Regeling vervallen per 01-11-2010

Verordening Fraude en Afstemming Wet werk en bijstand Veldhoven 2009

Geldend van 29-01-2009 t/m 31-10-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening Fraude en Afstemming Wet werk en bijstand Veldhoven 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven.

    • c.

      algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

    • d.

      bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

    • e.

      bijstand: algemene bijstand en bijzondere bijstand;

    • f.

      recidive: het binnen een periode van 1 jaar wederom handelen in strijd met de voorschriften;

    • g.

      benadelingsbedrag: het nettobedrag van de ten onrechte verstrekte bijstand met de daarover verschuldigde heffingen;

    • h.

      langdurigheidstoeslag: de jaarlijkse toeslag als bedoeld in artikel 5, onderdeel e, van de wet;

    • i.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

    • j.

      netto bijstand: de bijstand zonder de verhoging op grond van artikel 19, vierde lid, of artikel 35, vierde lid, van de wet;

    • k.

      maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

    • l.

      reïntegratieverordening: de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Veldhoven 2008.

  • 2. De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Toepassing van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college en/of haar ambtenaren zeer ernstig misdragen, legt het college overeenkomstig deze verordening een maatregel op.

  • 2. Een maatregel zoals bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Afzien van een maatregel

  • 1. Het college legt geen maatregel op als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. Het college kan volstaan met een schriftelijke waarschuwing als de verwijtbare gedraging van de belanghebbende niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of de langdurigheidstoeslag, tenzij die gedraging heeft plaatsgevonden binnen vierentwintig maanden nadat aan de belanghebbende eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven of een maatregel is opgelegd.

  • 3. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 4. Indien het college afziet van een het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 4 Horen van de belanghebbende

  • 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten als:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college, of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet;

    • d.

      het horen van de belanghebbende redelijkerwijs niet noodzakelijk is voor de vaststelling van de ernst van de gedraging, van de mate van verwijtbaarheid en van de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 5 Berekeningsgrondslag

  • 1. De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag als:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet;

    • b.

      de verwijtbare gedraging van de belanghebbende, in relatie tot zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag, daar aanleiding toe geeft.

Artikel 6 Hoogte en duur van de afstemming

  • 1.

    Voor de bepaling van de hoogte en duur van de maatregelen wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, van deze verordening, een categorie-indeling gehanteerd.

  • 2.

    De hoogte en duur van de maatregel zijn voor de onderscheiden categorieën:

    • a.

      eerste categorie: vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      tweede categorie: tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      derde categorie: twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • d.

      vierde categorie: veertig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • e.

      vijfde categorie: honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 3.

    Ingeval de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie wordt: - bij eerste recidive de duur of de hoogte van de maatregel verdubbeld; - bij tweede en derde maal recidive de duur en de hoogte van de maatregel verdubbeld;

    • -

      bij verdere recidive de uitkering afgestemd rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en individuele omstandigheden van belanghebbende.

  • 4.

    Ingeval de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van een andere categorie wordt: - indien de tweede maatregel lager is dan de eerste, de tweede maatregel verdubbeld; - indien de tweede maatregel hoger is dan de eerste, de eerste maatregel hierbij worden opgeteld; - bij verdere recidive de uitkering afgestemd rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en individuele omstandigheden van belanghebbende.

  • 5.

    Een schriftelijke waarschuwing conform artikel 3 tweede lid of het besluit om af te zien van een maatregel op grond van artikel 3 derde lid, worden niet meegeteld bij de bepaling van recidive.

  • 6.

    Indien belanghebbende zich opnieuw ernstig misdraagt jegens het college en/of haar ambtenaren conform artikel 2, wordt de duur of hoogte van de maatregel verdubbeld, ongeacht de tijdsduur tussen de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd en de herhaalde gedraging.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit is bekendgemaakt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd voor zover de verwijtbare gedraging in het verleden heeft plaats gevonden en de bijstand of de langdurigheidstoeslag waarop belanghebbende sindsdien aanspraak kan maken, nog niet is uitbetaald.

  • 3. Een maatregel wordt voor een bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

  • 4. Als het recht op bijstand eindigt kan, voor zover het tijdvak waarover de maatregel is opgelegd nog niet is verstreken, het resterende deel van de maatregel ten uitvoer worden gelegd, als de belanghebbende binnen drie maanden na de beëindiging opnieuw aanspraak op bijstand maakt.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende maatregelwaardige gedragingen overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze verordening worden voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel de verscheidene maatregelen bij elkaar opgeteld.

Hoofdstuk 2 Maatregelwaardige gedragingen

Artikel 9 Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling

Het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet of artikel 8 van de reïntegratieverordening leidt tot een maatregel, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

  • 1.

    eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • 3.

    derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de arbeidsinschakeling dan wel de realisatie van het doel van het traject of van de reïntegratie-instrumenten belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

  • 4.

    vijfde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 10 Niet nakomen van de inlichtingenplicht zonder financieel nadeel

  • 1. Het niet nakomen van een verplichting op grond van artikel 17 van de wet, zonder dat dit tot gevolg heeft gehad dat ten onrechte een uitkering of een voorziening is verleend, leidt tot een maatregel, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

    • a.

      eerste categorie: het niet tijdig verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand of de langdurigheidstoeslag;

    • b.

      tweede categorie: het niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand of de langdurigheidstoeslag, op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen;

  • 2. Een op grond van dit artikel opgelegde maatregel laat de bevoegdheid van het college onverlet om tot opschorting of intrekking van het recht op bijstand of terugvordering of verhaal van eerder verleende bijstand of de langdurigheidstoeslag over te gaan of aangifte van een strafbaar feit te doen.

Artikel 11 Niet nakomen van de inlichtingenplicht met financieel nadeel

  • 1. Het niet nakomen van de verplichting op grond van artikel 17 van de wet, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand of een langdurigheidstoeslag is verleend, leidt tot een maatregel.

  • 2. Een maatregel op grond van het eerste lid wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag gerelateerd aan de netto-bijstand of langdurigheidstoeslag. Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

    • a.

      een benadelingsbedrag tot € 1000,-- leidt tot een maatregel van de tweede categorie;

    • b.

      een benadelingsbedrag van € 1000,-- tot € 2000,-- leidt tot een maatregel van de derde categorie;

    • c.

      een benadelingsbedrag van € 2000,-- tot € 4000,-- leidt tot een maatregel van de vierde categorie;

    • d.

      een benadelingsbedrag van € 4000,-- of meer leidt tot een maatregel van de vijfde categorie.

  • 3. Artikel 10, tweede lid, van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Ernstige misdragingen

  • 1. Als een belanghebbende zich jegens het college en/of haar ambtenaren ernstig misdraagt in de zin van artikel 18, tweede lid van de wet, kan dit leiden tot een maatregel van de vijfde categorie.

  • 2. Artikel 10, tweede lid, van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Gedragingen van de belanghebbende die niet vallen onder de artikelen 9 tot en met 12 van deze verordening, maar naar het oordeel van het college wel aangemerkt worden als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 18 lid 2 van de wet, leiden tot een maatregel.

  • 2. Een maatregel op grond van het eerste lid wordt zo mogelijk afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag, met inbegrip van het onverantwoord bestede vermogen, gerelateerd aan de netto-bijstand, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

    • a.

      een benadelingsbedrag tot € 1000,-- leidt tot een maatregel van de tweede categorie;

    • b.

      een benadelingsbedrag van € 1000,-- tot € 2000,-- leidt tot een maatregel van de derde categorie;

    • c.

      een benadelingsbedrag van € 2000,-- tot € 4000,-- leidt tot een maatregel van de vierde categorie;

    • d.

      een benadelingsbedrag van € 4000,-- of meer leidt tot een maatregel van de vijfde categorie.

  • 3. Bij verwijtbare gedragingen waarbij het benadelingsbedrag niet kan worden vastgesteld wordt de maatregel door het college vastgesteld rekening houdend met de ernst, de omstandigheden en de verwijtbaarheid van de gedraging.

Hoofdstuk 3 Terugvordering

Artikel 14 Terugvordering van bijstand en voorzieningen

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand of voorzieningen terug in de gevallen die in artikelen 58 en 59 van de Wet werk en bijstand zijn aangegeven, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. De kosten van bijstand worden teruggevorderd tot het bedrag van de bijstand of tot het bedrag van de kosten van de voorziening welke zijn gemaakt doordat de inlichtingenplicht door belanghebbende niet of niet voldoende is nagekomen.

  • 3. Terugvordering geschiedt met inachtname van de Regeling Terugvordering en Verhaal Veldhoven.

Hoofdstuk 4 Handhaving

Artikel 15 Opdracht college met betrekking tot handhaving

  • 1. Het college draagt in het kader van de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, zorg voor het opstellen van een handhavingsbeleidsplan.

  • 2. In het handhavingsbeleidsplan komt ten minste tot uitdrukking de gemeentelijke visie op handhaving, de aanpak van fraudepreventie en de wijze en frequentie waarop onderzoek naar de rechtmatigheid van uitkeringen zal plaatsvinden.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan kan het college afwijken van de bepalingen in deze verordening.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 17 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Fraude en afstemming Wet werk en bijstand Veldhoven 2009.