Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels Participatiewet Veldhoven

Geldend van 10-09-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregels Participatiewet Veldhoven

Artikel 1 Individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag indien:

    • a.

      aan hem in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van eenarbeids- of re-integratieverplichting;

    • b.

      hij uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of tijdens de referteperiode heeft gevolgd.

  • 2.

    Indien sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (80% of minder arbeidsongeschikt), dient aangetoond te worden dat de belanghebbende heeft getracht te komen tot inkomensverbetering. Dit dient te worden aangetoond door het overleggen van bewijsstukken van 12 sollicitaties in het afgelopen jaar. Indien de belanghebbende gemotiveerd kan uitleggen waarom hij/zij hier niet aan kan voldoen, kan deze motivatie in de afweging voor het wel of niet toekennen van een individuele inkomenstoeslag worden betrokken.

Artikel 2 Verlaging in verband met ontbreken woonkosten

  • 1.

    Onder woonkosten wordt verstaan:

    • a.

      indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvraagdatum per maand geldendehuurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende somvan de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, dein verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en eennaar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

    • c.

      onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerendzaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten;

    • d.

      indien een woonwagen in huur wordt bewoond, de tot een bedrag per maand herleide op 1juli geldende woonkosten, als beschreven in de Wet op de huurtoeslag.

  • 2.

    De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 Participatiewet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm van artikel 21 onderdeel b Participatiewet indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden.

  • 3.

    Dit artikel geldt niet voor belanghebbenden op wie de kostendelersnorm van artikel 22a Participatiewet van toepassing is.

Artikel 3 Commerciële relatie en commerciële prijs

  • 1.

    Commerciële relatie: voor de toepassing van deze beleidsregel wordt aangesloten bij de definitie van de CRvB, namelijk:

    • -

      De belanghebbende moet de zakelijke overeenkomst aantonen, waarbij de wederzijdse rechten en plichten geregeld en nauwkeurig afgebakend zijn.

    • -

      De belanghebbende moet desgevraagd op een voor het college eenvoudig te controleren manier aantonen dat hij regelmatig aan de betreffende derde op zakelijke basis een vergoeding betaalt voor de inwoning. Dit moet door middel van bank- of giroafschriften kunnen worden aangetoond.

    • -

      Het college mag een schriftelijk contract verlangen als bewijs van de commerciële relatie.

    • -

      Uit het contract moeten de periodieke prijsverhogingen blijken.

Tevens dient de verhuurder/ onderhuurder of kostgever een commerciële huurprijs of commerciële prijs kostgangerschap te ontvangen.

  • 2.

    De commerciële huurprijs wordt als volgt bepaald:

    • a.

      Voor zelfstandige woonruimte: het bedrag van de basishuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Dat is het bedrag dat voor de vaststelling van het recht op huurtoeslag bij een inkomen op bijstandsniveau voor eigen rekening blijft.

    • b.

      Voor onzelfstandige woonruimte: 90% van de basishuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

  • 3.

    Indien het om een overeengekomen huurbedrag gaat, waarin water- en energielasten zijn inbegrepen, wordt hier als volgt mee omgegaan:

    • a.

      Als het bedrag is gespecificeerd wordt het bedrag aan kale huur getoetst aan de commerciële prijs van lid 2 van dit artikel.

    • b.

      Als het bedrag niet is gespecificeerd wordt 60% van het totale huurbedrag aangemerkt als kale huur. Dit bedrag wordt getoetst aan de commerciële prijs van lid 2 van dit artikel.

  • 4.

    Commerciële prijs bij kostgangers: bij de basishuur als bedoeld in het tweede lid wordt een bedrag opgeteld voor voeding van € 182,50 per maand.

  • 5.

    Indien een woning wordt gehuurd van een woningbouwcorporatie, en de bewoners hun woning huren op basis van een individueel huurcontract, zal worden aangenomen dat de bewoners een commerciële huurprijs betalen. De bewoners zullen dan beschouwd worden als personen als bedoeld in artikel 22a lid 4 onder c van de Participatiewet.

  • 6.

    Indien vijf of meer kamers worden verhuurd in één pand, zal worden aangenomen dat de bewoners een commerciële huurprijs betalen. De bewoners zullen dan beschouwd worden als personen als bedoeld in artikel 22a lid 4 onder c van de Participatiewet.

  • 7.

    Indien het vijfde of zesde lid van toepassing is, kan de uitkering worden verlaagd op grond van artikel 18 van de Participatiewet, indien de huurprijs minder bedraagt dan de grenzen van de commerciële huurprijs, zoals bedoeld in het tweede lid. De verlaging bedraagt in principe 10 procent van de gehuwdennorm (artikel 21 onderdeel b Participatiewet).

Artikel 4 Inkomsten uit verhuur en kostgeld

  • 1. De inkomsten uit verhuur, zoals bedoeld in artikel 33 lid 4 Participatiewet, worden op de uitkering in mindering gebracht onder aftrek van € 60,00 per maand.

  • 2. De inkomsten van een kostganger, zoals bedoeld in artikel 33 lid 4 Participatiewet, worden op de uitkering in mindering gebracht onder aftrek van € 250,00 per maand.

Artikel 5 Individuele studietoeslag

  • 1.

    Een verzoek om een individuele studietoeslag, als bedoeld in artikel 15 van de VerordeningParticipatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld format.

  • 2.

    Voor de beoordeling of een persoon in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon kan het college het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen om advies vragen.

  • 3.

    De individuele studietoeslag wordt ineens ter beschikking gesteld aan de belanghebbende persoon enbedraagt per 6 maanden:

    • a.

      € 1.236,00 bij een leeftijd van 18 tot 23 jaar;

    • b.

      € 1.800,00 bij een leeftijd van 23 jaar en ouder.

Artikel 6 Waarschuwing in plaats van boete

  • 1.

    Wanneer een schending van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot het ten onrechteof tot een te hoog bedrag verstrekken van uitkering wordt geen boete opgelegd, maar wordtvolstaan met een schriftelijke waarschuwing.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt wel een boete opgelegd indien:

    • a.

      er een gegrond vermoeden is dat de uitkeringsgerechtigde zijn inlichtingenverplichtingopzettelijk niet of niet behoorlijk is nagekomen;

    • b.

      het niet nakomen van de inlichtingenverplichting plaatsvindt binnen twee jaar nadateerder een waarschuwing of een boete is gegeven op grond van het niet nakomen vande inlichtingenverplichting op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    De hoogte van de bestuurlijke boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de (financiële) situatie van betrokkene(n).

  • 2.

    De bestuurlijke boete wordt gebaseerd op het benadelingsbedrag, met als uitgangspunt:

    • a.

      100% van het benadelingsbedrag als opzet is bewezen;

    • b.

      75% van het benadelingsbedrag als grove schuld is bewezen;

    • c.

      50% van het benadelingsbedrag in overige gevallen;

    • d.

      25% van het benadelingsbedrag bij verminderde verwijtbaarheid.

  • 3.

    Bij recidive wordt de bestuurlijke boete gebaseerd op 150% van het benadelingsbedrag, met als uitgangspunt:

    • a.

      100% van 150% van het benadelingsbedrag als opzet is bewezen;

    • b.

      75% van 150% van het benadelingsbedrag als grove schuld is bewezen;

    • c.

      50% van 150% van het benadelingsbedrag in overige gevallen;

    • d.

      25% van 150% van het benadelingsbedrag bij verminderde verwijtbaarheid.

  • 4.

    Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen boete opgelegd.

  • 5.

    Boetes mogen niet hoger zijn dan de boetes van de vijfde categorie zoals bedoeld in art. 23 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.

  • 6.

    Als er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 van deze beleidsregels, wordt er een boete opgelegd van maximaal de eerste categorie zoals bedoeld in art. 23 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 8 Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren tot 21 jaar

  • 1.

    Personen van 18, 19 of 20 jaar hebben op grond van artikel 12 Participatiewet recht op aanvullende bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en zij voor deze kosten geen beroep kunnen doen op hun ouders, omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    • b.

      zij redelijkerwijs hun onderhoudsrecht jegens hun ouders niet te gelde kunnen maken.

  • 2.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 van dit artikel vult de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een alleenstaande (ouder) aan tot maximaal het bedrag van 50% van de gehuwdennorm.

  • 3.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 van dit artikel vult de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 21 jaar (artikel 20 lid 1 b Participatiewet), zonder ten laste komende kinderen, aan tot maximaal het bedrag voor gehuwden waarvan een echtgenoot jonger is dan 21 jaar en een echtgenoot 21 jaar of ouder (artikel 20 lid 1 c Participatiewet).

  • 4.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 van dit artikel vult de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 21 jaar (artikel 20 lid 2 b Participatiewet), mét ten laste komende kinderen, aan tot maximaal het bedrag voor gehuwden waarvan een echtgenoot jonger is dan 21 jaar en een echtgenoot 21 jaar of ouder (artikel 20 lid 2 c Participatiewet).

Artikel 9 Toepassing kostendelersnorm

De kostendelersnorm zal worden toegepast bij de verstrekking van bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor bijzondere kosten wordt de kostendelersnorm niet toegepast. Voor de langdurigheidstoeslag, de collectieve zorgverzekering voor minima en andere minimaregelingen zal de kostendelersnorm niet worden toegepast.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1.

    Het besluit tot vaststelling van deze beleidsregels wordt bekendgemaakt door publicatie ervan in de Ahrenberger en op www.overheid.nl.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

  • 3.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen die op of na de datum van inwerkingtreding zijn ontvangen. Deze beleidsregels zijn per 1 januari 2016 van toepassing op aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding zijn ontvangen en beschikkingen die voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels op grond van de Verordening Participatiewet zijn afgegeven.

  • 4.

    De beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels Participatiewet Veldhoven’.