Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels maatregelen WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen

Geldend van 01-04-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels maatregelen WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen

De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012 en de Maatregelenverordening IOAZ /IOAW 2012 (hierna: de verordeningen) dragen het college van Velsen op in individuele gevallen maatregelen op te leggen als uitkeringsgerechtigden de aan hen opgelegde verplichtingen niet nakomen of anderszins handelen in strijd met de WWB en de IOAW/Z. Het college houdt zich daarbij aan hetgeen in de wet en de verordeningen is bepaald.

Doel van de maatregel (een tijdelijke verlaging van de bijstand) is correctie van het gedrag van de belanghebbende.

In de door de raad vastgestelde verordeningen wordt het maatregelenbeleid op hoofdlijnen geregeld. Uit een oogpunt van uniformiteit in de uitvoering en ter bevordering van de rechtszekerheid van de belanghebbenden is het wenselijk om nadere regels vast te stellen.

Op grond van artikel 2, lid 2 van de verordeningen is het college bevoegd tot het vaststellen van dergelijke regels.

Besluit

Het college van de gemeente Velsen heeft op 27 maart 2012 besloten de volgende Beleidsregels maatregelen WWB IOAW/IOAZ 2012 gemeente Velsen vast te stellen.

Deze uitvoeringsregels treden in werking op 1 april 2012. Per gelijke datum vervallen de eerder door het college vastgestelde Uitvoeringsregels Maatregelenverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010 gemeente Velsen.

1. Weging van het gedrag

Verwijtbaar handelen of nalaten van de belanghebbende wordt met inachtneming van de bepalingen van de verordeningen beoordeeld aan de hand van de volgende stappen.

  • a. De ernst van het feit

  • Dit is de feitelijke constatering door het college van het verwijtbare handelen of nalaten van de belanghebbende. Hieraan koppelen de verordeningen een standaardmaatregel.

  • b. De mate van verwijtbaarheid

  • In deze fase wordt door het college beoordeeld in welke mate belanghebbende diens handelen of nalaten kan worden verweten. Dit kan leiden tot een verhoging of verlaging van de onder a. bedoelde standaardmaatregel.

  • c. De omstandigheden van persoon en gezin

  • De derde stap is dat het college beoordeelt of een volgens a en b op te leggen maatregel ongewenste effecten heeft. Als dat zo is, wordt de hoogte van de maatregel aangepast.

  • Door toepassing van het gestelde onder a. b. en c. kan het resultaat zijn dat de bijstand niet wordt verlaagd, maar dat wordt volstaan met een waarschuwing.

2. Beoordelingsperiode

Een maatregel wordt met toepassing van de verordeningen opgelegd indien het geconstateerde verwijtbare handelen of nalaten plaatsvond in de periode van twaalf maanden direct voorafgaand aan de constatering daarvan.

Voor het niet nakomen van de inlichtingenplicht met gevolgen voor de bijstand is deze periode zestig maanden. Het gaat hier bijvoorbeeld over het verzwijgen van middelen of over het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie over de woon- of leefsituatie.

3. Afzien van het opleggen van een maatregel

Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Een dergelijk besluit telt niet mee bij de vraag of er sprake is van recidive (zie ook punt 4 en 6).

Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien als het college daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Dit wordt aan de hand van de individuele omstandigheden beoordeeld. In dat geval telt het besluit wel mee bij de vraag of er sprake is van recidive.

Van een besluit tot afzien van het opleggen van een maatregel wordt aan de belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan.

4. Recidive

Van recidive is sprake als de belanghebbende zich binnen een periode van twaalf maanden na de verzenddatum van de beschikking opnieuw schuldig maakt aan verwijtbaar handelen of nalaten in dezelfde of hogere categorie van verwijtbare gedragingen.

Als sprake is van tekortschieten of ernstig tekortschieten (respectievelijk artikel 3 en 4 van de verordening) wordt in geval van recidive het standaardbedrag van de op te leggen maatregel verdubbeld. Als de belanghebbende zeer ernstig tekort is geschoten wordt de standaardperiode verdubbeld.

5. Samenloop

Indien de belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende vormen van verwijtbaar handelen of nalaten, wordt voor de bepaling van de hoogte en de duur van de maatregel uitgegaan van die gedraging waarop volgens de verordeningen de zwaarste maatregel van toepassing is.

Bij de weging als bedoeld in artikel 7 van de verordeningen spelen de andere verwijtbare gedragingen dan wel een rol.

6. Het besluit

Het schriftelijke besluit tot opleggen van een maatregel bevat in elk geval een omschrijving van de verwijtbare gedraging, de ingangsdatum, de omvang en de duur van de verlaging van de bijstand en een motivering van de mate van verwijtbaarheid. Ook de afweging of de persoonlijke omstandigheden al dan niet tot aanpassing van de maatregel hebben geleid, wordt gemotiveerd meegedeeld. Een waarschuwing wordt eveneens schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld. Dat is van belang bij eventuele recidive.

7. Categorieën van verwijtbaar handelen of nalaten

De verordening onderscheidt gedragingen in tekortschieten, ernstig tekortschieten en zeer ernstig tekortschieten. De toelichting werkt dat op hoofdlijnen uit. In deze uitvoeringsregels beschrijven wij per categorie de meest voorkomende situaties. Deze opsomming is niet limitatief.

  • a.

    Tekortschieten

  • Van

    tekortschieten is sprake als er administratieve tekortkomingen zijn die de belanghebbende kunnen worden verweten. In algemene zin gaat het o.a. om:

    • • het niet of niet tijdig reageren op een oproep;

    • • het niet of niet tijdig verstrekken van de gevraagde gegevens;

    • • Het niet meewerken aan het instellen van een verzoek om kinderalimentatie als bedoeld in artikel 56 van de WWB;

    • • Het niet meewerken aan noodzakelijk geachte doorbetalingen of verstrekkingen in natura.

  • b.Ernstig

    tekortschieten

  • De

    verordening onderscheidt vier vormen van ernstig tekortschieten, die verband houden met de arbeidsplicht, met meewerken aan voorzieningen, de eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en het gedrag.

  • Voorbeelden 

    zijn:

    • - Niet meewerken of voldoen aan de opgelegde arbeidsverplichtingen.

    • - Niet naar vermogen verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid waarbij het beroep op een uitkering korter is dan een maand.

    • - Niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden.

    • - Niet of onvoldoende gebruik maken van of meewerken aan een aangeboden voorziening, gericht op de arbeidsinschakeling waaronder mede bedoeld noodzakelijk geachte scholing of opleiding.

    • - Het verrichten van gedragingen die inschakeling in de arbeid belemmeren.

    • - Ongeoorloofd verblijf in het buitenland.

    • - Het verzwijgen van middelen waarmee ten hoogste een maand in het levensonderhoud had kunnen worden voorzien.

    • - Het betonen van onvoldoende besef voor de voorziening in het bestaan (niet bij IOAW/IOAZ).

    • - Feitelijke verbale of fysieke agressie zonder dat sprake is van een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.

    • - Het onvoldoende meewerken aan het opstellen aan een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling en het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling.

    • - Het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijk geachte behandeling van medische aard.

    • - Het gedurende de zoekperiode (wachttijd) van vier weken onvoldoende zoeken naar de mogelijkheden voor werk of scholing.

  • c.Zeer

    ernstig tekortschieten

  • Van

    zeer ernstig tekortschieten is onder meer sprake als het beroep op de bijstand langer dan een maand het directe gevolg is van het (verwijtbaar) handelen of nalaten van de belanghebbende. Dit is in elk geval aan de orde als belanghebbende:

    • - verwijtbaar ontslag heeft genomen of gekregen (niet bij IOAW / IOAZ);

    • - een concreet aanbod op arbeid in dienstbetrekking niet aanvaardt of wanneer een dergelijk aanbod door toedoen of gedrag van de belanghebbende niet wordt gerealiseerd;

    • - in de periode aan de bijstand voorafgaand op onverantwoorde wijze heeft ingeteerd op zijn (over)vermogen (niet bij IOAW / IOAZ);

    • - middelen heeft verzwegen waarmee hij meer dan een maand in zijn levensonderhoud had of heeft kunnen voorzien;

    • - zich jegens het college of onder dit college ressorterende personen heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht;

    • - het stellen van onredelijke eisen die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • - het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of het bevorderen van arbeidsbekwaamheid;

    • - het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling.

    • - Het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

8. Maatregel bij bijzondere bijstand

De in artikel 5, lid 2 van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012 bedoelde maatregel bedraagt 25% van het recht op bijzondere bijstand met een maximum van € 100,00 bij toepassing van artikel 3 en met een maximum van € 200,00 bij toepassing van artikel 4 van de verordening.

9. Het inleveren van de ROFs

Voor het inleveren van de maandelijkse Rechtmatigheidsonderzoeksformulieren (ROFs) geldt de volgende procedure.

  • a. omstreeks de 28ste van de maand ontvangt de belanghebbende het ROF over die maand.

  • b. Inleveren uiterlijk de 10e van de volgende maand.

  • c. Tot de 14e wordt gecontroleerd of het ROF binnen is. Is dat niet het geval dan volgt een aanmaning en wordt tegelijkertijd een maatregel opgelegd. De eerste keer wordt volstaan met een waarschuwing, bij een eerste recidive wordt een maatregel van € 50,00 opgelegd welk bedrag bij herhaling met stappen van € 50,00 wordt verhoogd.

  • d. Is het ROF alsnog voor de 21ste ingeleverd dan kan de uitkering tijdig worden betaald.

  • e. Wordt het ROF voor het eind van de maand ingeleverd, dan wordt later betaald.

  • f. Wordt het ROF niet of na afloop van de maand ingeleverd, dan wordt een beëindigingsonderzoek gestart.