Regeling vervallen per 01-07-2017

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Velsen 2013

Geldend van 19-04-2013 t/m 30-06-2017

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Velsen 2013

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college:

  • college van burgemeester en wethouders van Velsen;

  • b.

    inwoner:

  • ingezetene, die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, bij de gemeente Velsen staat ingeschreven;

  • c.

    schuldhulpverlening:

  • het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing, gericht op de aflossing van schulden, indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet in staat zal zijn zelfstandig de schulden af te lossen of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden af te lossen. Ook de preventie en nazorg is een onderdeel van schuldhulpverlening;

  • d.

    verzoeker:

  • persoon, die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • e.

    belanghebbende:

  • cliënt die in een schuldhulpverleningstraject is geplaatst;

  • f.

    schuldhulpverleningstraject:

  • traject van drie jaar (inclusief het voortraject en de nazorg) met als doel schuldenvrij te zijn.

  • g.

    wet:

  • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs)

  • h.

    aanvraag schuldhulpverlening:

  • een formeel verzoek van een inwoner aan het college voor een schuldhulpverleningstraject;

  • i.

    zelfstandig ondernemer:

  • een persoon die staat ingeschreven bij de Kamer van koophandel.

  • j.

    lopende vaste lasten:

  • betalingen aan woonlasten en premie zorgverzekering.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 1.

    Alle inwoners van de gemeente Velsen met problematische schulden kunnen in aanmerking komen voor schuldhulpverlening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, vallen niet onder de doelgroep voor het traject schuldhulpverlening:

    • a. zelfstandige ondernemers;

    • b. inwoners die studiefinanciering ontvangen, op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

  • 1.

    Het college verleent aan verzoeker een schuldhulpverleningstraject indien het college de schuldsituatie problematisch acht.

  • 2.

    De volgende factoren spelen een rol bij het bepalen of een schuldsituatie problematisch is:

    • a. dreigende schuld in de categorieën woonlasten en premie ziektekostenverzekering;

    • b. bereidheid van schuldeisers om een betalingsregeling te treffen;

    • c. de geëiste maandelijkse aflossing is hoger dan de door de ReCoFa vastgestelde maximale aflossingscapaciteit;

    • d. zwaarte en omvang van de schulden;

    • e. psychosociale situatie van verzoeker;

    • f. houding en gedrag van verzoeker;

    • g. de belangen van de overige gezinsleden;

    • h. een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1.

    De medewerking als bedoeld in artikel 7 van de wet kan onder andere bestaan uit:

    • a. het voorkomen en niet-aangaan van nieuwe schulden;

    • b. het iedere maand op tijd betalen van de lopende vaste lasten;

    • c. het gedurende het schuldhulpverleningstraject, benutten van alle financiële ruimte in het inkomen voor het aflossen van de schulden en het bereid zijn om gedurende het traject deze financiële ruimte te vergroten;

    • d. het geven van toestemming aan betrokken organisaties die een rol kunnen spelen in het traject schuldhulpverlening, voor het gebruik van en de controle op de verstrekte informatie;

    • e. het deelnemen aan een begeleidingstraject aangeboden door een erkende hulpverleningsinstelling;

    • f. het meewerken aan budgetcoaching of budgetbeheer;

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen extra verplichtingen opleggen.

Artikel 5. Weigeren en beëindigen

  • 1.

    Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt die voortvloeien uit artikelen 6 en 7 van de wet, kan het college besluiten de schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

  • 2.

    Alvorens over te gaan tot weigering of beëindiging, wordt verzoeker eenmaal een redelijke termijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of de informatie te verstrekken.

Artikel 6. Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels kan het college besluiten tot beëindiging van het schuldhulpverleningstraject, indien:

  • a. de schuldenaar niet langer voldoet aan het bepaalde onder artikel 2;

  • b. het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • c. belanghebbende zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet langer wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • d. op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan belanghebbende is toegekend terwijl, indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • e. belanghebbende zich ten opzichte van de medewerker(s), belast met werkzaamheden die voortkomen uit de schuldhulpverlening, ernstig misdraagt;

  • f. belanghebbende in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • g. de geboden schuldhulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende, niet langer passend is;

  • h. de schuldhulpverlening door het college niet langer noodzakelijk wordt geacht;

  • i. belanghebbende niet langer woonachtig is in de gemeente Velsen.

Artikel 7. Recidive – hernieuwde aanvraag

Een aanvraag schuldhulpverlening wordt geweigerd indien:

  • a. minder dan vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend door verzoeker een schuldhulpverleningstraject, minnelijk of wettelijk, succesvol is doorlopen;

  • b. minder dan één jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend een schuldhulpverleningstraject, minnelijk of wettelijk, tussentijds op grond van artikel 5 en artikel 6 sub d is geweigerd of beëindigd;

  • c. minder dan zes maanden voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend een schuldhulpverleningstraject, minnelijk of wettelijk, tussentijds is beëindigd op grond van artikel 6, sub b of c;

  • d. minder dan zes maanden voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, een aanvraag tot schuldhulpverlening door verzoeker is ingetrokken.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag volgend op de bekendmaking.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Velsen 2013”.

TOELICHTING

In het beleidsplan ‘Integrale schuldhulpverlening 2012 – 2015’ is de gemeentelijke visie op het terrein van schuldhulpverlening neergelegd. Onderhavige beleidsregels zijn gebaseerd op dit beleidsplan. Achterliggende gedachte van deze beleidsregels is dat er behoefte is aan duidelijke spelregels: de burger weet wat de voorwaarden zijn voor schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden; de gemeente weet welke verplichtingen zij aan burgers mag opleggen en wanneer zij de toegang tot schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen. Bovendien heeft het college op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een inherente afwijkingsbevoegdheid. Dit houdt in dat het college altijd de mogelijkheid heeft om af te wijken van de beleidsregels. Tot slot is maatwerk altijd het uitgangspunt binnen de schuldhulpverlening. De hulpverlening kan daardoor per situatie verschillen.

Voor de beleidsregels schuldhulpverlening is in algemene zin aansluiting gezocht bij de Wet werk en bijstand (WWB). Voorts is binnen de uitvoering van het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject aansluiting gezocht bij zowel de Recofa richtlijnen (landelijk overlegorgaan van Rechters-commissarissen in faillissementen en surseances van betaling), als bij de gedragscode van de NVVK (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet; de brancheorganisatie op het gebied van schuldhulpverlening en sociaal bankieren).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Wat betreft de begripsbepalingen in de leden a t/m j is er aangesloten bij artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Met het begrip schuldhulpverleningstraject wordt zowel het minnelijke als het wettelijke traject (Wet schuldsanering natuurlijke personen) schuldhulpverlening bedoeld.

Op het begrip ‘aanvraag schuldhulpverlening’ is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Een aanvraag wordt pas ingediend nadat de gemeente tijdens het intakegesprek met de verzoeker alle zaken heeft besproken die van belang kunnen zijn voor de schuldhulpverlening en alle benodigde papieren zijn verzameld.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Conform het beleidsplan staat schuldhulpverlening in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente, met uitzondering van zelfstandigen. Zelfstandigen kunnen immers een beroep doen op het Bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz). Het Bbz regelt de financiële bijstand die gemeenten kunnen geven aan zelfstandigen. De gemeente doet onderzoek naar de levensvatbaarheid van de onderneming en kent indien mogelijk een Bbz uitkering toe. Indien geen Bbz uitkering kan worden uitgekeerd en de onderneming niet levensvatbaar is, kan de burger zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel en een bijstandsuitkering aanvragen op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB)

Voor het succesvol doorlopen van het schuldhulpverleningstraject dient de verzoeker inkomen te hebben. Studiefinanciering wordt niet gezien als inkomen. (Het ontvangen van studiefinanciering is het aangaan van een nieuwe schuld, pas na het behalen van een diploma wordt de studiefinanciering overgezet in een gift.) Bovendien is het aanvragen van een aanvullende WWB uitkering bovenop de inkomsten uit studiefinanciering niet mogelijk.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

In het eerste lid is aangegeven dat het college schuldhulp verleent indien het college dat noodzakelijk acht. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt middels dit lid recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden. Daar waar sprake is van een schuldenpakket dat zich niet laat regelen in combinatie met een onwillige verzoeker, kan een aanvraag worden geweigerd.

Artikel 4. Verplichtingen

Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de hulpvrager voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van burgers om zelf tijdig de benodigde informatie te geven en medewerking te verlenen. Dit geldt zowel in de aanvraagfase als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

In het eerste lid staat aangegeven waaruit de verplichtingen kunnen bestaan. Deze verplichtingen vloeien voort uit de inlichtingen- en medewerkingsplicht zoals die in de wet is vastgelegd. Dit is geen limitatieve opsomming.

Artikel 5. Weigeren en beëindigen

Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt, zoals neergelegd in de artikelen 6 en 7 Wgs, kan het college besluiten de schuldhulpverlening te weigeren of te beëindigen. Alvorens dat te doen kan aan verzoeker eenmaal een termijn worden geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken (hersteltermijn). De termijn waarbinnen dit moet gebeuren, moet een redelijke zijn.

In het kader van de eigen verantwoordelijkheid wordt een eenmalige hersteltermijn voldoende geacht. Met een termijn, als bedoeld in lid 2, wordt een periode van een maand als redelijk gezien.

Artikel 6. Beëindigingsgronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer de schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Dit artikel laat de werking van artikel 5 onaangetast.

Van de negen gronden, zoals in dit artikel genoemd, verdienen de gronden e en f bijzondere aandacht. Daar waar de gemeente kiest voor een selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat de schuldhulpverlening wordt beëindigd indien de vorm van de hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende. Die persoonlijke omstandigheden variëren in aard en duur. Zie ook artikel 3, tweede lid. Hier is dan ook sprake van maatwerk.

Volgens artikel 18 van de Wet werk en bijstand kunnen onder de term ‘zeer ernstig misdragen’ diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd.

Artikel 7. Recidive – hernieuwde aanvraag

Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten/contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen indienen van een hernieuwde aanvraag. Dit artikel gaat niet alleen over eigen verantwoordelijkheid, maar ook over prioriteitstelling van de verzoeker.

Het is van belang de in dit artikel genoemde begrippen goed te onderscheiden. Schuldhulpverlening is een breed begrip en omvat alle producten, zoals de gemeente die kent. Daartoe behoren ook preventie en nazorg.

Een schuldhulpverleningstraject is één van de gemeentelijke producten, maar kan ook betrekking hebben op een schuldregeling ingevolge de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen). Er kan pas een beroep op deze wet worden gedaan als alle andere vormen van hulpverlening geen soelaas geboden hebben. Bij de Wsnp worden cliënten op last van de rechter voor een periode van minimaal drie en maximaal vijf jaar onder toezicht van een bewindvoerder gesteld. Deze bewindvoerder is verantwoordelijk voor de inhouding van de aflossingscapaciteit van een cliënt. Na tussentijdse beëindiging van een schuldregeling in het kader van de Wsnp, kan 10 jaar lang geen beroep worden gedaan op de Wsnp, ook als deze schuldregeling succesvol is doorlopen.

Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening tellen de verleende schuldhulpverlening of de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.

De recidivebepaling ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, af te wijken van het bepaalde in artikel 7.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.