Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2008

Geldend van 22-11-2007 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2008

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet in-

    gevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moetworden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1995, 348) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamel-parkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendeplaats: een parkeerplaats die:

    een parkeerplaats met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990; of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, met opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd. Van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren van vergunninghouders;

  • h.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Artikel 2. Belastbaar feit.

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a. heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      1e: indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      2e: indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene  die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft  geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en  dat hij dit gebuik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die  de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak.

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel en gebiedsaanduiding.

Artikel 5. Ontstaan van de belastingschuld.

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6. Wijze van heffing en termijnen van betaling.

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel door middel van het werpen van geld in parkeerapparatuur en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven.

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald voor of op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Voor zover voor het voldoen van belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, een schriftelijk bewijs wordt afgegeven, wordt dit bewijs met de tijdsaanduiding duidelijk leesbaar, direct achter de voorruit van het voertuig zichtbaar aangebracht.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.

Artikel 7. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen.

  • 1. De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

    Bij deze verordening behoren als bijlage een plattegrond en lijst met straatnamen waar betaald parkeren is ingevoerd.

Artikel 8. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling.

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan een voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 9. Kosten.

De hoogte van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt € 49,00, bestaande uit € 48,90 kosten aanslag en € 0,10 voor elke minimaal te betalen tijdseenheid.

De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 43,00.

De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen € 163,00 alsmede € 16,30 per dag voor het bewaren, waarbij een gedeelte van een dag voor een gehele dag wordt gerekend.

Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 10. Kwijtschelding.

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en in de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1. De "Verordening parkeerbelastingen 2007" van 6/7 november 2007, nr. 06.256, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerbelastingverordening 2008".

Tarieventabel behorende bij pakeerbelastingverordening 2008".

1.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt, voor de onderscheiden gebieden die op de bij de tarieventabel behorende en gewaarmerkte overzichtskaart zijn aangegeven:

a.

met gebruikmaking van een parkeerkaart

1. In gebied I €1,00 per uur met een minimale betaaleenheid van

€0,10

2. In gebied II €1,00 per uur met minimale betaaleenheid van

€0,10

en een maximum van;

€2,30

b.

met gebruikmaking van contant geld

1. In gebied I €1,00 per uur met een minimale betaaleenheid van

€0,10

2. In gebied II €1,00 per uur met minimale betaaleenheid van

0,10

met een maximum van;

€2,30

2.

Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt. voor de onderscheiden gebieden die op de bij de tarieventabel behorende en gewaarmerkte overzichtskaart zijn aangegeven

a.

bewonersvergunning:

in de gebieden I, II en III, geldig gedurende alle dagen van de week

1. eerste vergunning

€15,00 per jaar

2. tweede/derde vergunning

30,00

per jaar

b.

algemene vergunning:

1. in gebied II, geldig van maandan tot vrijdag of;

€22,50 per maand

of;

€270,00 per jaar

2. in gebied II, geldig gedurende alle dagen van de week of;

€27.00 per maand

of;

€329,00 per jaar

3. in de gebieden I en II, geldig gedurende alle dagen van de week

€45,00 per maand

of;

€540,00 per jaar

c.

ondernemersvergunning

in de gebieden I en II, geldig gedurende alle dagen van de week

22,50

per maand

of;

270,00 per jaar

d.

bezoekerspas

1. in gebied I

€0,13

per stuk

2. in gebied I en II

€1,50

per stuk

3.

Parkeren in de parkeergarage bedraagt

€1,00

per uur

met een minimale betaaleenheid van

€0,10