Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening jeugdhulp Veldhoven 2016

Geldend van 08-04-2016 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp Veldhoven 2016

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet bescherming persoonsgegevens.

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      andere voorziening: een voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet;

    • b.

      gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      ondersteuningsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

    • d.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • e.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, die door het college wordt verstrekt op basis van een besluit;

    • f.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

    • g.

      overige voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, waarvoor geen beschikking van het college vereist is;

    • h.

      pgb:persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet,zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, te betrekken;

    • i.

      sociaal netwerk:personen behorend tot de huiselijke kring of andere personen waarmee een sociale relatie bestaat;

    • j.

      wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • · De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Informatie, consultatie en (handelings)advies

    • -

      Licht (pedagogische) hulp

    • -

      Kortdurende cliëntondersteuning

  • · De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Ambulante zorg

    • -

      Behandeling met verblijf deeltijd/dagbehandeling

    • -

      Behandeling met verblijf 24-uur

    • -

      Pleegzorg

    • -

      Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg)

    • -

      Diagnostiek

    • -

      Individuele begeleiding en begeleiding groep

    • -

      Persoonlijke verzorging

    • -

      Crisisopvang

    • -

      Vervoer van en naar jeugdhulpaanbieder

Hoofdstuk 2. Toegangsprocedure

Artikel 3. Toegang jeugdhulp, melding

  • 1. Jeugdigen en/of ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening.

  • 2. Jeugdigen, ouders of een persoon die namens de jeugdige en/of zijn ouders optreedt kunnen melding doen van een hulpvraag met betrekking tot de in artikel 2 genoemde vormen van jeugdhulp bij het college.

  • 3. Als de hulpvraag voldoende bekend is en in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders is vastgesteld dat een overige voorziening volstaat of een andere voorziening is aangewezen, wordt afgezien van de procedure in het kader van een individuele voorziening.

  • 4. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een jeugdige en/of zijn ouders behandelen, laten het college in kennis stellen van hun verwijzing naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening, als bedoeld in artikel 8, tweede lid. Hierbij kan de huisarts, medisch specialist en jeugdarts in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van de procedure in het kader van het vooronderzoek en de aanvraag, als bedoeld in artikel 4 t/m 7.

  • 5. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 6. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 4. Registratie en vooronderzoek

  • 1. Het college registreert schriftelijk de ontvangst van een melding of een verwijzing, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 3, tweede lid en artikel 3, vierde lid.

  • 2. Het college brengt de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet, op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3. Het college verzamelt in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders alle voor het gesprek over de hulpvraag noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Opgevraagde gegevens worden tevens gedeeld met de jeugdige en/of zijn ouders. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 4. Zo spoedig mogelijk nadat de gegevens als bedoeld in lid 3 zijn verzameld, maakt het college een afspraak voor een gesprek.

  • 5. Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie reeds voldoende bekend zijn, kan het college afzien van de in lid 3 bedoelde verzameling van gegevens.

  • 6. Indien het vooronderzoek een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek als bedoeld in artikel 5 en volstaan met een onderzoeksverslag dat voor akkoord aan de jeugdige en/of zijn ouders wordt voorgelegd.

  • 7. In afwijking van lid 6 is het college niet gehouden aan verslaglegging van het onderzoek, indien tijdens of na het vooronderzoek in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders wordt vastgesteld dat geen individuele voorziening nodig is en kan, na akkoord door de jeugdige en/of zijn ouders, worden volstaan met een registratie van de hulpvraag en de conclusie uit het vooronderzoek.

Artikel 5. Het gesprek

  • 1. Voor zover noodzakelijk onderzoekt het college zo spoedig mogelijk na de in artikel 4 bedoelde gespreksvoorbereiding in een gesprek de jeugdige en/of zijn ouders en met deskundigen:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop de individuele en/of overige voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen; en

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 2. Als de jeugdige en/of zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de jeugdige en/of zijn ouders aangeeft in aanmerking te willen komen voor een individuele voorziening in de vorm van een pgb of indien in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders de verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een pgb als meest passend wordt beschouwd, wordt de jeugdige en/of zijn ouders conform artikel 8.1.6 van de wet, in voor hen begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van de keuze voor een individuele voorziening in de vorm van een pgb in plaats van een individuele voorziening in natura.

  • 4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

Artikel 6. Het gespreksverslag en/of ondersteuningsplan

  • 1. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige en/of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen, tenzij zij hebben kenbaar gemaakt dit niet te wensen of tenzij een ondersteuningsplan, als bedoeld in lid 2, wordt opgesteld.

  • 2. Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige en/of zijn ouders, het gespreksverslag of het ondersteuningsplan.

  • 4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het gespreksverslag en/of ondersteuningsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 3. Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen en pgb

Artikel 7. Aanvraag individuele voorziening

  • 1. Jeugdigen en/of ouders dienen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk in bij het college.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 8. Toekenning individuele voorzieningen

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het gespreksverslag en/of ondersteuningsplan en/of aanvraag zoals bedoeld in artikel 6 en/of 7 wordt vastgesteld dat de jeugdige en/of zijn ouders:

    • a.

      op eigen kracht of met andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor de hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige of andere voorziening.

  • 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, is afgegeven of voor zover sprake is van inzet van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 3, vijfde lid of artikel 3, zesde lid.

  • 3. Een individuele voorziening wordt enkel met terugwerkende kracht verleend, indien voor de indiening van de aanvraag al hulp werd verkregen bij een zorgaanbieder en vastgesteld kan worden dat deze hulp op dat moment noodzakelijk was.

Artikel 9. Regels voor pgb

  • 1. Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een pgb:

    • a.

      indien de benodigde jeugdhulp niet wordt aangeboden bij een door de gemeente gecontracteerde aanbieder; of

    • b.

      indien de jeugdige en/of zijn ouders een individuele voorziening in de vorm van een pgb aanvraagt en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • 1.

        de jeugdige en/of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een door gemeente gecontracteerde aanbieder, niet passend achten; en

      • 2.

        de jeugdhulp die de jeugdige en/of zijn ouders willen betrekken, naar het oordeel van het college van goede kwaliteit is, waarbij het college nadere regels kan stellen over de kwaliteitseisen die worden gesteld; en

      • 3.

        de jeugdige en/of zijn ouders, naar het oordeel van het college, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; en

      • 4.

        het college vaststelt dat de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopst adequate voorziening bij een niet door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder is aan te merken; en

      • 5.

        het college vaststelt dat de jeugdige en/of zijn ouders de kosten die uitstijgen boven ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening bij een door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, zelf willen bekostigen.

  • 2. Het college stelt nadere regels over voorwaarden betreffende het tarief, onder welke voorwaarden de jeugdige en/of zijn ouders aan wie een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt om diensten te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk en over de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld.

Artikel 9a. Regels voor vervoer naar en van een jeugdhulpaanbieder

  • 1. Het college kan aan de jeugdige en/of zijn ouders een voorziening toekennen voor vervoer naar en van de jeugdhulpaanbieder waar voor de jeugdige noodzakelijke hulp geboden wordt, indien het college vast stelt dat:

    • a.

      de vervoerscomponent niet reeds is inbegrepen in de toegekende individuele voorziening;

    • b.

      er sprake is van een (medische, psychische of psychosociale) beperking waardoor de jeugdige en/of zijn ouders niet (voldoende) zelfredzaam zijn om in het vervoer te voorzien; en

    • c.

      de jeugdige niet woonachtig is in een intramurale voorziening; en

    • d.

      er geen sprake is van (naschoolse) opvang; en

    • e.

      een plan wordt opgesteld waarmee wordt gestuurd op het op termijn wel zelf kunnen voorzien in het vervoer door de jeugdige en/of diens ouders of andere personen uit de naaste omgeving van de jeugdige, tenzij dit vanwege de aard van de onder b bedoelde beperking blijvend onmogelijk is.

  • 2. Indien de toegekende individuele voorziening wordt aangeboden bij een door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is deze aanbieder verantwoordelijk voor het verzorgen van het vervoer zoals is toegekend aan de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking wordt opgenomen of de aanvraag om (een) individuele voorziening(en) wordt toegekend, deels wordt toegekend of wordt afgewezen. Indien op grond van deze verordening wordt besloten dat een individuele voorziening wordt verstrekt, wordt in de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor wie de ondersteuning is bedoeld;

    • b.

      wat de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • c.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; en

    • d.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening verstrekt.

  • 3. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor wie de ondersteuning is bedoeld;

    • b.

      voor welke individuele voorziening en voor welk resultaat het pgb dient te worden aangewend;

    • c.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • d.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • e.

      hoe de feitelijke betaling ten laste van het verstrekte pgb plaatsvindt;

    • f.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • g.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Conform artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Conform artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, of de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb voor een ander doel is gebruikt dan waarvoor het is bestemd, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van het pgb.

Hoofdstuk 4. Kwaliteit en veiligheid

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling aanvullende kwaliteitsregels vaststellen voor aanbieders van jeugdhulp.

Artikel 13. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college kan een nadere regeling treffen voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en het bestrijden van geweld en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Artikel 14. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de huidige klachtenprocedure van de gemeente Veldhoven.

Artikel 15. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de 1e dag na bekendmaking ervan.

  • 2. De Verordening Jeugdhulp Veldhoven 2015 wordt ingetrokken.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening jeugdhulp Veldhoven 2016”.