Regeling vervallen per 11-10-2012

Afstemmingsverordening Veldhoven 2010

Geldend van 01-11-2010 t/m 10-10-2012

Intitulé

Afstemmingsverordening Veldhoven 2010

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      WIJ: de Wet investeren in jongeren;

    • c.

      IOAW: de Wet Inkomensvoorziening Oudere en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werklozen;

    • d.

      IOAZ: de Wet Inkomensvoorziening Oudere en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte zelfstandigen

    • e.

      Wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • f.

      wetten: WWB, WIJ, IOAW en IOAZ

    • g.

      Uitkering: de norm als bedoeld in paragraaf 3.2 van de WWB dan wel de inkomensvoorziening als bedoeld in de artikelen 26 tot en met 29 van de WIJ verhoogd of verlaagd conform de Verordening toeslagen en verlagingen Veldhoven 2010, dan wel de grondslag als bedoeld in artikel 5, 3e tot en met 5e lid van de IOAW en artikel 5, 5e lid van de IOAZ, dan wel de langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de WWB;

    • h.

      Re-integratie: (al dan niet gedeeltelijke) uitstroom uit de WWB of WIJ, dan wel maatschappelijke participatie.

  • 2. De begripsbepalingen van de Awb, WWB, WIJ, IOAW, IOAZ zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Het verlagen van de uitkering

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet en de Wet SUWI voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, of zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, wordt de uitkering overeenkomstig de bepalingen van deze verordening verlaagd.

  • 2.

    De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1. De verlaging wordt toegepast op de uitkering.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB, of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn aanspraak op bijzondere bijstand, daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Het college stelt de duur en het percentage waarmee de bijzondere bijstand wordt verlaagd vast.

Artikel 4 Het besluit tot verlaging van uitkering

In het besluit tot verlagen van de uitkering worden in ieder geval vermeld:

  • -

    de reden van de verlaging,

  • -

    de duur van de verlaging,

  • -

    het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd en

  • -

    - indien van toepassing – de reden om af te wijken van een standaardverlaging als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

Artikel 5 Afzien van verlaging van de uitkering

  • 1. Het college ziet af van verlaging van de uitkering indien de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden.

  • 2. Indien de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte uitkering is verleend, geldt in afwijking van het eerste lid een periode van drie jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 3. Het college kan afzien van verlaging van de uitkering indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 4. Indien het college afziet van verlaging van de uitkering op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5. Indien de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering, volstaat het college met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven of een verlaging is opgelegd.

Artikel 6 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden die tot gevolg hebben dat de verplichtingen op grond van de wetten dan wel de Wet SUWI niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden voor de toepassing van artikel 7 onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het niet ondertekenen of het niet aan het college verstrekken van het ondertekende trajectplan;

    • c.

      het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de inlichtingenverplichting, indien hierdoor de uitkering of bijzondere bijstand niet te hoog werd vastgesteld.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot re-integratie;

    • c.

      het niet meewerken aan een plan tot arbeidsinschakeling;

    • d.

      het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de inlichtingenverplichting op grond van de wet of de Wet SUWI, indien hierdoor tot een bedrag van € 1000,- ten onrechte aan uitkering of bijzondere bijstand werd verleend;

    • e.

      gedragingen die niet vallen onder de verplichtingen van de wetten maar naar het oordeel van het college wel aangemerkt worden als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in de WWB, IOAW en IOAZ, indien hierdoor tot een bedrag tot € 1000,- ten onrechte aan uitkering of voorziening werd verleend.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die re-integratie belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op re-integratie;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate voldoen aan een individueel opgelegde verplichting, die gericht is op re-integratie;

    • d.

      het stellen van onredelijke eisen aan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • e.

      het niet meewerken aan behoud of bevorderen van arbeidsbekwaamheid;

    • f.

      het niet naar beste vermogen verrichten van opgedragen werkzaamheden of activiteiten;

    • g.

      het niet onderwerpen aan noodzakelijke behandeling van medische aard op medisch advies;

    • h.

      het niet voldoen aan individueel opgelegde verplichtingen op grond van de wetten of de Wet SUWI;

    • i.

      het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de inlichtingenverplichting op grond van de wetten of de Wet SUWI, indien hierdoor tot een bedrag van € 1000,- tot € 2000,- ten onrechte aan uitkering of bijzondere bijstand werd verleend;

    • j.

      gedragingen die niet vallen onder de verplichtingen van de wetten maar naar het oordeel van het college wel aangemerkt worden als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in de WWB, IOAW en IOAZ, indien hierdoor tot een bedrag van € 1000,- tot € 2000,- ten onrechte aan uitkering of bijzondere bijstand werd verleend.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de inlichtingenverplichting op grond van de wet of de Wet SUWI, indien hierdoor tot een bedrag van € 2000,- tot € 4000,- teveel aan uitkering of bijzondere bijstand werd verleend;

    • b.

      Lid 4 sub a geldt eveneens indien het niet nakomen van de inlichtingenplicht pas na beëindiging van de uitkering wordt geconstateerd, tenzij na de gedraging de volledige ten onrechte betaalde uitkering wordt teruggevorderd;

    • c.

      gedragingen die niet vallen onder de verplichtingen van de wetten maar naar het oordeel van het college wel aangemerkt worden als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in de WWB, IOAW en IOAZ, indien hierdoor tot een bedrag van € 2000,- tot € 4000,- ten onrechte aan uitkering of bijzondere bijstand werd verleend.

  • 5.

    Vijfde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het herhaaldelijk niet verschijnen op oproepen in het kader van re-integratie dan wel re-integratievoorzieningen;

    • d.

      het zich zeer ernstig misdragen tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wetten dan wel de Wet SUWI;

    • e.

      het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de inlichtingenverplichting op grond van de wetten of de Wet SUWI, indien hierdoor tot een bedrag van € 4000,- of meer ten onrechte aan uitkering of bijzondere bijstand werd verleend;

    • f.

      gedragingen die niet vallen onder de verplichtingen van de wetten, maar naar het oordeel van het college wel aangemerkt worden als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in de WWB, IOAW en IOAZ, indien hierdoor tot een bedrag van € 4000,- of meer ten onrechte aan uitkering of bijzondere bijstand werd verleend.

Artikel 7 De hoogte van de verlaging

Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

  • 1.

    vijf procent van de uitkering bij gedragingen van de eerste categorie;

  • 2.

    tien procent van de uitkering bij gedragingen van de tweede categorie;

  • 3.

    twintig procent van de uitkering bij gedragingen van de derde categorie;

  • 4.

    veertig procent van de uitkering bij gedragingen van de vierde categorie;

  • 5.

    honderd procent van de uitkering bij gedragingen van de vijfde categorie.

Artikel 8 Ingangsdatum en duur van de verlaging

  • 1. De verlaging wordt toegepast met ingang van de eerste van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging van de uitkering aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkering.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd indien de uitkering is beëindigd en niet de gehele uitkering vanaf het moment van de gedraging anders dan vanwege afstemming wordt teruggevorderd.

  • 4. Bij een verlaging als bedoeld in het tweede of derde lid wordt uitgegaan van de geldende uitkering ten tijde van de gedraging.

  • 5. Met uitzondering van recidive wordt een verlaging wordt voor de periode van één maand toegepast.

  • 6. Indien er meerdere verlagingen worden opgelegd die bij elkaar meer bedragen dan 100%, dan wordt over de eerste maand de uitkering met 100% verlaagd. Het restant aan verlaging wordt de volgende maand toegepast.

Artikel 9 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die conform de verordening leiden tot een verlaging, worden voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel de verscheidene maatregelen bij elkaar opgeteld.

Artikel 10 Recidive

  • 1. Ingeval de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie wordt: - bij eerste recidive de duur of de hoogte van de maatregel verdubbeld; - bij tweede en derde maal recidive de duur en de hoogte van de maatregel verdubbeld; - bij verdere recidive de uitkering afgestemd rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en individuele omstandigheden van belanghebbende.

  • 2. Ingeval de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van een andere categorie wordt: - indien de tweede maatregel lager is dan de eerste, de tweede maatregel verdubbeld; - indien de tweede maatregel hoger is dan de eerste, de eerste maatregel hierbij worden opgeteld; - bij verdere recidive de uitkering afgestemd rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en individuele omstandigheden van belanghebbende.

  • 3. Een schriftelijke waarschuwing conform artikel 3 tweede lid of het besluit om af te zien van een maatregel op grond van artikel 3 derde lid, worden niet meegeteld bij de bepaling van recidive.

  • 4. Indien belanghebbende zich opnieuw ernstig misdraagt jegens het college en/of haar ambtenaren conform artikel 2, wordt de duur of hoogte van de maatregel verdubbeld, ongeacht de tijdsduur tussen de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd en de herhaalde gedraging.

Artikel 11 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. De Fraude- en Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Veldhoven 2009 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 november 2010.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstemmingsverordening Veldhoven 2010