Regeling vervallen per 07-03-2014

Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Velsen 2011

Geldend van 16-12-2011 t/m 06-03-2014

Intitulé

Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Velsen 2011

1. Begrippen

  • a. Gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats: de parkeerplaats die ten behoeve van een gehandicapte wordt gereserveerd bij diens woning.

  • b. Loopafstand: de maximale afstand die een gehandicapte, eventueel met behulp van de gebruikelijke hulpmiddelen te voet kan afleggen.

  • c. Verkeerskundig onderzoek: onderzoek door de afdeling verkeersadvisering van de politie Kennemerland naar de beschikbare parkeerruimte binnen een straal van 100 meter van de voordeur van de aanvrager of binnen diens loopafstand en naar de verkeerstechnische en verkeersveiligheidsaspecten ter plaatse.

  • d. Geneeskundig onderzoek: onderzoek door een daartoe aangewezen onafhankelijke arts met als doel de loopafstand van de aanvrager vast te stellen.

2. Toewijzingscriteria bestuurder

Voor een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats bestuurder komt in aanmerking een gehandicapte:

  • a. in wiens directe woonomgeving, dat wil zeggen binnen een afstand van 100m in principe gemeten vanaf de voordeur van de woning of binnen een door een daartoe aangewezen onafhankelijk arts vastgestelde maximale loopafstand, naar ons oordeel in het algemeen onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is, en;

  • b. in wiens directe woonomgeving het uit verkeerstechnisch oogpunt mogelijk is een gehandicaptenparkeerplaats aan te duiden of aan te leggen.

3. Toewijzingscriteria passagier

Voor een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats passagier komt in aanmerking een gehandicapte:

  • a. in wiens directe woonomgeving, dat wil zeggen binnen een afstand van 100m in principe gemeten vanaf de voordeur van de woning of binnen een door een daartoe aangewezen onafhankelijk arts vastgestelde maximale loopafstand, naar ons oordeel in het algemeen onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is, en;

  • b. in wiens directe woonomgeving het uit verkeerstechnisch oogpunt mogelijk is een gehandicaptenparkeerplaats aan te duiden of aan te leggen, en;

  • c. 1. naar het oordeel van de politie het aan huis afzetten of het van huis afhalen van de gehandicapte uit verkeerstechnisch oogpunt op onoverkomelijke problemen stuit of;

  • 2. het naar het oordeel van de daartoe aangewezen onafhankelijke arts in verband met de geestelijke of lichamelijke vermogens van de gehandicapte niet verantwoord is dat hij of zij alleen wordt gelaten in de woning terwijl de bestuurder het voertuig parkeert.

4. Uitzonderingen

  • 1.

    Voor een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats komen niet in aanmerking:

    • a. gehandicapten die in staat zijn zelfstandig meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen;

    • b. gehandicapten die over parkeergelegenheid op eigen terrein beschikken (bijv. garage, erf, eigen oprit);

    • c. gehandicapten die woonachtig zijn in een verzorgingshuis, woon-zorgcomplex/ zorgwoning.

  • 2.

    Een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt niet toegewezen ten behoeve van voertuigen die bestemd zijn voor recreatiedoeleinden.

5. Geldigheidsduur

  • 1.

    Een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt in principe voor een periode van vijf kalenderjaren verleend.

  • 2.

    Na afloop van deze termijn wordt de situatie van de aanvrager opnieuw beoordeeld. Indien de aanvrager nog steeds aan de voorwaarden voldoet, wordt de plaats opnieuw voor vijf jaar toegewezen.

6. Intrekking van het toekenningbesluit

Het besluit tot toekenning van een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats kan worden ingetrokken wanneer:

  • a. de aanvraag is gedaan door een bestuurder en deze aanvrager niet meer de feitelijke bestuurder van

  • het voertuig is of wanneer de aanvrager geen rijbewijs meer heeft;

  • b. de aanvrager feitelijk niet meer woonachtig is op het adres waar de plaats is gereserveerd en/of

  • wanneer de aanvrager ingeschreven staat op een ander adres;

  • c. de aanvrager de beschikking krijgt over parkeergelegenheid op eigen terrein zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a.;

  • d. de parkeerdruk binnen de loopafstand van de gehandicapte blijkens verkeerskundig onderzoek zodanig is afgenomen dat er in het algemeen voldoende parkeergelegenheid is;

  • e. de mobiliteit van de gehandicapte blijkens medische indicatie zodanig is verbeterd dat hij of zij niet meer voldoet aan de criteria voor toewijzing van een gehandicaptenparkeerplaats;

  • f. de aanvrager niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder de gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen.

7. Voorwaarden

Een houder van een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats dient onmiddellijk mededeling te doen van de volgende omstandigheden:

  • a. verandering van adres;

  • b. verkoop van het voertuig;

  • c. aanschaffing of gebruikmaking van een ander voertuig, dan wel vervanging van het kenteken van het in gebruik zijnde voertuig;

  • d. inlevering of intrekking van het rijbewijs;

  • e. het feitelijk niet meer gebruik maken van de gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats;

  • f. het feitelijk niet meer gebruik maken van het voertuig als bestuurder;

  • g. het kunnen beschikken over parkeerruimte op eigen terrein;

  • h. verbetering van de mobiliteit.

8. Kosten

  • 1.a.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag zijn leges verschuldigd. Voor de hoogte hiervan wordt verwezen naar de gemeentelijke legesverordening.

  • b.

    Er wordt geen restitutie van deze leges verleend, ook niet nadat de aanvraag is afgewezen.

  • 2.

    a. Voor het verkeersbord, het onderbord met kenteken, het plaatsen en verwijderen van het bord en het wijzigen van een kenteken zijn leges verschuldigd. Voor de hoogte hiervan wordt verwezen naar de gemeentelijke legesverordening.

  • b.

    Er wordt geen restitutie van deze leges verleend, ook niet nadat de rechthebbende is overleden.

9. Verhuizing

Wanneer de houder van een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats verhuist, vervalt het recht op deze parkeerplaats en dient voor het nieuwe adres een nieuwe aanvraag te worden gedaan. Indien de verhuizing plaatsvindt binnen vijf jaar na de laatste keuring wordt bij het nieuwe verkeerskundig onderzoek door de politie uitgegaan van de bij die keuring vastgestelde loopafstand tenzij de aanvrager zelf aangeeft dat zijn loopafstand inmiddels korter is. In dat geval dient er opnieuw een medische keuring plaats te vinden.

10. Overlijden rechthebbende

  • 1.

    Het recht op een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats is een persoonsgebonden recht dat niet overgaat op de rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel.

  • 2.

    De rechtsopvolgers onder algemene titel dienen binnen vier weken nadat de rechthebbende is overleden dit te melden aan de gemeente en, indien nodig, mee te werken aan het feitelijk opheffen van de voorziening.

11. Intrekking

De Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Velsen 2007 worden ingetrokken per 1 december 2011.

12. Overgangsrecht

  • 1.

    Op aanvragen die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt beslist met toepassing van de Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Velsen 2007.

  • 2.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt beslist met toepassing van de Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Velsen 2007.

  • 3.

    Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing op gehandicaptenparkeerplaatsen die voor 1 oktober 2007 zijn toegewezen. Hierbij wordt een overgangstermijn van twee jaar in acht genomen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 15 december 2011.

14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Velsen 2011.

Toelichting op de Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Velsen 2007

Inleiding

Er zijn twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen, algemene gehandicaptenparkeerplaatsen, bestemd voor voertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart, en (gereserveerde) individuele gehandicaptenparkeerplaatsen, bestemd voor één bepaald voertuig. De aanwijzing en verwijdering van beide soorten gehandicaptenparkeerplaatsen gebeurt krachtens een verkeersbesluit, zoals bedoeld in artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).

Onderhavige beleidsregels hebben betrekking op individuele gehandicaptenparkeerplaatsen; er zijn van rijkswege namelijk geen nadere regels gesteld over het aanwijzen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen. Gemeenten moeten dus in beleid bepalen hoe wordt omgegaan met verzoeken tot toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Omdat het een maatschappelijk gegeven is dat de openbare ruimte steeds schaarser wordt door toename van het gemotoriseerd verkeer, moet op een verstandige manier met aanvragen om individuele gehandicaptenparkeerplaatsen worden omgegaan.

Van rijkswege zijn wel regels gesteld over het toekennen van gehandicaptenparkeerkaarten, de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Met ingang van 1 oktober 2001 zijn deze regels aangepast. In de onderhavige beleidsregels wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de terminologie van deze regeling.

Hieronder wordt op enkele bepalingen uit de beleidsregels een toelichting gegeven.

Ad 1.b: Loopafstand

Bij het bepalen van de loopafstand wordt uitgegaan van de afstand die de aanvrager te voet, eventueel met behulp van de gebruikelijke hulpmiddelen zoals krukken of een rollator, maximaal kan overbruggen. Bij de aanvraag voor een bestuurdersplaats dient er echter wel rekening mee te worden gehouden of de aanvrager het hulpmiddel ook zelfstandig in het voertuig kan zetten dan wel uit het voertuig kan tillen.

Ad 2: Toewijzingscriteria bestuurder

Dit onderdeel bevat de kerncriteria op basis waarvan tot toekenning van een individuele gehandicaptenparkeerplaats aan een bestuurder kan worden overgegaan. Uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvragen om reservering van een individuele gehandicaptenparkeerplaats is de mate van mobiliteit van de aanvrager. Over deze mobiliteit en de noodzaak en rechtvaardiging van de reservering van een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt door een daartoe aangewezen onafhankelijke arts aan de hand van de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager aan burgemeester en wethouders geadviseerd. Hierbij stelt de arts de loopafstand vast.

Op basis van de loopafstand wordt een verkeerskundig onderzoek gedaan. Dit houdt in dat binnen de straal van de loopafstand van de aanvrager wordt geteld of er in het algemeen voldoende parkeergelegenheid is. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de parkeerruimte niet alleen beschikbaar, maar ook toegankelijk moet zijn. Dit wil zeggen dat beoordeeld wordt of de aanvrager, gelet op zijn specifieke handicap(s) in staat moet worden geacht om gebruik hiervan te maken. Hierbij wordt uitgegaan van de inhoud van het medische advies. Indien er speciale eisen gesteld moeten worden aan de parkeerplaats, dient de aanvrager dit aan te geven bij de medische keuring zodat de arts dit in het onderzoek kan meenemen.

In principe wordt er gemeten vanaf de voordeur van de woning van de aanvrager. Indien de aanvrager in een appartementencomplex woont, wordt gemeten vanaf de deur die toegang geeft tot het appartement. Alleen als er sprake is van een woning op de begane grond en de achterdeur van de woning komt direct op de straat uit en de afstand van de achterdeur tot de straat is kleiner dan de afstand vanaf de voordeur, kan in voorkomende gevallen gemeten worden vanaf de achterdeur van de woning.

Om te kunnen vaststellen of er in het algemeen voldoende parkeergelegenheid aanwezig is in de directe woonomgeving, wordt het aantal vrije parkeerplaatsen geteld. Er vinden in het algemeen zeven tellingen plaats. Twee 's ochtends, twee 's middags, twee 's avonds en een in het weekeinde. Deze tellingen worden zoveel mogelijk op verschillende dagen gehouden. In beginsel wordt tijdens schoolvakanties en in de periode van juli tot en met augustus geen verkeerskundig onderzoek uitgevoerd, omdat dit een vertekend beeld kan opleveren. Er wordt ook niet geteld indien er in de directe omgeving van de woning wegwerkzaamheden plaatsvinden.

Wanneer op het aanvraagformulier expliciet wordt aangegeven dat er zich op een specifiek tijdstip of dag problemen voordoen zal de telling als volgt zijn: Vier tellingen tijdens de aangegeven probleemtijden, twee tellingen op een ander tijdstip, op een ander dagdeel dan de probleemtijden, en een telling in het weekeinde. In bijzondere situaties kan van deze telwijze worden afgeweken.

Wanneer bij de tellingen zeven keer tenminste één vrije parkeerplaats wordt aangetroffen wordt de aanvraag afgewezen. Als er bij twee of meer tellingen geen vrije parkeerruimte is, wordt de aanvraag toegewezen.

Dit geldt ook als er geen vrije parkeerplek is, maar het voertuig van de aanvrager staat op dat moment wel binnen zijn of haar loopafstand geparkeerd.

De reden voor de keuze om toe te wijzen als er bij twee tellingen geen vrije parkeerplek is, in plaats van bij één telling, is dat wij rekening willen houden met de mogelijkheid van een incidentele hoge parkeerdruk ten gevolge van bijzondere omstandigheden, zoals feesten, partijen e.d.

Ad 3: Toewijzingscriteria passagier

Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen ten behoeve van gehandicapten die voor het vervoer buitenshuis zijn aangewezen op een ander worden in beginsel niet verleend. Slechts bij wijze van hoge uitzondering wordt een dergelijke parkeerplaats toegewezen. Van belang bij de beoordeling van de aanvraag is of de gehandicapte door de bestuurder van het voertuig kan worden geholpen bij het in , en uitstappen zonder dat de verkeersveiligheid hierdoor in gevaar komt.

Andere weggebruikers zullen in sommige gevallen moeten wachten terwijl een gehandicapte passagier in- en uit de auto wordt geholpen. Dit is niet onoverkomelijk of onredelijk; slechts wanneer de politie adviseert dat door het niet toekennen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats aan een passagier (te denken valt aan een smalle straat met weinig parkeerruimte en met veel gemotoriseerd verkeer) een verkeersonveilige situatie ontstaat, wordt in het belang van de verkeersveiligheid een individuele parkeerplaats aangewezen.

Ook in het (uitzonderings )geval genoemd onder artikel 3, sub c, onder 2 kan worden overgegaan tot toekenning van een individuele gehandicaptenparkeerplaats aan een passagier. Hierbij zal door de medisch keurende instantie moeten worden aangegeven of het al dan niet verantwoord is in verband met zijn of haar geestelijke of lichamelijke vermogens dat de aanvrager passagier, alleen wordt gelaten in de woning terwijl de bestuurder het voertuig parkeert.

Ad 4.1a: Minimale loopafstand

Wanneer de aanvrager in staat is zelfstandig meer dan 100 meter aan één stuk te voet af te leggen, wordt de aanvraag voor een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats afgewezen. Met deze bepaling wordt aangesloten bij de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

Ad 4.1b: Parkeren op eigen terrein

Wanneer de aanvrager redelijkerwijs beschikt over de mogelijkheid op eigen terrein te parkeren, (bijv. garage, erf, eigen oprit) wordt de aanvraag voor een gereserveerde individuele gehandicaptenparkeerplaats afgewezen. Dit geldt ook wanneer de aanvrager de eigen parkeergelegenheid feitelijk een andere bestemming (bijv. opslag) heeft gegeven. Wanneer voor het gebruik van het eigen terrein kosten moeten worden gemaakt, dan komen deze voor rekening van de aanvrager.

Ad 4.1c: Bewoners van verzorgingshuizen, woon-zorgcomplexen/ zorgwoningen.

Bij gebouwen waar over het algemeen ouderen en/of gehandicapten woonachtig zijn zoals verzorgingshuizen, woon-zorgcomplexen en zorgwoningen worden geen individuele gehandicaptenparkeerplaatsen meer toegewezen. Het betreft woonruimte waar de bewoners een indicatie voor nodig hebben en waar zorg wordt aangeboden.

De redenen hiervoor zijn: a) de onwenselijke situatie die zou kunnen ontstaan doordat bewoners die de eerste aanvraag doen een plek het dichtst bij de ingang krijgen en de plek van iedere volgende aanvrager steeds verder weg komt te liggen ("wie het eerst komt, die het eerst maalt"), b) het ervaringsfeit dat ouderen en gehandicapten die woonachtig zijn in een verzorgingshuis of woonzorgcomplex minder dan gebruikelijk met de auto rijden. Wanneer dan toch individuele gehandicaptenparkeerplaatsen gereserveerd worden, leidt dit tot de onwenselijke situatie dat enkele personen voor vaak langere tijd een aantal schaarse parkeerplaatsen bezet houden. Om deze redenen wordt bij dit soort woongebouwen een aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen aangelegd en geen individuele. De ervaringen in de praktijk van naastgelegen gemeentes zoals Beverwijk en Heemskerk, leert dat een bepaald aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen volstaat om de parkeerdruk weg te nemen.

Hoeveel van dergelijke algemene gehandicaptenparkeerplaatsen moeten worden aangelegd wordt bepaald door enerzijds een subjectief element, namelijk verzoeken en klachten over de ondervonden parkeerdruk, anderzijds door een objectief element, namelijk het aantal houders van een gehandicaptenparkeerkaart.

Met een bepaalde regelmaat kan een uitdraai worden gemaakt van het aantal houders van gehandicaptenparkeerkaarten op basis waarvan kan worden bepaald of het aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen moet worden aangepast. Indien nodig wordt een nieuw verkeerskundig onderzoek uitgevoerd.

Ad 4.2: Recreatievoertuigen

De bestuurder van een recreatievoertuig komt niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats omdat deze voertuigen vaak langer en hoger zijn dan een personenauto of –busje en hierdoor buitensporig beslag leggen op de schaarse parkeerruimte, het uitzicht voor naastgelegen woningen belemmeren en een negatief effect kunnen hebben op het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Ad 5: Geldigheidsduur

Met deze bepaling wordt aangesloten bij landelijke regeling voor de gehandicaptenparkeerkaart. De reden voor deze termijnstelling is de voortdurende ontwikkeling van de medische wetenschap. Daarnaast is het een gelegenheid om te controleren of de gehandicapte nog voldoet aan de criteria waaronder de gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen. Om het besluit tot toewijzing te verlengen dient gebruikt te worden gemaakt van een door de gemeente te verstrekken formulier.

Het is de bedoeling om de herkeuringen waar mogelijk gelijk te laten lopen met de herkeuring voor een gehandicaptenparkeerkaart. De keuring beperkt zich niet tot de medische situatie van de gehandicapte, daarnaast zal beoordeeld worden of hij nog voldoet aan de overige criteria voor toewijzing van een gehandicaptenparkeerplaats. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat iemand die de plaats als bestuurder heeft aangevraagd inmiddels niet meer in het bezit is van een rijbewijs. Dit zou betekenen dat hij de plaats alleen nog als passagier gebruikt. Omdat er voor de toewijzing van een passagiersplaats andere criteria gelden dan voor een bestuurdersplaats, dient beoordeeld te worden of de gehandicapte aan deze criteria voldoet. Als dit niet het geval is, kan dit aanleiding zijn om niet tot verlenging over te gaan, het besluit tot toewijzing in te trekken en het bord te verwijderen.

Het zal niet altijd nodig zijn dat de medisch keurende instantie de aanvrager opnieuw ziet. Indien deze medische instantie op basis van de reeds beschikbare gegevens en het verlengingsformulier van oordeel is dat de aanvrager nog steeds voldoet aan de voorwaarden, kan een nieuw medisch onderzoek achterwege worden gelaten.

Ad 6: Intrekking van het toekenningbesluit

In dit onderdeel wordt aangegeven op welke gronden overgegaan kan worden tot intrekking van het besluit tot toekenning van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Wanneer blijkt dat de aanvrager niet meer voldoet aan de criteria op basis waarvan tot toekenning was overgegaan, kan het besluit worden ingetrokken en het bord worden verwijderd.

Op grond van artikel 6 onder b kan het besluit tot toekenning van een gereserveerde parkeerplaats worden ingetrokken indien de aanvrager feitelijk niet meer woonachtig is op het adres waar de plaats is gereserveerd of wanneer aanvrager ingeschreven is op een ander adres.

Er kan aanleiding zijn om hiervan af te wijken indien het een gehandicaptenparkeerplaats betreft die is toegekend ten behoeve van een kind. Als het kind niet langer bij zijn ouders woont, maar bijvoorbeeld in een instelling en/of is uitgeschreven op het ouderlijk adres zou de parkeerplaats op grond van artikel 6 onder b kunnen worden opgeheven. Echter, indien het kind wekelijks thuiskomt, bijvoorbeeld om het weekend bij zijn ouders door te brengen, en hij wordt door de ouders opgehaald en teruggebracht, kan dit aanleiding vormen om dit artikel niet toe te passen. Overigens zal het merendeel van deze plaatsen na herkeuring worden opgeheven omdat niet voldaan wordt aan de aangescherpte criteria voor toewijzing van een passagiersplaats.

Ad. 8: Kosten

Op grond van artikel 29 BABW is het mogelijk om de kosten die voortvloeien uit de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats te verhalen op de gehandicapte. De hoogte van deze kosten is opgenomen in de gemeentelijke legesverordening.

Ad 9: Verhuizing

Wanneer de houder van een individuele gehandicaptenparkeerplaats verhuist, vervalt het recht op de gereserveerde parkeerplaats en dient voor het nieuwe adres een nieuwe aanvraag te worden gedaan. Omdat bij een nieuw adres de parkeergelegenheid een ander beeld kan geven, moeten in ieder geval een nieuw verkeerskundig onderzoek worden gedaan. Of het verkeerskundig onderzoek wordt gedaan op basis van de oude loopafstand of dat de loopafstand opnieuw door een onafhankelijk arts wordt vastgesteld, is afhankelijk van het tijdstip van de laatste keuring. Als de aanvrager aanvoert dat zijn loopafstand inmiddels korter is, dient in ieder geval een nieuwe medische keuring plaats te vinden.

Ad 12: Overgangsrecht

Gehandicapten die reeds voor 1 oktober 2007 over een gehandicaptenparkeerplaats beschikten, zullen evenals gehandicapten die op grond van dit beleid een plaats krijgen toegewezen, iedere vijf jaar opnieuw gekeurd worden (zie artikel 5). De reden om dit artikel van toepassing te verklaren op bestaande gevallen is om te voorkomen dat gehandicapten die niet meer voldoen aan de criteria voor toewijzing van een gehandicapten-parkeerplaats als bestuurder, hier als passagier gebruik van blijven maken. Gezien de hoge parkeerdruk in de gemeente en de grote vraag naar gehandicaptenparkeerplaatsen is dit onwenselijk.

Het college kan besluiten om het besluit tot toewijzing in te trekken en het bord te verwijderen. Hierbij dient overigens wel eerst onderzocht te worden of de gehandicapte in aanmerking komt voor een passagiersplaats.

Voor de herkeuring van “bestaande plaatsen” wordt een overgangstermijn van twee jaar in acht genomen. Dit wil zeggen dat er niet eerder gekeurd zal worden dan twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels.