gezondheidsklachten;

  • d.

    tweede loopbaan: iedere functie binnen de organisatie van de veiligheidsregio of buiten de organisatie van de veiligheidsregio die, in het kader van het loopbaanplan, volgt op de bezwarende functie en die past bij de richting zoals afgesproken is in het loopbaanplan;

  • e.

    dienstjaren: de jaren in dienst van een gemeentelijk beroepsbrandweerkorps, de jaren werkzaam als buschauffeur of trambestuurder bij het stadsvervoer, mits dit een functie was, die op dat moment recht gaf op functioneel leeftijdsontslag en de jaren als vrijwilliger bij de brandweer, mits het om jaren gaat waarin men daadwerkelijk en regelmatig in de uitruk is ingezet en men niet tegelijkertijd een aanstelling had als beroepsbrandweer. Bij twijfel over het aantal dienstjaren als vrijwilliger dient de ambtenaar aannemelijk te maken hoeveel jaren hij als vrijwilliger is ingezet;

  • f.

    AOW-hiaat: de periode waarin de ambtenaar van 65 jaar of ouder geen recht had op een AOW-uitkering met een maximum van 24 maanden;

  • g.

    Totaalinkomen: het met de bestanddelen van de berekeningsgrondslag overeenkomende inkomen in een nieuwe functie vermeerderd met uitkeringen die de ambtenaar in verband met arbeidsongeschiktheid ontvangt.

Paragraaf 2 Aanspraken

Artikel 9i:3

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 9h heeft de ambtenaar vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd, bedoeld in lid 2 bereikt, volledig buitengewoon verlof met een garantie van 75% netto van de voor de hem geldende berekeningsgrondslag volgens de fiscale regels zoals die gelden op de datum van uitbetaling als ware hij in actieve dienst met toepassing van de loonheffingskorting.

  • 2. De uittredeleeftijd en duur van het toegekende volledig buitengewoon verlof zijn afhankelijk van het aantal dienstjaren in een bezwarende functie op 1 januari 2006 en bedragen bij:

    Uittredeleeftijd

    Duur buitengewoon verlof

    a. 20 dienstjaren of meer

    56 jaar

    8 jaar

    b. 15 tot 20 dienstjaren

    57 jaar

    7 jaar

    c. 10 tot 15 dienstjaren

    58 jaar

    6 jaar

    d. 5 tot 10 dienstjaren

    59 jaar

    5 jaar

    e. 0 tot 5 dienstjaren

    59 jaar

    5 jaar

  • 3. Voor de ambtenaar bedoeld in lid 2 onder d geldt het volgende:

    • a.

      De ambtenaar gaat met ingang van de eerste dag volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 58 jaar bereikt 50% van de voor hem geldende formele arbeidsduur werken. Hij heeft dan aanspraak op doorbetaling van 90% bruto van de voor hem geldende berekeningsgrondslag tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 59 jaar bereikt.

    • b.

      Gedurende deze periode vindt opbouw van vakantie-uren plaats naar rato van het aantal uren dat de ambtenaar werkt.

    • c.

      De ambtenaar, bedoeld in lid a, moet medisch geschikt zijn om 50% in zijn bezwarende functie door te werken. Is hij dat niet dan wordt hij ziek gemeld op de leeftijd van 58 jaar en in ieder geval hersteld gemeld op de leeftijd van 59 jaar.

  • 4. De jaren dat de ambtenaar op grond van dit artikel volledig buitengewoon verlof is verleend tellen voor de berekening van de ambtsjubileumgratificatie niet mee.

  • 5. Als gevolg van ziekte vindt geen stopzetting van het toegekende buitengewoon verlof plaats.

  • 6. Met uitzondering van de periode als bedoeld in lid 3 onder b vindt gedurende de gehele periode van buitengewoon verlof geen opbouw van vakantie-uren plaats.

  • 7. Tijdens de periode van buitengewoon verlof bouwt de ambtenaar pensioen op over de berekeningsgrondslag.

Artikel 9i:4 Voortzetting deelnemerschap ABP

De ambtenaar waarvan de leeftijdsgrens voor uittreden op 31 december 2005 was vastgesteld op 60 jaar en die een afkoopsom van zijn levensloopaanspraken heeft ontvangen, kan vanaf 1 januari 2023 voor een maximale periode van 24 maanden gebruik maken van de vrijwillige voortzetting deelnemerschap ABP voor rekening van de werkgever mits hij:

  • a.

    een ontslagverzoek indient,

  • b.

    een toekenningsverzoek ‘voortzetting deelnemerschap ABP’ indient,

  • c.

    verklaart dat hij de afkoopsom van zijn levensloopaanspraken, bedoeld in artikel 9e:17 zoals dat luidde op 31 december 2021, vermeerderd met de som van het nettoresultaat van de uitbetalingen en het netto spaarverzekeringstegoed bedoeld in artikel 9e:16 zoals dat luidde op 31 december 2021, inzet om te voorzien in zijn inkomen gedurende deze periode,

  • d.

    direct voorafgaande aan de ingangsdatum van zijn ontslag belast was met de uitvoering van een bezwarende functie/taken op grond waarvan de levensloopaanspraken zijn afgekocht en

  • e.

    eerder dan 3 jaar voor de voor hem geldende vastgestelde AOW-leeftijd start met de vrijwillige voortzetting deelnemerschap ABP.

Artikel 9i:4a Overgangsvergoeding

  • 1. De ambtenaar die buitengewoon verlof wordt verleend als bedoeld in artikel 9i:3 heeft recht op een overgangsvergoeding van:

    • a.

      € 3.500,00 bruto als het om een ambtenaar gaat met 10 tot 20 dienstjaren op 1 januari 2006 als bedoeld in artikel 9i:3 lid 2, mits en voor zover de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie volgens de lokale uitvoering van het FLO-overgangsrecht 2006 in de levensloopperiode werd doorbetaald door de werkgever onder toepassing van de groene loonheffingstabel;

    • b.

      € 1.500,00 bruto als niet voldaan wordt aan de voorwaarden onder a gesteld.

  • 2. De overgangsvergoeding, bedoeld in lid 1, wordt betaalbaar gesteld in de laatste maand in actieve dienst.

Paragraaf 3 Doorwerken

Artikel 9i:5 Doorwerken in repressieve functie

  • 1. De ambtenaar kan de ingangsdatum van het volledige buitengewoon verlof later laten ingaan, telkens met een periode van één jaar. Voorwaarde is dat de ambtenaar geschikt is om door te werken in de bezwarende functie volgens een PPMO als bedoeld in artikel 3 van het Besluit keuringen brandweerpersoneel 2015.

  • 2. De ambtenaar die van lid 1 gebruik wil maken, doet de aanvraag een jaar voorafgaand aan het bereiken van zijn uittredeleeftijd. De werkgever wijst de ambtenaar tijdig op de mogelijkheid om de uittredeleeftijd te verschuiven.

  • 3. Indien de ambtenaar de bezwarende functie door ziekte of gebrek niet kan vervullen voor aanvang van de periode van langer doorwerken of herhaald langer doorwerken en de bedrijfsarts herstel niet binnen zes maanden verwacht, wordt het verzoek om langer door te werken geweigerd.

  • 4. De ambtenaar stopt uiterlijk met werken in een bezwarende functie met ingang van de dag volgend op de maand waarin hij 59 jaar wordt.

    • a.

      Maakt de ambtenaar gebruik van verlof als bedoeld in artikel 42c van het Ambtenarenreglement dan verschuift de uittredeleeftijd met de duur van dit spaarverlof ook als dit leidt tot overschrijding van de leeftijd van 59 jaar. De ambtenaar behorende tot het cohort 5 tot 10 dienstjaren kan het spaarverlof niet inzetten direct voorafgaand aan de periode bedoeld in artikel 9i:3, lid 3 (50/90%); dit kan wel na deze periode.

    • b.

      De omvang van het spaarverlof en het volledig buitengewoon verlof van de ambtenaar leidt niet tot een periode van buitengewoon verlof gelegen op of na de AOW-leeftijd van de medewerker.

    • c.

      Aanpassing van de duur van het vastgestelde spaarverlof of de periode buitengewoon verlof vindt niet plaats bij niet voorziene verlaging van de AOW-leeftijd.

  • 5. De ambtenaar die van de mogelijkheid om langer door te werken gebruik maakt, kan geen gebruik maken van de inkomensaanvulling bedoeld in artikel 9i:7.

  • 6. Lid 5 geldt vanaf het moment dat de werkgever de mogelijkheid van de inkomensaanvulling bedoeld in artikel 9i:7, aanbiedt.

Artikel 9i:6 Eerder uittreden

  • 1. Met uitzondering van de ambtenaar, bedoeld in artikel 9i:3 lid 2 onder e, kan de ambtenaar verzoeken om één jaar eerder uit te treden dan de uittredeleeftijd bedoeld in dat artikel.

  • 2. De ambtenaar die van lid 1 gebruik wil maken, doet de aanvraag een jaar voorafgaand aan het bereiken van de gewenste uittredeleeftijd. De werkgever wijst de ambtenaar tijdig op de mogelijkheid om op deze eerdere uittredeleeftijd uit te treden.

Paragraaf 4 Bijverdienen en verrekening van neveninkomsten

Artikel 9i:7 Inkomensaanvulling in een niet-repressieve functie bij de werkgever

  • 1. Tijdens de periode van buitengewoon verlof als bedoeld in 9i:3 mag de ambtenaar zijn inkomen bij de werkgever aanvullen tot bruto 100% van de berekeningsgrondslag op jaarbasis door niet-repressieve werkzaamheden te verrichten.

  • 2. De ambtenaar dient jaarlijks een aanvraag in om van de mogelijkheid, bedoeld in lid 1, gebruik te maken.

  • 3. De vergoeding van deze werkzaamheden wordt bepaald aan de hand van de zwaarte en de waardering van de beschikbare werkzaamheden.

  • 4. De werkgever bepaalt in overleg met de OR welke mogelijkheden de formatie biedt, welke werkzaamheden beschikbaar zijn alsmede onder welke voorwaarden deze werkzaamheden worden verricht.

Artikel 9i:8 Verrekening inkomsten tijdens de periode van buitengewoon verlof

  • 1. Wanneer de ambtenaar tijdens de periode van buitengewoon verlof, bedoeld in artikel 9i:3 inkomsten geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of tijdens de periode van buitengewoon verlof, vindt een vermindering van zijn bruto uitkeringsbedrag plaats. Deze vermindering is het bedrag waarmee de inkomsten en het bruto uitkeringsbedrag samen de vastgestelde berekeningsgrondslag te boven gaan.

  • 2. Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende verlof, vakantie of non-activiteit, onmiddellijk voorafgaande aan de datum waarop artikel 9i:3 van toepassing is geworden.

  • 3. Wanneer de ambtenaar op of na de datum, bedoeld in het eerste lid, inkomsten of hogere inkomsten verkrijgt uit arbeid of bedrijf ter hand genomen vóór die dag, is ten aanzien van die inkomsten of hogere inkomsten het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De in het derde lid bedoelde vermindering vindt echter niet plaats indien de inkomsten of hogere inkomsten het gevolg zijn van algemene loonsverhogingen, of indien de ambtenaar aannemelijk maakt dat die inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheid of van andere oorzaken, verband houdende met de toepassing van artikel 9i:3.

  • 5. Onder inkomsten, bedoeld in de voorgaande leden, worden niet verstaan inkomsten verkregen wegens overwerk of als gratificatie.

  • 6. De ambtenaar is verplicht tijdig mededeling te doen van het aanvaarden van arbeid of het starten van een bedrijf of het vermeerderen van werkzaamheden uit arbeid of bedrijf.

  • 7. De ambtenaar is verplicht tijdig mededeling te doen van de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die hij ontvangt en van de wijzigingen daarin. Hij is verplicht daarvan de bewijzen te overleggen.

  • 8. Wanneer de ambtenaar de verplichtingen van het zesde lid niet nakomt, kan het bestuur besluiten een korting op het bruto uitkeringsbedrag toe te passen.

Paragraaf 5 Ziekte en arbeidsongeschiktheid

Artikel 9i:9 Ziekte

  • 1. Op de ambtenaar wiens eerste ziektedag na de leeftijd van 50 jaar valt en die volledig, maar niet duurzaam, of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt, is artikel 90 respectievelijk artikel 90bis van het Ambtenarenreglement niet van toepassing.

  • 2. De ambtenaar, genoemd in het eerste lid, wordt in ieder geval hersteld verklaard vanaf de datum, bedoeld in artikel 9i:3, tweede lid.

  • 3. De ambtenaar wiens eerste ziektedag ligt na de ingangsdatum van het toegekende volledig buitengewoon verlof wordt niet ziek gemeld.

Artikel 9i:10 Arbeidsongeschiktheid

  • 1. De inkomenskorting als gevolg van ziekte, bedoeld in artikel 52 van het Ambtenarenreglement, stopt uiterlijk twee maanden na dagtekening van de UWV-beschikking indien:

    • a.

      sprake is van gedeeltelijke of volledige maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid volgens een beschikking van het UWV en

    • b.

      de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.

  • 2. In afwijking van artikel 56d, lid 1 van het Ambtenarenreglement vindt herplaatsing van de ambtenaar vanaf 55 jaar in een passende functie plaats door middel van detachering met behoud van de arbeidsvoorwaarden uit de bezwarende functie.

  • 3. Bij ziekte tijdens de periode van het opnemen van spaarverlof voorafgaand aan de buitengewoon verlofperiode stopt de opname van het spaarverlof de dag na de ziekmelding en start op deze datum de periode van volledig buitengewoon verlof (art. 9i:3, lid 2). Uitbetaling van resterend spaarverlof aan de medewerker geschiedt via de loonbetaling voorafgaand aan de periode van buitengewoon verlof.

Artikel 9i:11 Salarisgarantie bij definitieve herplaatsing bij ziekte

  • 1. De ambtenaar die op grond van hoofdstuk 7 van het Ambtenarenreglement binnen de organisatie van de veiligheidsregio definitief herplaatst wordt, heeft recht op een garantietoeslag ter hoogte van het negatieve verschil tussen de berekeningsgrondslag en het nieuwe totaalinkomen van de ambtenaar.

  • 2. Wanneer de ambtenaar, op grond van hoofdstuk 7 van het Ambtenarenreglement definitief herplaatst wordt in een functie met een lager totaalinkomen buiten de organisatie van de veiligheidsregio, maken het bestuur en de ambtenaar afspraken over een financiële regeling.

Paragraaf 6 Tweede loopbaan

Artikel 9i:12

  • 1. Op de ambtenaar zijn tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de uittredeleeftijd als bedoeld in artikel 9i:3 bereikt, de artikelen 9a:5 tot en met 9a:8 en 9a:10 van overeenkomstige toepassing met uitzondering van:

    • a.

      de periode van 20 jaar als bedoeld in 9a:5 lid 2 en 9a:8 lid 2 en

    • b.

      artikel 9a:5 lid 5.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 9a:5 lid 4 wordt de ambtenaar een tweede loopbaanplan aangeboden op het moment dat is vastgesteld dat de ambtenaar om redenen van medische ongeschiktheid de bezwarende functie niet meer kan of mag vervullen.

  • 3. In het kader van de tweede loopbaan wordt eerst gezocht naar een functie binnen de organisatie van de veiligheidsregio.

  • 4. De ambtenaar met geen of onvoldoende diploma's kan via een procedure voor ‘erkenning verworven competenties’ zijn competenties laten erkennen.

  • 5. Indien dit behulpzaam is bij het vormgeven van de tweede loopbaan heeft de ambtenaar recht op vergoeding van de kosten, voor zover redelijk, van een extern loopbaanadvies.

  • 6. De ambtenaar die in het kader van de tweede loopbaan een andere functie aanvaardt binnen de organisatie van de veiligheidsregio, ontvangt, in afwijking van het bepaalde in artikel 9a:11, een garantietoeslag ter hoogte van het negatieve verschil tussen de berekeningsgrondslag in de oude en de nieuwe functie.

  • 7. Het bestuur en de ambtenaar maken in het kader van het loopbaanplan afspraken over een financiële regeling wanneer de ambtenaar in het kader van de tweede loopbaan buiten de organisatie van de veiligheidsregio een functie aanvaardt met een lager totaalinkomen.

Paragraaf 7 compensatie verhoging AOW vóór 1 januari 2013 inactief

Artikel 9i:13 werkingssfeer

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar of de gewezen ambtenaar die vóór 1 januari 2013 gebruik is gaan maken van het bepaalde

a. in artikel 9b:4 lid 1 of artikel 9b:26 zoals dat luidde op 30 september 2023, of

b. in artikel 9b:11 lid 2 of 9b:35 lid 2 zoals dat luidde op 30 september 2023

en die op 29 oktober 2016 met volledig buitengewoon verlof of onbetaald volledig verlof was, als bedoeld in de hiervoor genoemde artikelen.

Artikel 9i:14 hoogte compensatie

  • 1. Na ontslag heeft de ambtenaar gedurende zijn AOW-hiaat recht op een maandelijkse compensatie AOW.

  • 2. De compensatie AOW is gelijk aan de netto AOW-uitkering waarbij geen loonheffingskorting wordt toegepast, die voor de ambtenaar in de betreffende maand zou hebben bestaan, inclusief de inkomensondersteuning AOW en het vakantiegeld. Een korting op grond van artikel 13 AOW wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

Artikel 9i:15 verlaging compensatie

De compensatie bedoeld in artikel 9i:14 wordt verlaagd met:

a. de door de ambtenaar ontvangen overbruggingsuitkering van de Sociale Verzekeringsbank.

b. de hoogte van het bedrag dat de ambtenaar heeft ontvangen op grond van door de werkgever vanaf 2013 beschikbaar gestelde regelingen met als aantoonbaar doel de gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd voor de ambtenaar te compenseren.

Paragraaf 8 compensatie verhoging AOW vanaf 1 januari 2013 inactief

Artikel 9i:16 werkingssfeer

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar of de gewezen ambtenaar die vanaf 1 januari 2013 gebruik is gaan maken van het bepaalde

a. in artikel 9b:4 lid 1 of artikel 9b:26 zoals dat luidde op 30 september 2023, of

b. In artikel 9b:11 lid 2 of artikel 9b:35 lid 2 zoals dat luidde op 30 september 2023

en die op 29 oktober 2016 met volledig buitengewoon verlof of onbetaald volledig verlof was als bedoeld in de hiervoor genoemde artikelen.

Artikel 9i:17 hoogte compensatie

  • 1. Na ontslag heeft de ambtenaar recht op een maandelijkse compensatie AOW over de periode dat

    • a.

      hij op grond van door de werkgever vastgesteld beleid niet langer kon doorwerken bedoeld in artikel 9b:4, lid 5 juncto artikel 9b:26 lid 5 zoals die luidden op 30 september 2023, of

    • b.

      hij medisch niet geschikt was om langer door te werken bedoeld onder a, of c. zijn verzoek om langer door te werken bedoeld onder a is afgewezen.

  • 2. De periode bedoeld in lid 1 is niet langer dan zijn AOW-hiaat onder vermindering van het aantal maanden dat de ambtenaar sinds 1 januari 2013 langer heeft doorgewerkt vanaf een keuzemoment als bedoeld in artikel 9b:4 lid 5 of artikel 9b:26 lid 5 zoals dat luidde op 30 september 2023.

  • 3. Artikel 9i:14 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9i:18 Landelijke Commissie

  • 1. De ambtenaar die geen recht heeft op compensatie AOW als bedoeld in deze paragraaf kan bij de Landelijke Commissie Compensatieregeling AOW een verzoek indienen om alsnog in aanmerking te komen voor compensatie AOW.

  • 2. Het verzoek bedoeld in lid 1 kan de ambtenaar indienen als hij meent dat:

    • a.

      medische ongeschiktheid de reden was om geen verzoek te doen om langer door te werken, of

    • b.

      zijn verzoek om langer door te werken zou worden geweigerd op grond van disfunctioneren en hij om deze reden heeft afgezien van een verzoek om langer door te werken.

  • 3. Het verzoek bedoeld in lid 1, wordt niet in behandeling genomen als de ambtenaar een bezwaarschrift als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht heeft ingediend.

  • 4. Het bestuur neemt een besluit op grond van het zwaarwegende advies van de Landelijke Commissie Compensatieregeling AOW.

Artikel 9i:19

De compensatie AOW bedoeld in paragraaf 7 en 8 van dit hoofdstuk wordt vanaf het moment waarop de ambtenaar of de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt maandelijks aan de ambtenaar uitbetaald.

Paragraaf 9 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 9i:20 Ontslag

  • 1. De ambtenaar wordt eervol ontslag verleend na afloop van de voor hem geldende periode van buitengewoon verlof, bedoeld in artikel 9i:3.

  • 2. Het ontslag gaat in op de dag die volgt op de laatste dag van dit buitengewoon verlof.

  • 3. Het bestuur neemt een opzegtermijn van drie maanden in acht.

    Als de opzegtermijn, bedoeld in lid 3, niet in acht wordt genomen dan gaat de ontslagdatum later in zonder dat dit gevolgen heeft voor de einddatum van het buitengewoon verlof.

Artikel 9f:17

Deze verordening treedt in werking op 8 december 2008 en werkt terug tot en met 1 juli 2006, met uitzondering van hoofdstuk 9b de paragrafen 2 en 3 welke terugwerken tot en met 1 november 2006.

Artikel 9f:18

Deze verordening kan worden aangehaald als: Besluit Bezwarende Functie VRR.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 8 december 2008.
De Secretaris,
J.D. Berghuijs
De Voorzitter,
I.W. Opstelten