Regeling vervallen per 01-01-2018

Parkeerverordening Veldhoven 2004

Geldend van 04-02-2004 t/m 31-12-2017

Intitulé

Parkeerverordening Veldhoven 2004

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990; of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

    • 3.

      van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren van vergunninghouders;

  • h.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders en vergunningen

Artikel 2.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan;

  • 3. Bij deze parkeerverordening behoren als bijlagen een plattegrond en een lijst met straatnamen waar vergunningparkeren is ingevoerd.

Artikel 3.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen;

  • 2. Een eerste bewonersvergunning kan alleen worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer die volgens het bevolkingsregister als bewoner op een adres staat ingeschreven waar een belanghebbendenplaats of parkeerapparatuurplaats aanwezig is;

  • 3. Een tweede bewonersvergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer die volgens het bevolkingsregister als bewoner op het zelfde adres als op basis waarvan een eerste vergunning is verleend, staat ingeschreven;

  • 4. Een eerste bewonersvergunning wordt als tweede vergunning behandeld wanneer de bewoners beschikken over een eigen adequate parkeervoorziening in de directe nabijheid van de woning;

  • 5. Hierbij gelden voor een garage de afmetingen 2.60 x 4.60 m als adequate parkeervoorziening;

  • 6. Per adres geldt in principe een maximum van twee bewonersvergunningen;

  • 7. Indien op hetzelfde adres volgens het bevolkingsregister een derde persoon als meerderjarige bewoner is ingeschreven en eigenaar of houder van een motorvoertuig is, kan deze onder bepaalde voorwaarden een derde bewonersvergunning tegen eenzelfde tarief als een tweede bewonersvergunning worden verleend;

  • 8. Een algemene vergunning kan worden verleend aan iedere eigenaar of houder van een motorvoertuig die daartoe een aanvraag indient, met inachtneming van het gestelde in artikel D;

  • 9. Een ondernemersvergunning voor de gebieden I en II kan alleen worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer die volgens de Kamer van Koophandel een onderneming heeft in gebied I zoals beschreven in de Parkeerbelastingverordening 2004. Per adres wordt maximaal één ondernemersvergunning verleend;

  • 10. Aan een vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is;

  • 11. Burgemeester en wethouders kunnen aan een parkeervergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte;

  • 12. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van alle in dit artikel bedoelde voorschriften, wanneer dit niet strijdig is met het beschermen van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4.

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5.

  • 1. Een bewonersvergunning wordt voor een kalenderjaar of een vierde deel daarvan verleend;

  • 2. Deze vergunning vermeldt ten minste het gebied waarvoor de vergunning geldt, het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend en de datum tot wanneer de vergunning geldig is;

  • 3. Een algemene vergunning wordt voor een kalenderjaar of een vierde deel daarvan verleend;

  • 4. Een vergunning vermeldt ten minste het gebied en de dagen waarvoor de vergunning geldt, de (bedrijfs)naam van degene aan wie de vergunning is verleend en de datum tot wanneer de vergunning geldig is.

Artikel 6.

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend,

    metterwoon verlaat;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te

    vervallen;

  • e.

    indien de vergunninghouder in strijd handelt met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang;

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 7.

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8.

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2. Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3. Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4. Het in het tweede lid vervatte verbod is niet van toepassing op parkeerapparatuur-plaatsen waar op grond van de Parkeerbelastingverordening Veldhoven 2004 naheffingsaanslagen worden opgelegd wegens het niet betalen van het verschuldigde parkeergeld.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 9.

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden;

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan die vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. Strafbepaling

Artikel 10.

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11.

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de regiopolitie Zuidoost Brabant;

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast door de burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 12.

  • 1. De “Parkeerverordening Veldhoven 2000”, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 februari 2001 (2e wijziging) wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking zes weken na datum van bekendmaking.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening Veldhoven 2004”.

Bijlage bij parkeerverordening

[Klik hier om het document te downloaden]