Regeling vervallen per 08-02-2019

Treasurystatuut Gemeente Velsen 2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 07-02-2019

Intitulé

Treasurystatuut Gemeente Velsen 2014

Artikel 1

Begrippenkader

Agentschap;

Het uitvoeringsorgaan van het Ministerie van Financiën, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van schatkistbankieren.

BLDO;

Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden

BNG;

N.V. Bank Nederlandse Gemeenten

Deposito;

Het creditbedrag op een aan de rekening-courant bij ’s Rijks schatkist gekoppelde rekening, waarover een vooraf vastgestelde rente wordt vergoed en waarover gedurende een vooraf vastgestelde periode door de gemeente niet vrij kan worden beschikt.

Derivaten;

Dit zijn afgeleide beleggingsproducten, financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Drempelbedrag;

Het maximale bedrag aan overtollige middelen dat de gemeente niet hoeft aan te houden bij ’s Rijks schatkist, zijnde 0,75% van het begrotingstotaal van het lopende jaar.

DSL-rente;

De rente op Nederlandse staatsleningen (Dutch State Loans). De rente wordt dagelijks door een door de minister van Financiën aangewezen elektronisch handelsplatform vastgesteld en geldt voor de deposito’s bij ’s Rijks schatkist met een looptijd langer dan 12 maanden.

DTC-rente;

De rente op Nederlands schatkistpapier (Dutch Treasury Certificates). De rente wordt dagelijks door een door de minister van Financiën aangewezen elektronisch handelsplatform vastgesteld en geldt voor de deposito’s bij ’s Rijks schatkist met een looptijd tot en met 12 maanden.

EER-lidstaten;

Tot de Europese Economische Ruimte (EER) behoren alle landen van de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.

EONIA;

De dagelijkse vaststelling door de Europese Centrale Bank van de rente waartegen gemiddeld genomen overnight en zonder onderpand liquiditeiten zijn geleend in de eurogeldmarkt door een panel van banken. De rente op de rekening-courant bij ’s Rijks schatkist is gelijk aan de EONIA-fixing. De fixing wordt aan het eind van een dag definitief vastgesteld.

Financiële instelling;

Een instelling die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, het bedrijf verzekeraar mag uitoefenen, beleggings-diensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren of rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden.

Financiering;

Het aantrekken van financiële middelen.

Geldstromenbeheer;

Alle activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren, zowel intern als extern.

Huisbankier;

Gekozen bank (n.a.v. aanbesteding) die aan bepaalde voorwaarden moet voldoen.

Intradaglimiet;

Het maximumbedrag dat gedurende de dag debet mag worden gestaan op de tussenrekening bij de huisbankier ten behoeve van het schatkistbankieren.

Kasgeldlimiet;

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van 8,5%, conform de “Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)”, van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Met de kasgeldlimiet wordt een grens gesteld aan korte financiering om grote fluctuaties in de rentelasten te vermijden.

Limiet;

Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

Liquiditeitenprognose;

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

Liquiditeitenrisicobeheer;

Het beheersen van risico’s welke kunnen ontstaan als gevolg van onverwachte wijzigingen in de liquiditeitenplanning en de meerjaren-investeringsplanning risicobeheer.

Medium term notes;

Verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd tussen vijf en tien jaar.

Netto vlottende schuld;

Het gezamenlijk bedrag van:

  • -

    de opgenomen gelden met een oorspronkelijk rentetypische looptijd korter dan één jaar;

  • -

    de schuld in rekening-courant;

  • -

    de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in kas gestorte gelden van derden;

  • -

    overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld, verminderd met het gezamenlijke bedrag van contante gelden, tegoeden in rekening-courant en de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

Paragraaf Financiering;

De in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, verplichte paragraaf in de programmabegroting en in de programmarekening, waarin het geplande c.q. gerealiseerde treasurybeheer wordt weergegeven.

Rekening-courant;

De rekening-courant bij het agentschap van Ministerie van Financiën ten behoeve van schatkistbankieren.

Rentecomité;

Centraal orgaan binnen de gemeente inzake het rente- en treasurymanagement.

Renterisico;

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

Renterisicobeheer;

Het beheersen van risico’s die voortvloeien uit veranderingen in de financiële resultaten van de gemeente als gevolg van rentewijzigingen.

Renterisiconorm;

Een op basis van de Wet fido gefixeerd risicopercentage van 20%, conform de Ufdo, van het totaal van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar. Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille.

Rentetypische looptijd;

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding (rentevaste periode).

Rentevisie;

Visie op de toekomstige renteontwikkeling.

Ruddo;

Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

Schatkistbankieren;

Het aanhouden van alle overtollige middelen in de schatkist van het Ministerie van Financiën.

Toezichthouder;

Het bestuursorgaan de op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam.

Treasurybeheer;

Het treasurybeheer is de (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. De realisatie hiervan komt aan de orde in de paragraaf Financiering van achtereenvolgens de begroting en het jaarverslag.

Treasurybeleid;

Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten en de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasuryfunctie;

Omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezichthouden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

Treasurystatuut;

Het document waarin het treasurybeleid is vastgelegd.

Tussenrekening;

De rekening die de gemeente aanhoudt bij één of meer banken ten behoeve van het schatkistbankieren via welke de zero-balancing plaatsvindt.

Ufdo;

Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

Uitgezondere middelen;

Middelen die niet verplicht in ’s Rijks schatkist behoeven te worden aangehouden (zie ook bijlage 2 van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden)

Uitzetten van middelen;

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar en langer.

Valutarisicobeheer;

Het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

Vaste schuld;

Het gezamenlijk bedrag van de schuld uit hoofde van de geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer en de voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

Wet fido;

Wet financiering decentrale overheden

Zero-balancing;

De aanzuivering dan wel afroming van de tussenrekening ten laste dan wel ten gunste van de rekening-courant.

Artikel 2

Doelstellingen treasuryfunctie

De treasuryfunctie kent de volgende algemene doelstellingen:

  • 1.

    Het beschermen van de gemeentelijke vermogens- en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals rente-, valuta- en liquiditeitsrisico’s;

  • 2.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 3.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de wet Fido respectievelijk de limieten en de richtlijnen van het treasurystatuut.

Artikel 3

Algemene uitgangspunten risicobeheer

De gemeente verstrekt leningen en geeft garanties of borgstellingen uitsluitend in het kader van de ‘publieke taak’. De te verstrekken garantie of borgstelling dient te passen binnen het gemeentelijk beleid en te voldoen aan de voorwaarden en bepalingen zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde Toetsingskader garanties, borgstellingen en verstrekking van geldleningen te voldoen.

Artikel 4

Renterisicobeheer 

  • 1.

    Ter beperking van het renterisico op de netto vlottende schuld gelden de normen van de kasgeldlimiet van de Wet fido. De toezichthouder kan op basis van de Wet fido, artikel 3 lid 5 ontheffing verlenen voor overschrijding van de kasgeldlimiet.

  • 2.

    Ter beperking van het renterisico op de vaste schuld geldt de renterisiconorm van de Wet fido;

  • 3.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van leningen c.q. uitzettingen wordt zoveel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie van het rentecomité (zie ook artikel 16 Rentecomité).

 

 

Artikel 5

Valutarisicobeheer 

Het aangaan en het verstrekken van geldleningen kan alleen als de wederzijdse betalings-verplichtingen zijn uitgedrukt in euro’s of in één van de nationale munteenheden van de lidstaten van de Europese Unie die deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie (artikel 1 BLDO).

 

 

Artikel 6

Liquiditeitsrisicobeheer 

Ter beperking van het intern liquiditeitsrisico wordt een revolverende liquiditeitenplanning over een periode van 12 maanden opgesteld.

 

 

Artikel 7

Geldstromenbeheer 

  • 1.

    Ter bevordering van een efficiënt geldstromenverkeer wordt zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van elektronisch betalingsverkeer uitgevoerd bij een bank.

  • 2.

    Uitsluitend ten behoeve van de afdeling Publiekszaken, team Burgerzaken evenals voor de afdeling Sportzaken wordt een kas aangehouden. Burgemeester en wethouders stellen regels op voor het gebruik van deze kassen. Het maximaal in deze kassen aan te houden bedrag is omschreven in de betreffende procesbeschrijving.

  • 3.

    Het overgrote deel van het betalingsverkeer vindt plaats via de bankrekeningen van de gemeente bij de huisbank van de gemeente.

  • 4.

    Uitsluitend voor de ontvangst van gelden houdt de gemeente naast de huisbankrekeningen nog bankrekeningen aan.

  • 5.

    De huisbankrekeningen worden gekoppeld ten behoeve van rentecompensatie.

 

 

Artikel 8

Saldobeheer

Indien een niet-huisbankrekening een saldo heeft groter dan € 50.000 (vijftigduizend euro) wordt dit (indien noodzakelijk dagelijks) afgeroomd ten gunste van een huisbankrekening.

 

 

Artikel 9

Korte en lange financiering 

  • 1.

    Het aantrekken van financiering vindt plaats conform de eisen gesteld in de wet Fido.

  • 2.

    Het aantrekken van langlopende geldleningen geschiedt door het vragen van ten minste 3 schriftelijke offertes.

  • 3.

    De maximale omvang van een langlopende geldlening is € 15.000.000 (vijftien miljoen euro).

  • 4.

    Bij het bepalen van de condities van de aan te trekken leningen, wordt rekening gehouden met de condities van bestaande financiële contracten.

  • 5.

    Het aantrekken van gelden geschiedt op basis van de liquiditeitenplanning en de visie van het rentecomité.

  • 6.

    Toegestane instrumenten zijn onderhandse geldleningen, vaste geldleningen, ‘medium term notes’, obligaties en andere beschikbare financieringsprogramma’s die voldoen aan de Wet fido.

 

  • 7.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.  

 

Artikel 10

Aantrekken lang vreemd vermogen

Ter voorziening in de behoefte aan vreemd vermogen met een looptijd langer dan 1 jaar is het burgemeester en wethouders toegestaan jaarlijks een bedrag van € 35.000.000 (vijfendertig miljoen euro) aan te trekken. 

 

 

Artikel 11

Aantrekken kort vreemd vermogen

Ter voorziening in de behoefte aan vreemd vermogen met een looptijd korter dan 1 jaar is het burgemeester en wethouders toegestaan middelen aan te trekken binnen de kaders van de wet Fido;

 

 

Artikel 12

Kortlopende en langlopende uitzettingen (Schatkistbankieren)

Het uitzetten van middelen is alleen nog mogelijk door het aanhouden van tegoeden in ’s Rijks schatkist of bij andere openbare lichamen.

  • 1.

    Overtollige middelen die niet onmiddellijk nodig zijn voor het uitoefenen van de publieke taak mogen alleen in rekening courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden. Er is een drempelbedrag vastgesteld op 0,75% van het jaarlijkse begrotingstotaal met een minimum van € 250.000.

  • 2.

    Over de middelen die bij de schatkist worden aangehouden vergoedt de schatkist rente. De rente op de rekening-courant bij ’s Rijks schatkist is gelijk aan de EONIA-fixing, de rente op de Nederlandse staatleningen (DSL) geldt voor de deposito’s bij ’s Rijks schatkist met een looptijd langer dan 12 maanden en de rente op Nederlands schatkistpapier (DTC) geldt voor de deposito’s bij ’s Rijks schatkist met een looptijd tot en met 12 maanden.

  • 3.

    Het is verboden een debetstand te hebben bij ’s Rijks schatkist.

  • 4.

    Het schatkistbankieren verloopt via een tussenrekening bij de huisbankier, die uitsluitend wordt gebruikt om middelen van en naar ’s Rijks schatkist over te boeken, uitsluitend ten behoeve van zero-balancing.

  • 5.

    De belangrijkste artikelen m.b.t. de werking van het schatkistbankieren zijn opgenomen in de bijlage bij dit Treasurystatuut.

 

 

Artikel 13

Relatiebeheer 

  • 1.

    De bankrelaties en bancaire condities worden periodiek (ten minste iedere 2 jaar) beoordeeld;

  • 2.

    De gemeente houdt uitsluitend rekeningen aan bij:

  • 3.

    De huisbankier

  • 4.

    De Bank Nederlandse Gemeenten

 

 

Artikel 14

Debiteurenbeheer 

  • 1.

    Privaatrechtelijke debiteuren hebben een betaaltermijn van 30 dagen, conform het bepaalde in artikel 6:119a lid 2 Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Ter beperking van de looptijd van privaatrechtelijke vorderingen worden ontstane vorderingen binnen 5 werkdagen na het ontstaan ervan aan de afdeling toegezonden die verantwoordelijk is voor de registratie en invordering van de vordering;

  • 3.

    Binnen 5 werkdagen na ontvangst van de vordering zendt de afdeling die verantwoordelijk is voor de registratie en invordering een factuur aan de debiteur.

 

 

Artikel 15

Crediteurenbeheer 

De gemeente sluit aan bij maatschappelijk aanvaardbare betaaltermijnen. Dit betekent dat de gemeente haar crediteuren binnen 30 dagen, conform het bepaalde in artikel 6:119b, lid 2 Burgerlijk Wetboek, (uitsluitend indien de gemeente akkoord gaat met de inhoud van de factuur) na ontvangst van de betreffende factuur, betaalt.

 

 

Artikel 16

Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 

Raad:

Vaststellen van treasurybeleid

 

Houden van toezicht op uitvoering treasurybeleid

 

Vaststellen financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening

Burgemeester en wethouders:

Uitvoering van treasurybeleid

 

 

Artikel 17

Rentecomité 

  • 1.

    De gemeente heeft een rentecomité dat vier keer per jaar, of zoveel vaker als de marktsituatie daartoe aanleiding geeft, overleg pleegt over het te voeren rentebeleid.

  • 2.

    Hiertoe stelt het rentecomité een rentevisie vast voor de middellange termijn. De rentevisie van de gemeente wordt verwoord in de paragraaf Financiering in de begroting en is mede gebaseerd op de rentevisie van de BNG. Het rentecomité is als volgt samengesteld:

    • 1.

      de directeur Publieke en Interne dienstverlening;

    • 2.

      de afdelingsmanager Financiën;

    • 3.

      de concerncontroller;

    • 4.

      de teamleider Financiële administratie en specialisten.

  • 3.

    Bij verhindering zorgen de leden van het rentecomité voor een vervanger.

  • 4.

    De teamleider Financiële administratie en specialisten bereidt de vergaderingen van het rentecomité voor.

    • 1.

      Van de bijeenkomsten van het rentecomité wordt een verslag opgemaakt. De portefeuillehouder Financiën wordt via dit verslag geïnformeerd.

 

 

Artikel 18

Uitzetten van middelen (Schatkistbankieren)

Het uitzetten van middelen is alleen nog mogelijk door het aanhouden van tegoeden in ’s Rijks schatkist of andere openbare lichamen zoals opgenomen in artikel 12 Kortlopende en langlopende uitzettingen (Schatkistbankieren).

 

 

 

 

 

 

Artikel 19

Informatievoorziening

De financieringsparagraaf wordt door burgemeester en wethouders jaarlijks in de begroting en in de jaarrekening opgenomen en – als onderdeel hiervan – aan de gemeenteraad voorgelegd. In de financieringsparagraaf wordt, naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, onder andere gerapporteerd over de inrichting van de treasuryfunctie wat betreft organisatie en informatievoorziening, over de rentevisie, over de uitvoering van het treasurybeleid en over algemene ontwikkelingen welke van belang zijn voor de beoordeling van het treasurybeleid.

Daarnaast worden in ieder geval overzichten opgenomen m.b.t.:

  • 1.

    de schulden met een looptijd korter dan één jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • 2.

    de schulden met een looptijd langer dan één jaar en het verschuldigde rentepercentage.

 

 

Artikel 20

Inwerkingtreding en vervallenverklaring

 

Dit Treasurystatuut treedt in werking op 1 januari 2015. Alle hiervoor vastgestelde treasurystatuten komen op die datum te vervallen.

 

Bijlage behorende bij Treasurystatuut gemeente Velsen 2014

 

Overzicht van de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de werking van het Schatkistbankieren voor de gemeente Velsen

 

 

De tussenrekening

  • 1.

    De gemeente opent op eigen naam een tussenrekening bij één of meerdere banken.

  • 2.

    De gemeente verstrekt aan de Staat een machtiging voor de tussenrekening waarmee de staat de zero-balancing kan uitvoeren. Hiertoe tekent de gemeente de bankmachtiging zoals die ten behoeve van de betreffende bank is opgesteld.

  • 3.

    De tussenrekening kent een door de gemeente, in overleg met de Staat, vast te stellen intradaglimiet.

  • 4.

    De tussenrekening mag door de gemeente alleen voor het doel van zero-balancing worden gebruikt. Transacties ten laste en ten gunste van de tussenrekening worden bij voorkeur niet later dan 15.30 uur verricht. De minister van Financiën kan de gemeente toestaan om de tussenrekening ook voor andere doelen dan zero-balancing te gebruiken.

  • 5.

    Alle kosten verbonden aan deze tussenrekening die banken in rekening brengen komen voor rekening van de gemeente.

 

 

De rekening-courant

  • 1.

    De staat opent op naam van de gemeente een rekening-courant, waarop de gemeente alle liquide middelen aanhoudt, met uitzondering van de middelen die op grond van artikel 12, lid 4 van dit Treasurystatuut zijn uitgezonderd.

  • 2.

    De Staat is verantwoordelijk voor de verwerking van de mutaties op de rekening-courant.

  • 3.

    Een debetstand in rekening-courant is niet toegestaan.

 

 

Deposito

  • 1.

    De gemeente kan aan de rekening-courant een depositorekening koppelen.

  • 2.

    De looptijd van een deposito is minimaal gelijk aan 2 dagen en maximaal gelijk aan 30 jaar.

  • 3.

    Het vervroegd laten vrijvallen van een deposito is uitsluitend mogelijk indien de middelen, of een deel daarvan, benodigd zijn voor het uitoefenen van de publieke taak bedoeld in artikel 10.1. Het vervroegd laten vrijvallen gebeurt tegen de actuele marktwaarde die wordt berekend overeenkomstig de berekening die is opgenomen in de Regeling rekening-courant en leningenbeheer derden.

 

 

Rente

  • 1.

    Over de in rekening-courant aangehouden middelen wordt de daggeldrente vergoed.

  • 2.

    Over een deposito wordt een rente vergoed waarvan de hoogte afhankelijk is van de looptijd van het deposito, waarbij geldt dat voor een deposito met een looptijd van maximaal 12 maanden een rente wordt vergoed die gelijk is aan de bij die looptijd horende DTC-rente en voor een deposito met een looptijd van meer dan 12 maanden een rente wordt vergoed die gelijk is aan de bij die looptijd behorende DSL-rente.

  • 3.

    Indien de rente, bedoeld in het eerste en tweede lid, negatief is, wordt de betreffende rente gelijk gesteld aan nul.

  • 4.

    Over een debetstand op de rekening-courant wordt een rente in rekening gebracht die gelijk is aan de daggeldrente, vermeerderd met een boete van 100 basispunten. Indien de daggeldrente negatief is, wordt de rente gelijk gesteld aan 100 basispunten.

  • 5.

    Bij de berekening van rente wordt, indien de overeengekomen rentevasteperiode maximaal gelijk is aan een jaar, de periode waarop de rente betrekking heeft op het juiste aantal dagen gesteld en het jaar op 360 dagen gesteld (‘auctual/360’).

Indien de overeengekomen rentevasteperiode minimaal gelijk is aan een jaar en een dag worden zowel het jaar als de periode waarop de rente betrekking heeft op het juiste aantal dagen gesteld, resulterend in de formule ‘actual/actual’.

 

 

Uitgezonderde middelen

Uitgezonderd van de verplichting om in ’s Rijks schatkist of andere openbare lichamen te worden aangehouden zijn:

  • 1.

    middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag, vastgesteld op 0,75% van het jaarlijkse begrotingstotaal het minimum van € 250.000 niet te boven gaan;

  • 2.

    middelen aangehouden in de fondsen, bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer;

  • 3.

    middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k. van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004.

 

 

Borgstelling

De minister van Financiën kan een borgstelling voor derden toestaan op middelen die de gemeente in ’s Rijks schatkist aanhoudt, mits de gemeente daartoe een verzoek heeft ingediend en de middelen, die het in ’s Rijks schatkist aanhoudt, toereikend zijn.