Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels maatregelen WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen

Geldend van 05-04-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels maatregelen WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen

Artikel 1. Weging van het gedrag

  • Verwijtbaar

    handelen of nalaten van de belanghebbende wordt met inachtneming van de bepalingen van de verordening beoordeeld aan de hand van de volgende stappen.

    • a. De ernst van het feit

    • Dit is de feitelijke constatering door het college van het verwijtbare handelen of nalaten van de belanghebbende. Hieraan koppelt de verordening een standaardmaatregel.

    • b. De mate van verwijtbaarheid

    • In deze fase wordt door het college beoordeeld in welke mate belanghebbende diens handelen of nalaten kan worden verweten. Dit kan leiden tot een verhoging of verlaging van de onder a. bedoelde standaardmaatregel.

    • c. De omstandigheden van persoon en gezin

    • De derde stap is dat het college beoordeelt of een volgens a en b op te leggen maatregel ongewenste effecten heeft. Als dat zo is, wordt de hoogte van de maatregel aangepast.

  • Door

    toepassing van het gestelde onder a. b. en c. kan het resultaat zijn dat er een standaard maatregel wordt opgelegd. Ook kan het resultaat zijn dat er een verhoogde of verlaagde maatregel wordt opgelegd. In sommige gevallen zal de bijstand niet worden verlaagd, maar worden volstaan met een waarschuwing.

Artikel 2. Beoordelingsperiode

Een maatregel wordt met toepassing van de verordening opgelegd indien het geconstateerde verwijtbare handelen of nalaten plaatsvond in de periode van maximaal twaalf maanden direct voorafgaand aan de constatering daarvan.

Artikel 3. Afzien van het opleggen van een maatregel

Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Een dergelijk besluit telt niet mee bij de vraag of er sprake is van recidive (zie ook artikel 4 en 6).

Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien als het college daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Dit wordt aan de hand van de individuele omstandigheden beoordeeld. In dat geval telt het besluit wel mee bij de vraag of er sprake is van recidive. Indien er sprake is van zeer ernstig tekortschieten (artikel 6 van de verordening) kan er niet worden afgezien van het opleggen van een maatregel. Deze maatregel kan alleen gematigd worden (conform artikel 9 van de verordening).

Van een besluit tot afzien van het opleggen van een maatregel wordt aan de belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 4. Recidive

Van recidive is sprake als de belanghebbende zich binnen een periode van twaalf maanden na de verzenddatum van de beschikking opnieuw schuldig maakt aan verwijtbaar handelen of nalaten in dezelfde of hogere categorie van verwijtbare gedragingen.

Als sprake is van ernstig tekortschieten (artikel 4 van de verordening) wordt in geval van recidive het standaardbedrag van de op te leggen maatregel verdubbeld. Als de belanghebbende zeer ernstig tekort is geschoten wordt de standaardperiode verdubbeld.

Artikel 5. Samenloop

Indien de belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende vormen van verwijtbaar handelen of nalaten, wordt voor de bepaling van de hoogte en de duur van de maatregel uitgegaan van die gedraging waarop ten minste volgens de verordening de zwaarste maatregel van toepassing is.

Bij de weging als bedoeld in artikel 8 van de verordening spelen de andere verwijtbare gedragingen dan wel een rol.

Artikel 6. Het besluit

Het schriftelijke besluit tot opleggen van een maatregel bevat in elk geval een omschrijving van de verwijtbare gedraging, de ingangsdatum, de omvang en de duur van de verlaging van de bijstand en een motivering van de mate van verwijtbaarheid.

Ook de afweging of de persoonlijke omstandigheden al dan niet tot aanpassing van de maatregel hebben geleid, wordt gemotiveerd meegedeeld. Een waarschuwing wordt eveneens schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld. Dat is van belang bij eventuele recidive.

Artikel 7. Categorieën van verwijtbaar handelen of nalaten

De verordening onderscheidt gedragingen in tekortschieten, ernstig tekortschieten en zeer ernstig tekortschieten. De toelichting werkt dat op hoofdlijnen uit. In deze uitvoeringsregels beschrijven wij per categorie de meest voorkomende situaties. Deze opsomming is niet limitatief.

  • a.

    Tekortschieten

  • Van 

    tekortschieten is sprake als de medewerkingsplicht (artikel 17, lid 2 WWB) niet wordt nagekomen en die de belanghebbende kunnen worden verweten.

  • b.

    Ernstig tekortschieten

  • De

    verordening onderscheidt vier vormen van ernstig tekortschieten,:

    • 1e In verband met de arbeidsplicht;

    • 2e In verband met het meewerken aan voorzieningen;

    • 3e In verband met de eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • 4e In verband met het gedrag.

  • Voorbeelden 

    zijn:

    • - Niet meewerken of niet voldoen aan de opgelegde arbeidsverplichtingen.

    • - Niet naar vermogen verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid waarbij het beroep op een uitkering korter is dan een maand.

    • - Niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden.

    • - Niet of onvoldoende gebruik maken van of meewerken aan een aangeboden voorziening, gericht op de arbeidsinschakeling waaronder mede bedoeld noodzakelijk geachte scholing of opleiding.

    • - Het verrichten van gedragingen die inschakeling in de arbeid belemmeren.

    • - Ongeoorloofd verblijf in het buitenland.

    • - Het betonen van onvoldoende besef voor de voorziening in het bestaan.

    • - Feitelijke verbale of fysieke agressie jegens een medewerker zonder dat sprake is van een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.

    • - Het onvoldoende meewerken aan het opstellen aan een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling en het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling.

    • - Het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijk geachte behandeling van medische aard.

    • - Het gedurende de wachttijd van vier weken onvoldoende zoeken naar de mogelijkheden voor werk of scholing.

  • c.

    Zeer ernstig tekortschieten

  • Van 

    zeer ernstig tekortschieten is onder meer sprake als het beroep op de bijstand langer dan een maand het directe gevolg is van het (verwijtbaar) handelen of nalaten van de belanghebbende. Dit is in elk geval aan de orde als belanghebbende:

    • - verwijtbaar ontslag heeft genomen of gekregen;

    • - een concreet aanbod op arbeid in dienstbetrekking niet aanvaardt of wanneer een dergelijk aanbod door toedoen of gedrag van de belanghebbende niet wordt gerealiseerd;

    • - in de periode voorafgaand aan de bijstand op onverantwoorde wijze heeft ingeteerd op zijn (over)vermogen;

    • - zich jegens het college of onder dit college vallende personen heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht;

    • - het stellen van onredelijke eisen die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • - het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of het bevorderen van arbeidsbekwaamheid;

    • - het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling.

    • - Het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 8. Maatregel bij bijzondere bijstand

De in artikel 5, lid 2 van de verordening bedoelde maatregel bedraagt 25% van het recht op bijzondere bijstand met een maximum van € 100,00 bij toepassing van artikel 3 en met een maximum van € 200,00 bij toepassing van artikel 4 van de verordening.

Artikel 9. Geen recht op bijstand.

Indien na 2 heroverwegingen, zoals genoemd in artikel 18, lid 3 van de wet, blijkt dat de belanghebbende zijn gedrag niet heeft veranderd, dan verleent belanghebbende onvoldoende medewerking en zal de hoogte van de maatregel worden heroverwogen.