Regeling gemeentelijke belastingen

Geldend van 28-02-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Regeling gemeentelijke belastingen

Artikel 1. Reikwijdte van de regeling.

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze regels in artikel 5 voor de betreffende belasting van toepassing zijn verklaard.

Artikel 2. Aangifte.

  • 1.

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231 tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231 tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3. Voorlopige aanslag.

Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden opgelegd.

Artikel 4. Rente.

  • 1. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 23,00 niet te boven gaat.

Artikel 5. Gelding voor gemeentelijke belastingen.

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2 eerste lid en 4 toepassing;

  • b.

    de baatbelastingen vindt artikel 4 toepassing;

  • c.

    de toeristenbelasting vinden de artikelen 2 eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • d.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

  • e.

    de rioolrechten vinden de artikelen 2 eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • f.

    de reinigingsheffingen vindt artikel 4 toepassing;

  • g.

    de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;

  • h.

    de leges vindt artikel 4 toepassing;

  • i.

    de marktgelden vindt artikel 4 toepassing.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

  • 2. De “Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen” van 29 april 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3. Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling gemeentelijke belastingen”.