Regeling vervallen per 09-06-2017

Algemene subsidieverordening Velsen 2013

Geldend van 25-12-2015 t/m 08-06-2017

Intitulé

Algemene subsidieverordening Velsen 2013

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 begripsomschrijving

  • Awb:

  • de Algemene Wet Bestuursrecht;

  • Aanvrager:

  • een rechtspersoon, die door middel van het indienen van een schriftelijke aanvraag een verzoek heeft ingediend om subsidie te verkrijgen;

  • Activiteitenplan:

  • een overzicht van de voorgenomen activiteiten;

  • Balans:

  • een overzicht per een bepaalde datum van de bezittingen (activa) en schulden (passiva);

  • Begroting:

  • een overzicht van de geraamde baten en lasten voor een bepaalde periode en/of bepaalde activiteiten;

  • Budgetsubsidie:

  • een subsidie in de vorm van een budget voor een periode van minimaal één en maximaal vier jaren, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van te leveren prestaties of resultaten;

  • College:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen;

  • De-minimis steun:

  • steun van decentrale overheden aan een onderneming die over een periode van drie belastingjaren niet hoger is dan de de-minimisdrempel (2013: € 200.000) en hierdoor niet beschouwd kan worden als staatssteun.

  • De-minimis-verklaring:

  • verklaring inzake de hoogte van de subsidie en andere voordelen die een onderneming in de afgelopen drie belastingjaren van decentrale overheden heeft ontvangen met als doel vast te stellen of met de gevraagde subsidie de de-minimisdrempel wordt overschreden;

  • Jaar:

  • begrotingsjaar en/of boekjaar, gelijklopend aan het subsidietijdvak;

  • Maatschappelijk resultaat:

  • het profijt dat de samenleving van Velsen heeft van de door de subsidieontvanger geleverde producten;

  • Opdrachtformulering:

  • een overzicht van de door de gemeente gewenste projectresultaten, gebaseerd op de geformuleerde beleidsdoelstellingen en het gewenste maatschappelijke resultaat;

  • Prestatieplan:

  • een overzicht van de met gebruikmaking van de subsidie te leveren producten en projectresultaten;

  • Projectresultaat:

  • de uitkomst van de inzet van de subsidie-ontvanger om het maatschappelijk resultaat te bereiken;

  • Raad:

  • de raad van de gemeente Velsen, zoals bedoeld in artikel 6 van de Gemeentewet;

  • Staatssteun:

  • financieel voordeel die een overheid aan een bepaalde onderneming toekent die deze niet onder normale marktomstandigheden zou hebben gekregen en die dreigt te leiden tot vervalsing van de mededinging en tot nadelige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten.

  • Subsidie:

  • een subsidie als bedoeld in artikel 4.21 Awb te weten “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten”;

  • Subsidieontvanger:

  • een rechtspersoon waaraan, al dan niet onder voorbehoud, voorwaarden en beperkingen, subsidie is verleend;

  • Subsidieplafond:

  • het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verlening van subsidies krachtens een wettelijk voorschrift;

  • Subsidietijdvak:

  • de periode waarvoor subsidie wordt verleend;

  • Uitvoeringsovereenkomst:

  • een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb die door de gemeente en de subsidieontvanger kan worden gesloten ter uitvoering van de subsidiebeschikking;

  • Voorschot:

  • de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidiëring, tenzij de gemeenteraad anders bepaalt, van activiteiten die door derden in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door of namens het college worden verleend, tenzij op grond van een wettelijk voorschrift een afzonderlijke verordening dient te worden vastgesteld, dan wel een subsidie rechtstreeks op grond van een wettelijk voorschrift wordt verleend;

  • 3.

    Het college kan subsidie verlenen voor de beleidsvelden zoals opgenomen in de gemeentebegroting.

Artikel 1.3 Bevoegdheden van de raad

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de subsidieplafonds vast en daarmee de budgetten die voor subsidiëring beschikbaar zijn;

  • 2.

    De raad stelt eenmaal in de vier jaar het beleid per beleidsveld vast.

Artikel 1.4 Bevoegdheden van het college

Het college is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 1.5 Grondslag voor subsidieverlening

  • 1.

    Het college kan op basis van deze verordening per deelterrein beleidsregels vaststellen.

  • De

    beleidsregels bevatten tenminste:

    • a. de uitwerking van de beleidsmatige grondslagen voor de subsidie;

    • b. eventuele specifieke voorschriften die van toepassing zijn.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor de bekostiging van activiteiten die, naar het oordeel van het college, van belang zijn voor de gemeente Velsen en/of haar inwoners.

  • 3.

    Voor de verlening van subsidies in de vorm van garanties en borgstellingen stelt het college een toetsingskader vast.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd worden, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 1.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • 2.

    de aanvrager zich richt op zaken die strijdig zijn met het gemeentelijk beleid en/of het collegeprogramma;

  • 3.

    de gelden niet, of in onvoldoende mate, besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 4.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 5.

    de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, uit eigen middelen of uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 6.

    de aanvrager zich richt op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

  • 7.

    in het beoogde doel/de voorgenomen activiteit(en) reeds op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

  • 8.

    binnen de organisatie van de aanvrager een medewerker of bestuurder, een beloning ontvangt die hoger is dan de wettelijke normen voor topinkomens in de (semi) publieke sector.

Artikel 1.7 Staatssteun

De aanvraag kan worden geweigerd indien subsidieverlening naar het oordeel van het college zou kunnen leiden tot staatssteunrisico’s.

Artikel 1.8 Toezichthouders

  • 1.

    Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5.11 van de Awb, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger;

  • 2.

    De toezichthouders hebben niet de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5.18 en 5.19 van de Awb.

Artikel 1.9 Afwijkingsbevoegheid

Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

HOOFDSTUK 2 Aanvraag en verlening subsidie

Artikel 2.1 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvrager die in aanmerking wenst te komen voor een structurele (budget)subsidie, dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij het college vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor het subsidie wordt aangevraagd. De subsidieaanvraag dient in ieder geval te voldoen aan de eisen van artikel 4:2 Awb;

  • 2.

    Van de genoemde termijn in artikel 2.1.1 kan afgeweken worden in geval van een incidentele aanvraag of als het subsidieplafond nog niet bereikt is.

Artikel 2.2 Verplichte informatie

  • 1.

    De aanvraag van subsidie gaat vergezeld van:

    • 1 een activiteitenplan waarin wordt aangegeven hoe de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen (als het een aanvraag voor een budgetsubsidie betreft);

    • 2 een begroting van de aan de activiteit verbonden inkomsten en uitgaven, voorzien van een toelichting;

    • 3 een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag;

    • 4 een financieel overzicht en verantwoording over het laatst voorgaande boekjaar, inclusief balans;

  • 2.

    Bij een eerste aanvraag om subsidie legt de aanvrager tevens over:

    • 1 een afschrift van de oprichtings- of stichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • 2 een bewijs van inschrijving uit het register van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • 3 een opgave van het aantal leden, onderverdeeld in inwoners van Velsen en inwoners buiten Velsen;

    • 4 motivering van de aanvraag;

    • 5 een overzicht van haar financiële situatie op dat moment.

  • 3.

    Het college kan:

    • 1 modellen vaststellen die moeten worden gebruikt voor de bescheiden;

    • 2 richtlijnen vaststellen waaraan de aanvraag moet voldoen;

    • 3 binnen een door hen te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien zij dat voor de beoordeling van de aanvraag nodig achten.

    • 4 Bij een incidentele subsidie voor een investering legt de subsidieontvanger, naast de in het 1e en 2e lid genoemde stukken, tevens over:

    • 1 een plan tot investering en financiering;

    • 2 een kostenspecificatie of –raming van de voorgenomen investering;

    • 3 de raming van de gevolgen voor de exploitatie.

  • 5.

    De aanvrager van een subsidie kan gevraagd worden een de-minimisverklaring te overleggen.

  • 6.

    Het college kan bepalen dat één of meer van de in het 1e en 2e lid vermelde stukken niet verstrekt behoeven te worden.

Artikel 2.3 Beslissingstermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Op de aanvraag voor jaarlijkse subsidie wordt door het college beslist vóór 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • 3.

    Het college kan van de in 2.3.1 genoemde termijn afwijken als het beschikbare subsidieplafond in de begroting van het lopende jaar nog niet bereikt is.

HOOFDSTUK 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3.1 Uitvoeringsovereenkomst

Aan de subsidieverlening kan de voorwaarde worden verbonden dat de subsidieontvanger verplicht is om mee te werken aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 3.2 Uitvoering van de activiteiten

De subsidieontvanger kan worden verplicht de activiteiten uit te voeren die in de subsidiebeschikking en de uitvoeringsovereenkomst vermeld staan.

Artikel 3.3 Behalen van projectresultaten

De subsidieontvanger kan worden verplicht de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen projectresultaten te behalen.

Artikel 3.4 Informatieverstrekking en meldplicht

De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • a. aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

  • b. wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

Artikel 3.5 Administratieve organisatie

Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

Artikel 3.6 Onderzoek

Indien door of namens de rijks- of provinciale overheid, na overleg met het college, onderzoeken worden ingesteld, verleent de subsidieontvanger daaraan de nodige medewerking.

Artikel 3.7 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1.

    De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade;

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht haar roerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van dagwaarde:

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde;

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers, gedurende de tijd dat deze voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 3.8 Meldplicht bij subsidies > 50.000 euro

Bij subsidies van meer dan € 50.000,-- is de subsidieontvanger verplicht om in de jaarrekening beloningen van medewerkers, inclusief directie en externe inhuur, op te nemen indien deze hoger zijn dan de geldende wettelijke normen voor topinkomens in de (semi) publieke sector.

Artikel 3.9 Toegankelijkheid accommodaties voor lichamelijk gehandicapten

Het college kan de subsidieontvanger verplichten ervoor te zorgen dat de gebruikte accommodatie bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor lichamelijk gehandicapten.

Artikel 3.10 Overige verplichtingen

Het college kan – aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of in een bijzondere verordening zijn opgenomen – andere doelgebonden verplichtingen opleggen.

HOOFDSTUK 4 De subsidievaststelling

Artikel 4.1 Vaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor een subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in zoals bedoeld in artikel 4:44 van de Awb, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld;

  • 2.

    De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld, tenzij anders is bepaald;

  • 3.

    Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken, nadat de aanvraag daartoe ontvangen is.

  • 4.

    Het college kan de in het 2e lid vermelde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen. Van deze verlenging doet zij schriftelijk mededeling aan de subsidieontvanger die de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 4.2 Verantwoording bij subsidie tot € 10.000

  • 1.

    Subsidie tot € 10.000 wordt gelijktijdig verleend en vastgesteld, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist;

  • 2.

    De verantwoording wordt geacht plaats te vinden bij de aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening;

  • 3.

    Het college kan binnen 5 jaar na de verlening en vaststelling als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

    • a. een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd.

Artikel 4.3 Verantwoording bij subsidie vanaf € 10.000 tot € 50.000

  • 1.

    Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de

  • subsidieontvanger

    vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor een subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a. een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c. een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

  • 2.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd;

  • 3.

    Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over de in artikel 3.4, onder 1 genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten;

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger de in het 1e of 2e lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen;

  • 5.

    De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 4.4 Verantwoording bij subsidie vanaf € 50.000

  • 1.

    Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor een subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a. een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c. een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

    • d. een accountantsverklaring, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 393, 1e lid, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd;

  • 4.

    Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over de in 3.4, onder 1 genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten;

  • 5.

    Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen;

  • 6.

    Het college kan besluiten dat de verplichtingen zoals neergelegd in het eerste lid, onder d van dit artikel, voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet gelden;

  • 7.

    De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 4.5 Controle

  • 1.

    Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 4.2, 4.3 of 4.4 bedoelde gegevens en kan bepalen aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie;

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan de controle respectievelijk een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel en verschaft daartoe de toezichthouders als bedoeld in het derde lid van dit artikel toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding;

  • 3.

    Het college kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 4.6 Lagere vaststelling

Het college kan op grond van artikel 4:46 Awb het subsidiebedrag lager vaststellen dan het bedrag in de subsidieverlening.

Artikel 4.7 Intrekking en wijziging

Het college kan met in achtneming van de artikelen 4:48 tot en met 4:51 Awb de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.

HOOFDSTUK 5 Financiële bepalingen

Artikel 5.1 Bevoorschotting

  • 1.

    Het college kan voorschotten als bedoeld in artikel 4:54 van de Awb verlenen;

  • 2.

    Indien er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot bevoorschotting, kan het college bij de subsidieverlening bepalen dat het subsidiebedrag in gedeelten wordt uitbetaald;

  • 3.

    Subsidies boven € 10.000 worden voor 95% bevoorschot. Het eventueel resterende bedrag wordt uitbetaald na verantwoording van de besteding van de subsidie en de vaststelling van de definitieve hoogte van de subsidie;

  • 4.

    Subsidies tussen € 10.000 en € 50.000 worden bevoorschot in 2 termijnen;

  • 5.

    Subsidies boven € 50.000 worden bevoorschot in 4 kwartaaltermijnen;

  • 6.

    Het college kan vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met het voorschot verrekenen.

Artikel 5.2 Betalingstermijn

Het subsidiebedrag wordt binnen 6 weken na de subsidievaststelling betaald. Bij verrekening vindt betaling dan wel terugvordering binnen 6 weken plaats.

Artikel 5.3 Terugvordering

Het college kan op grond van en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:57 Awb onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten terugvorderen.

Artikel 5.4 Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1.

    Indien de subsidieontvanger structureel subsidie ontvangt, mogen eventuele exploitatieoverschotten in enig jaar, zulks ter beoordeling van het college, worden gedoteerd aan een egalisatiereserve. Aan deze egalisatiereserve is een maximum verbonden van 10% van de laatst ontvangen periodieke subsidie;

  • 2.

    Het College kan in het belang van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten van het in het eerste lid genoemde percentage afwijken;

  • 3.

    Indien een reserve als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgebouwd, dient de subsidieontvanger deze reserve gedurende een periode van 3 jaar aan te wenden om eventuele exploitatietekorten in volgende jaren op te vangen;

  • 4.

    De subsidieontvanger is, voor zover het verlenen van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

    • a. indien de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • b. indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • c. indien de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • d. indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden;

  • 5.

    De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college, maar ingeval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente en zal de raad het batig saldo een bestemming geven die gericht is op het belang/welzijn van de inwoners van de gemeente Velsen.

HOOFDSTUK 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

Artikel 6.2 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing van deze artikelen, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Velsen 2013.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 5 april 2013 en is vanaf dat tijdstip van toepassing op subsidieaanvragen, subsidieverlening en subsidievaststelling;

  • 2.

    Met ingang van deze datum wordt de Algemene Subsidieverordening Velsen, vastgesteld op 11 september 2008, ingetrokken;

  • 3.

    De verordening genoemd in lid 2 blijft van toepassing voor zover dat voor de afwikkeling van subsidie verleend op basis van deze verordening noodzakelijk is;

  • 4.

    Besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven gehandhaafd;

  • 5.

    Aanvragen voor het subsidiejaar 2013, die ingediend zijn voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden beoordeeld op grond van de nieuwe verordening, tenzij de oude verordening voor belanghebbende gunstiger is.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 28 maart 2013.

Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Velsen

Inleiding

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden verlenen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal. Voor de gemeente betekent dit dat verlening van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Naast deze Algemene Subsidieverordening, verder te noemen: ASV, zal de uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen in beleidsregels kunnen worden vastgelegd.

Deze subsidieverordening geldt voor alle door de gemeente te verlenen subsidies. Deze verordening bepaalt niet de verdeling van beschikbare subsidiebedragen. In principe is de begroting het beleidsinstrument voor bepaling van subsidies in samenhang met eventuele deelverordeningen en beleidsnota’s. Per beleidsveld kan een andere wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebudget worden aangegeven.

Wat betreft de budgetsubsidies wordt de relatie gelegd tussen het gemeentelijk beleid en de te leveren prestaties/activiteiten van de subsidieontvanger (organisatie). De ASV geeft een aantal uitgangspunten en regels. Het beleid wordt op een andere wijze vastgelegd, dit kan zijn in afzonderlijke beleidsnotities, gemeentebegroting of deel-subsidieverordeningen. Daarnaast zullen afspraken per subsidieontvanger organisatie gemaakt worden, die worden vastgelegd in een subsidiebeschikking en eventueel een uitvoeringsovereenkomst.

De Awb onderscheidt drie fasen in het subsidieproces:

  • a. de subsidieverlening;

  • b. de subsidievaststelling;

  • c. de uitbetaling.

ad. a. de subsidieverlening

Het subsidieproces begint met een aanvraag om subsidie. Op deze subsidieaanvraag neemt de gemeente een besluit. Dit besluit wordt de beschikking tot subsidieverlening genoemd. In de beschikking tot subsidieverlening moet óf een maximum bedrag worden opgenomen óf de wijze waarop de subsidie wordt berekend met daarbij een maximumbedrag.

De beschikking geeft de aanvrager aanspraak op uitbetaling van subsidie, op voorwaarde dat de aanvrager de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en de daaraan verbonden verplichtingen ook daadwerkelijk uitvoert.

Zo nodig kunnen aan de aanvrager voorschotten worden verstrekt voor de uitvoering van deze activiteiten.

Ad b. de subsidievaststelling

Wanneer de activiteiten zijn afgerond, dient de subsidieontvanger een verzoek tot vaststelling van subsidie in. In dit verzoek legt de aanvrager tevens rekening en verantwoording af.

De subsidieverstrekker stelt vervolgens de definitieve subsidie vast. Dit besluit wordt de beschikking tot subsidievaststelling genoemd. Het bedrag van de subsidievaststelling kan lager zijn dan het bedrag genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, indien de subsidieontvanger bijvoorbeeld niet alle overeengekomen activiteiten heeft geleverd. De Awb biedt de mogelijkheid om de subsidieverlening en subsidievaststelling samen te laten vallen, bijvoorbeeld bij het toekennen van kleinere subsidies (in de verordening wordt de grens van € 10.000 gehanteerd).

Ad c. de uitbetaling

De beschikking tot subsidievaststelling verplicht de subsidieverstrekker tot uitbetaling. Een uitbetaling is een handeling naar burgerlijk recht en dus geen beschikking in de zin van de Awb. Op uitbetalingen is dan ook het privaatrecht van toepassing. Bij de uitbetaling vindt een verrekening met eventuele voorschotten plaats. In deze fase van het subsidieproces vindt ook een eventuele terugvordering van voorschotten en onverschuldigd betaalde subsidies plaats.

Artikel 4.4 lid 2

Artikel 4.4 lid 2 is gericht op het aanleveren van een accountantsverklaring bij de verantwoording van een subsidie vanaf € 50.000. Uit dit artikel is de zinsnede: "De controle richt zich op de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie" geschrapt. In de praktijk is gebleken dat de controle van de rechtmatigheid van de subsidie moet plaatsvinden door de subsidieverstrekker omdat dit voor de accountant van de gesubsidieerde instelling heel lastig is om vast te stellen. Artikel 4.4 lid 4 biedt de ruimte om hiervoor gegevens bij de subsidieontvanger op te vragen.

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de ASV Velsen 2008

De tekst van de verordening is artikelsgewijs doorgenomen en daaruit volgend is de ASV op enkele belangrijke punten gewijzigd. Daarom is ervoor gekozen om de oude verordening in te trekken en een nieuwe verordening vast te stellen.

Er zijn twee redenen voor de betreffende wijzigingen:

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten de bestaande subsidieverordening aan te passen door middel van het opnemen van een mogelijkheid om in de ASV aan te sluiten bij de normering van de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). Dit werd ook met motie 9 van 2011 inzake toepassing van wettelijke normering op topinkomens, door de Raad verzocht. In dit kader is er zowel een reden tot weigering van de subsidie als een meldingsplicht toegevoegd.

  • 2.

    Actualisatie in verband met wet- en regelgeving, onder andere op het gebied van het toekennen van staatssteun (Europese regelgeving).

Daarnaast is er een relatie gelegd tussen de ASV en het op te stellen toetsingskader voor garanties en borgstellingen door de afdeling financiën door middel van het opnemen van een verwijzing.

De wijzigingen hebben als zodanig geen invloed op de hoogte van subsidies en de verdeling van de subsidiegelden.

De belangrijkste wijzigingen in de verordening betreffen de volgende aspecten:

  • 1.

    Weigeringsgrond voor subsidieverlening

    In de huidige ASV kan de subsidieaanvraag worden geweigerd op grond van een aantal redenen zoals vermeld in de leden van artikel 1.6. Onder lid 8 is als mogelijke weigeringsgrond toegevoegd het niet voldoen aan de wettelijke normen voor topinkomens in de publieke en semi-publieke sector.

  • 2.

    Weigeringsgrond subsidieverlening: Staatssteun

    Opname van genoemde weigeringsgrond in de verordening is gebaseerd op Artikel 87 lid 1 EG-verdrag. Deze verbiedt bepaalde steunmaatregelen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap ten gunste van ondernemingen. Er is in principe sprake van staatssteun in de vorm van subsidie indien er voldaan is aan de volgende criteria:

    • a. er moet sprake zijn van een maatregel van de Staat of met staatsmiddelen bekostigd;

    • b. deze maatregel moet een selectieve groep van ondernemingen begunstigen;

    • c. de maatregel moet de begunstigden een voordeel verschaffen;

    • d. de maatregel moet de mededinging en het interstatelijk handelsverkeer ongunstig beïnvloeden (artikel 87 lid 1 EG-verdrag).

    Door opname van artikel 1.7 wordt naleving van bovengenoemde Europese wetgeving mogelijk gemaakt. Als een subsidie wordt aangemerkt als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt loopt de gemeente bepaalde juridische en financiële risico's. Opname van deze bepaling biedt de mogelijkheid om aanvragen te weigeren zodat dergelijke risico's worden voorkomen.

  • 3.

    De-minimis verklaring

    Door artikel 2.2 lid 5 op te nemen, is er de mogelijkheid om van de subsidieaanvrager een de-minimis verklaring op te vragen. Dit betekent dat de subsidie aanvrager zo nodig verplicht kan worden om te verklaren dat er geen sprake is van het bereiken van de grens van de de-minimissteun.

  • 4.

    Opname 13 weken termijn bij incidentele subsidie aanvragen.

    In artikel 2.3 lid 1, is de beslissingstermijn voor incidentele subsidies opgenomen, te weten 13 weken conform de standaardisering van termijnen in het rijkssubsidiekader. Het staat de gemeente vrij om deze termijn te hanteren voor (incidentele) subsidies.

  • 5.

    Meldplicht bij subsidies > 50.000 euro

    Door opname van artikel 3.8 ontstaat een meldplicht bij subsidies van meer dan € 50.000,-- om in de jaarrekening beloningen te vermelden indien deze hoger zijn dan de geldende wettelijke normen voor topinkomens in de (semi) publieke sector. Op deze wijze is controle op het voldoen aan de normen zoals gesteld in de WNT mogelijk zonder dat overbodige administratieve druk ontstaat.

  • 6.

    Uitzondering op vermogensvorming

    In artikel 5.4 lid 2 is toegevoegd dat het college is toegestaan om een uitzondering te maken op de in lid 1 van hetzelfde artikel genoemde percentage als het gaat om vermogensvorming van de ontvanger van structurele subsidie. In de praktijk is gebleken dat er uitzonderlijke situaties denkbaar zijn waarbij er in het belang van de gesubsidieerde activiteiten toch sprake kan zijn van noodzakelijkheid om hogere reserves op te bouwen. Opname van lid 2 in de verordening biedt de mogelijkheid aan het college om in dergelijke gevallen van lid 1 af te wijken.