Regeling vervallen per 11-05-2021

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Velsen 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 10-05-2021

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Velsen 2019

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Velsen;

Overwegende dat het gewenst is dat alle kinderen in de gemeente Velsen deel kunnen nemen aan peuteropvang en dat kinderen voorschoolse educatie krijgen als dat nodig is;

Overwegende dat het gewenst is om de kwaliteit van de peuteropvang en voorschoolse educatie in de gemeente Velsen te waarborgen;

Gelet op het Convenant VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie Velsen (2015) en de uitvoeringsnotitie ouderbetrokkenheid in VVE in Velsen 2015, die het inhoudelijk kader vormen voor het beleid ter zake;

Gelet op artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidie Verordening 2017 Velsen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

“Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Velsen 2019”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Aanbieder kinderopvang: een in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde houder van een kinderopvangorganisatie, die peuteropvang en/of voorschoolse educatie verzorgt voor peuters ingeschreven in de Basis Registratie Persoonsgegevens (BRP) van de gemeente Velsen.

  • College: het college van burgemeester en wethouders.

  • Doelgroepbepaling VVE: kinderen, waarvan één of beide ouders een opleidingsniveau hebben genoten van maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis of beroepsgerichte leerweg, en kinderen, waarvan de primaire verzorger een andere taal dan Nederlands spreekt met het kind, en kinderen, die daadwerkelijk een taalachterstand hebben of met een risico daarop en niet behoren tot de daarvoor genoemde twee categorieën.

  • Kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang, in de zin van de Wet kinderopvang, welke staat geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang.

  • Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang.

  • Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene Wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang.

  • Kinderopvangtoeslagtabel: een tabel die aangeeft welk inkomensafhankelijk percentage kinderopvangtoeslag ouders ontvangen als tegemoetkoming in de kosten voor de kinderopvang (bijlage I van het Besluit kinderopvangtoeslag).

  • Kindplaats: plaats in een kindercentrum met een aanbod reguliere peuteropvang, voorschoolse educatie of peuterarrangementen, gedurende 40 weken per kalenderjaar.

  • Landelijk Register Kinderopvang (LRK): het landelijk register, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang, waarin alle gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderschap, kinderdagverblijven en voorzieningen voor buitenschoolse opvang zijn opgenomen.

  • Maximumuurtarief: de (landelijke) maximumuurprijs zoals opgenomen voor de dagopvang in artikel 4 lid 1 sub a Besluit kinderopvangtoeslag voor het betreffende jaar.

  • Maximumsubsidie-uurtarief: de (gemeentelijke) maximum uurprijs voor peuteropvang, die de gemeente hanteert voor het verstrekken van subsidie. Jaarlijks wordt deze uurprijs vastgesteld door het college.

  • Opslag voorschoolse educatie: een maximumopslag voor het uitvoeren van voorschoolse educatie. Jaarlijks wordt de hoogte van deze opslag vastgesteld door het college.

  • Ouder: de juridische ouder of wettelijk verzorger van een peuter.

  • Ouderbijdrage: financiële vergoeding, die ouders moeten betalen voor de afname van reguliere peuteropvang, peuterarrangementen en voorschoolse educatie.

  • Ouderbijdragetabel: de VNG ouderbijdrage adviestabel voor peuteropvang, voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.

  • Ouderverklaring: een door de ouder(s) ondertekende verklaring van geen recht op kinderopvangtoeslag, voorzien van bewijsstukken waaruit blijkt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

  • Peuter: een kind in de leeftijd van 2½ tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaaten ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Velsen.

  • Peuterarrangement: een kindplaats in een peutergroep, bestaande uit twee dagdelen van in totaal zes uur in de week, voor kinderen waarvan de ouders geen beroep kunnen doen op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en bij wie geen sprake is van een VVE-indicatie.

  • Peuteropvang: kortdurende opvang (maximaal 4 uur per dag) met brede ontwikkelingsstimulering voor kinderen van 2½ tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat; verzamelbegrip voor reguliere peuteropvang en peuterarrangementen.

  • Reguliere peuteropvang: het aanbod in een kindercentrum, gericht op kinderen van 2 ½ tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat, voor kinderen waarvan de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • Subsidieverordening: de vigerende Algemene Subsidieverordening Velsen.

  • Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE): educatie verdeeld in een voorschoolse periode (2½ tot leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat) doorlopend in de vroegschoolse periode (de eerste jaren van het basisonderwijs , 4- en 5-jarigen),.

  • Voorschoolse educatie (VE): educatief aanbod voor peuters van 2½ jaar tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat, bestaande uit vier dagdelen van in totaal 12 uur per week en maximaal 480 uur op jaarbasis, waarbij gebruik wordt gemaakt van een VVE-programma.

  • VVE-indicatie: een indicatie afgegeven door de Jeugdgezondheidszorg Kennemerland op grond van de doelgroepbepaling VVE, die aanspraak geeft op Voor- en Vroegschoolse Educatie, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs.

  • VVE-peuter: een peuter waarvoor Jeugdgezondheidszorg Kennemerland een VVE-indicatie heeft afgegeven.

  • VVE-programma: een educatief programma, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van peuters op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal emotionele ontwikkeling, in de zin van art. 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Het VVE-programma dient opgenomen te zijn in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

  • VVE-werkgroep: overleggroep van alle bij de indicering en uitvoering van VVE betrokken partijen in de gemeente Velsen.

  • Wet: Wet kinderopvang.

Artikel 2. Algemene bepalingen

1.Op deze regeling zijn de bepalingen van de Subsidieverordening van toepassing, voor zover daar niet van wordt afgeweken.

Artikel 3. Basisvoorwaarden subsidie

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling kan uitsluitend worden aangevraagd door een aanbieder met een kindercentrum dat peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanbiedt Het kindercentrum dient tevens aantoonbaar pedagogische relaties te (gaan) onderhouden met één of meer in Velsen opererende basisscholen.

  • 2. De aanbieder van peuteropvang komt uitsluitend voor subsidiëring van peuteropvang in aanmerking wanneer deze tevens voorschoolse educatie aanbiedt.

  • 3. De voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Dit wordt in opdracht van het rijk getoetst door de Inspectie van het Onderwijs en in opdracht van de gemeente door GGD Kennemerland.

Artikel 4. Activiteiten

De subsidiabele activiteiten zijn:

  • 1. Het gedurende een kalenderjaar (40 weken per jaar) aanbieden van peuteropvang (gedurende zes uur per week, verdeeld over twee dagen per week) aan peuters.

  • 2. Het gedurende een kalenderjaar (40 weken per jaar) aanbieden van voorschoolse educatie (gedurende 12 uur per week, verdeeld over vier dagen per week) aan VVE- peuters.

  • 3. Per peuter is slechts één aanbod peuteropvang of aanbod voorschoolse educatie subsidiabel.

Artikel 5. Verplichtingen voor het ontvangen van subsidie

  • 1. Bij de uitvoering van de peuteropvang en voorschoolse educatie binnen eenzelfde peutergroep wordt inhoudelijk hetzelfde programma ingezet, zodat gemengd aanbod (VVE- en niet-VVE peuters in één peutergroep) mogelijk is.

  • 2. De aanbieder van voorschoolse educatie is verplicht om bij aanmelding van een VVE-peuter dit kind voorschoolse educatie aan te bieden.

  • 3. De aanbieder geeft in voorkomende gevallen voorrang aan het plaatsen van een VVE-peuter boven het plaatsen van een niet-VVE-peuter .

  • 4. De aanbieder geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente Velsen voorrang bij plaatsing op beschikbare kindplaatsen in de gemeente Velsen.

  • 5. De aanbieder van voorschoolse educatie neemt deel aan de werkgroep VVE Velsen en conformeert zich aan de afspraken die in de werkgroep gemaakt worden.

  • 6. Aanbieders van peuteropvang nemen waar nodig in onderling overleg en/of met facilitering vanuit de gemeente aantoonbaar maatregelen om dubbele subsidiëring per peuter uit te sluiten.

  • 7. De aanbieder peuteropvang en voorschoolse educatie verplicht zich tot het aanleveren van kwartaalrapportages aan de gemeente waarin in ieder geval is opgenomen: het aantal bezette kindplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie per kindercentrum, het aantal geplaatste peuters per kindercentrum en de hoogte van een eventuele wachtlijst per kindercentrum.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Naast de stukken vermeld in de Subsidieverordening bevat de aanvraag de naam en het adres van de aanbieder van peuteropvang, de locatie(s) waar de opvang plaatsvindt met het bijbehorende registratienummer in het LRK, bewijsstukken waaruit blijkt dat wordt voldaan aan artikel 3, 4 en 5 van deze regeling en daarnaast het bankrekeningnummer van de organisatie.

  • 2. De subsidieaanvraag bevat een ingevuld, door de gemeente Velsen vastgesteld excelformat, waaruit blijkt:

    • de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • het aantal kindplaatsen en (de opbouw van) het bedrag van de aanvraag waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3. Ter completering van de subsidieaanvraag voor minimaal 10 kindplaatsen wordt een uitvoeringsplan opgesteld. In dit uitvoeringsplan wordt o.a. aangegeven:

    • de (per locatie) te verwachten aantallen peuters en de aantallen ouders met recht op kinderopvangtoeslag en ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag, per categorie onderverdeeld naar aantallen peuters mét en zonder VVE-indicatie inclusief op recente realisatiecijfers gebaseerde of aan de inschrijvingen gerelateerde onderbouwing;

    • de afspraken rond de te hanteren ouderbijdrage en het toetsen van het recht op kinderopvangtoeslag per peuter;

    • het te gebruiken programma voor voorschoolse educatie en de inrichting van de peuteropvang en de voorschoolse educatie (zoals groepssamenstelling, verdeling van uren, borging van de kwaliteit, samenwerking met de scholen, wachtlijstbeleid, doorlopende leerlijn, etc.).

  • 4. In aanvulling op lid 1, 2 en 3 van onderhavig artikel kan het college overige gegevens opvragen die het nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. De uiterste datum voor indienen van een subsidieaanvraag voor minimaal 10 kindplaatsen is 1 oktober van het aan subsidiëring voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. Het in artikel 6.3 genoemde uitvoeringsplan is uiterlijk 1 oktober van het aan subsidiëring voorafgaande kalenderjaar beschikbaar.

  • 3. Nieuwe aanbieders van peuterarrangementen en/of voorschoolse educatie en aanbieders met minder dan 10 kindplaatsen dienen hun aanvraag uiterlijk in tijdens het eerste kwartaal dat de opvang gestart is.

Artikel 8. Beslistermijn

Het college beslist op een tijdig ingediende en met een uitvoeringsplan gecompleteerde subsidieaanvraag uiterlijk 13 weken na indiening van de aanvraag.

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1. Het college verleent geen subsidie voor peuteropvang en/of voorschoolse educatie voor peuters die niet staan ingeschreven in de BRP van de gemeente Velsen.

  • 2. Het college kan de aanvraag afwijzen indien bij de aanbieder bestuursrechtelijke handhaving van kracht is.

Artikel 10. Hoogte van de subsidieHet college verleent subsidie op basis van de in de bijlage opgenomen berekening.

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt berekend per peuter en is gebaseerd op:

    • Het aantal uren dat gedurende maximaal 40 weken per peuter daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van peuteropvang dan wel de voorschoolse educatie;

    • Het maximumsubsidieuurtarief dat in het betreffende kalenderjaar door de gemeente Velsen gehanteerd wordt, onder aftrek van de gedifferentieerde ouderbijdrage die ouders voor de peuteropvang of voorschoolse educatie betalen;

    • Een opslag per peuter voor vroegschoolse educatie, voor het aantal uur dat de peuter daadwerkelijk gebruik maakt van de voorschoolse educatie;

    • Het gegeven of ouders al dan niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • Het al dan niet geïndiceerd zijn van de peuter voor VVE.

  • 2.

    De aanbieders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van de niet betalers.

  • 3.

    Jaarlijks stelt het college het maximumsubsidieuurtarief voor peuteropvang vast.Hiervoor voorziet de aanbieder van peuteropvang onder andere in de betaling van loonkosten van al het uitvoerend en coördinerend personeel, inclusief directie, bij- en nascholing, vervangings- en verletkosten bij ziekte, verkrijgen ouderverklaring, afhandeling ouderbijdrage, uitvoeren van afspraken rond controleren van recht op subsidie individuele peuter, zelfevaluatie, huisvesting en overhead.

  • 4.

    Jaarlijks stelt het college de opslag voor het uitvoeren van voorschoolse educatie vast. Hiervoor voorziet de aanbieder van voorschoolse educatie naast de in het derde lid genoemde activiteiten in de intake, de uitvoering van voorschoolse educatie, warme overdracht, observaties, oudergesprekken, begeleiding, voorbereidings-, tutor-en mentortijd, organisatie van ouderactiviteiten ten behoeve van ouderparticipatie (Met uitzondering van de uitvoering van de pilot van het programma VVE Thuis.) , deelname aan de gemeentelijke VVE-werkgroep, delen gegevens in het kader van resultaatafspraken VVE en deelname aan de VVE monitor.

  • 5.

    Het tarief kan worden bijgesteld indien wijzigingen op rijksniveau in het takenpakket van de peuteropvang en/of voorschoolse educatie hiertoe aanleiding geven

Artikel 11. Ouderbijdrage

  • 1. De hoogte van de ouderbijdrage voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt bepaald aan de hand van de kinderopvangtoeslagtabel.

  • 2. De hoogte van de ouderbijdrage voor ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt bepaald aan de hand van de ouderbijdragetabel.

Artikel 12. Uitzonderingsbepaling

Op de in deze subsidieregeling opgenomen bepalingen wordt een uitzondering gemaakt indien: een kind door de Jeugdgezondheidszorg geïndiceerd is voor voorschoolse educatie en de ouder, met recht op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst, genoodzaakt is voor het uitvoeren van zijn of haar werkzaamheden of studie gebruik te maken van de hele dagopvang (zonder aanbod voorschoolse educatie). Indien daarmee voor de voorschoolse educatie geen of onvoldoende recht meer bestaat op kinderopvangtoeslag voor de uren dat het kind gebruik maakt van de voorschoolse educatie bij een andere aanbieder, wordt de aanvraag voor voorschoolse educatie behandelt als aanvraag voorschoolse educatie zonder kinderopvangtoeslag.

Artikel 13. Voorschot, verantwoording en vaststelling subsidie bij minder dan 10 kindplaatsen

  • 1.

    1Het subsidiebedrag wordt bij een aanvraag van minimaal 5 kindplaatsen bevoorschot per kwartaal. Er is geen sprake van een voorschot bij minder dan 5 kindplaatsen.

  • 2.

    2De aanvrager dient uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag gaat vergezeld van een financiële eindrapportage.

  • 3.

    De eindrapportage bevat:

    • Algemeen:

    • een financieel verslag. Hierin is o.a. opgenomen het gehanteerde uurtarief en de inkomsten uit ouderbijdragen. Uit het overzicht dient tevens te blijken of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of de peuter een VVE-indicatie heeft.

    • Per locatie:

    • het aantal peuters dat gebruik heeft gemaakt van gesubsidieerde kindplaatsen, onderverdeeld naar soort subsidieplaats: voorschoolse educatie en reguliere peuteropvang en peuterarrangement.

  • 4.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien de eindrapportage hier aanleiding toe geeft.

  • 5.

    De gemeente is bevoegd te controleren of per peuter maximaal één gesubsidieerd peuterarrangement of aanbod voorschoolse educatie tegelijkertijd door de kindercentra in rekening is gebracht. Ter voorkoming van dubbele subsidiëring kan de gemeente bij een geconstateerde dubbeling een verrekening van het subsidiebedrag toepassen

Artikel 14. Voorschot, verantwoording en vaststelling subsidie bij minimaal 10 kindplaatsen

  • 1. Het subsidiebedrag wordt bevoorschot per kwartaal.

  • 2. De aanvrager dient uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag gaat vergezeld van een inhoudelijke en financiële eindrapportage.

  • 3. De eindrapportage bevat:

    • Algemeen:

    • een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten conform de gestelde voorwaarden zijn verricht;

    • een overzicht van de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag). Hierin is o.a. opgenomen het gehanteerde uurtarief en de inkomsten uit ouderbijdragen. Uit het overzicht dient tevens te blijken of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of de peuter een VVE-indicatie heeft.

    • Per locatie:

    • het aantal peuters dat gebruik heeft gemaakt van gesubsidieerde kindplaatsen, onderverdeeld naar soort subsidieplaats: voorschoolse educatie en reguliere peuteropvang en peuterarrangement.

    • het aantal gefactureerde uren per kwartaal per peuter. Uit het overzicht dient te blijken of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag en of de peuter een VVE indicatie heeft.

  • 4. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien de eindrapportage hier aanleiding toe geeft.

  • 5. De gemeente is bevoegd te controleren of per peuter maximaal één gesubsidieerd peuterarrangement of aanbod voorschoolse educatie tegelijkertijd door de kindercentra in rekening is gebracht. Ter voorkoming van dubbele subsidiëring kan de gemeente bij een geconstateerde dubbeling een verrekening van het subsidiebedrag toepassen.

Artikel 15. Slotbepalingen

  • 1. De Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2018 wordt ingetrokken.

  • 2. De Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2019 treedt in werking op 1 januari 2019 en wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van Velsen van 18 december 2018.

Bijlage 1a. Wijze van bekostiging van peuteropvang en voorschoolse educatie

Onder het begrip peuteropvang vallen twee verschillende vormen van opvang met elk een andere wijze van bekostiging.

A. Reguliere peuteropvang

Onder reguliere peuteropvang wordt verstaan een kindplaats in een peutergroep, bestaande uit twee dagdelen van in totaal maximaal zes uur in de week gedurende 40 weken per jaar, voor kinderen (2½ tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat) waarvan de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Ouders betalen het door de aanbieder vastgestelde uurtarief aan de aanbieder en ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage van de belastingdienst.

De gemeente Velsen hanteert een extra subsidiebedrag (opplussen) als compensatie voor een hogere tariefstelling voor peuteropvang. De hoogte van dit bedrag wordt jaarlijks door het college vastgesteld en betaald aan de aanbieder.

De peuter gaat alleen naar de reguliere (kortdurende) peuteropvang bij de betreffende aanbieder. Er is naast de zes uur peuteropvang, geen sprake van aanvullende dagopvang.

B. Peuterarrangement

Onder een peuterarrangement wordt verstaan een kindplaats in een peutergroep, bestaande uit twee dagdelen van in totaal zes uur in de week gedurende 40 weken per jaar, voor kinderen (2½ tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat) waarvan de ouders geen beroep kunnen doen op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en bij wie geen sprake is van een VVE-indicatie.

Hierbij wordt zes uur in de week gesubsidieerd door de gemeente, waarbij de ouders over deze zes uur een inkomensafhankelijke ouderbijdrage betalen.

Deze ouderbijdrage is gebaseerd op een bruto uurprijs die jaarlijks door het college wordt vastgesteld en voor 2019 wordt vastgesteld op het maximum uurtarief van de kinderopvangtoeslagregeling.

De gemeente Velsen hanteert een extra subsidiebedrag (opplussen) als compensatie voor een hogere tariefstelling voor peuteropvang. De hoogte van dit bedrag wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

C. Voorschoolse educatie

Een educatief programma voor kinderen van 2½ tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat, bestaande uit vier dagdelen van in totaal 12 uur per week (4 dagdelen) gesubsidieerd door de gemeente, waarbij ouders over de eerste zes uur een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Deze ouderbijdrage is gelijk aan de ouderbijdrage die ouders betalen voor een peuterarrangement of de reguliere peuteropvang.

De overige uren worden volledig door de gemeente Velsen gesubsidieerd.

De gemeente Velsen hanteert een extra subsidieopslag voor het uitvoeren van voorschoolse educatie. De hoogte van dit bedrag wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

Bijlage 2 Subsidiebedragen peuteropvang en voorschoolse educatie 2019

afbeelding binnen de regeling

Omschrijving regeling aan de hand van kenmerken gezinnen

Niet VVE doelgroep

VVE doelgroep

Gezinnen met aanspraak op kinderopvangtoeslag

Reguliere peuteropvang:

Ouders betalen een bruto-uurtarief van € 8,02 per uur aan de aanbieder voor een aanbod van 6 uur per week en 40 weken per jaar en vragen hierover kinderopvangtoeslag aan.

Voorschoolse educatie:

Ouders betalen een bruto-uurtarief van € 8,02 per uur aan de aanbieder voor een VVE aanbod van 6 uur per week en 40 weken per jaar en vragen hierover kinderopvangtoeslag aan.

Het aanvullend VVE aanbod van 6 uur per week wordt volledig door de gemeente gefinancierd tot het maximum van de subsidiebijdrage. Over deze aanvullende 6 uur VVE is geen ouderbijdrage verschuldigd.

Aanvullend subsidieert de gemeente de extra lasten voor VVE van de aanbieder voorschoolse educatie met € 510 per VE plaats per jaar gebaseerd op het daadwerkelijk aantal afgenomen uren.

Gezinnen zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag

Peuterarrangement:

Ouders betalen voor 6 uur per week een inkomensafhankelijke eigen bijdrage volgens de VNG tabel (zie bijlage).

De gemeente subsidieert voor maximaal 6 uur per week en 40 weken per jaar de overige kosten tot het maximumtarief van de subsidiebijdrage (2019: € 8,02).

Peuterarrangement met voorschoolse educatie:

Ouders betalen voor 6 uur per week een inkomensafhankelijke eigen bijdrage volgens de VNG tabel (zie bijlage).

De gemeente subsidieert voor maximaal 6 uur per week en 40 weken per jaar de overige kosten tot het maximumtarief van de subsidiebijdrage (2019: € 8,02).

Aanvullend subsidieert de gemeente de extra lasten voor VVE van de aanbieder voorschoolse educatie met € 510 per VE plaats per jaar gebaseerd op het daadwerkelijk aantal afgenomen uren.

Indien de kostprijs per uur van de aanbieder hoger is dan € 8,02 betaalt de gemeente een extra subsidiebijdrage ter hoogte van het verschil tussen de kostprijs en de € 8,02 die als normtarief voor de ouderbijdrage door het college is vastgesteld. Deze extra subsidiebijdrage bedraagt maximaal € 0,50 per uur.

Bijlage 3

VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang 2019

De VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang 2019 kunt u gebruiken om voor de

gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling vast te stellen.

Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang 2019

Gezamenlijk

toetsingsinkomen gezin 2019

Ouderbijdrage peuteropvang 2019 per uur

1e kind

2e kind e.v.

lager dan

€ 19.433

€ 0,32

€ 0,32

€ 19.434

€ 29.879

€ 0,40

€ 0,34

€ 29.880

€ 41.116

€ 0,86

€ 0,43

€ 41.117

€ 55.924

€ 1,34

€ 0,44

€ 55.925

€ 80.387

€ 2,32

€ 0,65

€ 80.388

€ 111.393

€ 3,94

€ 1,01

€ 111.394

en hoger

€ 5,31

€ 1,89

Inkomensbegrip

Via deze link is een hulpmiddel beschikbaar om het toetsingsinkomen

Bijlage 4

VERKLARING GEEN RECHT OP KINDEROPVANGTOESLAG

Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag voor peuteropvang

De gegevens in deze aanvraag zijn op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam :……………..……………………………………………………………..

BurgerServicenummer (BSN) : …………………………………………………………….…………..

Straatnaam, huisnummer + toevoeging: ………………………………………………………………

Postcode en woonplaats:…………………………………………………………….…………………..

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang

Voorletters en achternaam:……………………………………………………………………….……..

Geboortedatum : ………………………………………………………………………………………….

__________________________________________________________________________

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk .

Dit verklaar ik op de volgende wijze (kruis het vakje aan dat voor u van toepassing is):

(bij 2 ouders/verzorgers)

1 van beide ouders/verzorgers werkt niet en daarom is er geen aanspraak op kinderopvangtoeslag en wij verzoeken daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde peuteropvang.

(bij één ouder/verzorger)

ik werk niet en heb geen aanspraak op kinderopvangtoeslag2 en ik verzoek daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde peuteropvang.

Als bewijsstuk voor de berekening van de ouderbijdrage stuur ik mee:

Een Inkomensverklaring (voorheen IB60) van mijzelf en (indien van toepassing) van mijn toeslagpartner, deze verklaring vraagt u gratis aan via de belastingtelefoon: 0800-0543,

De bijgevoegde inkomensverklaring klopt niet meer, omdat:

……………………………………………………………………………………………………………..

Ik kan geen inkomensverklaring ontvangen, omdat: (vul reden in)

………………………………………………………………………………………………………………

Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is.

Ik verklaar ermee bekend te zijn, dat mijn gegevens aan de gemeente worden verstrekt en door de gemeente op juistheid kunnen worden gecontroleerd bij andere personen en instanties.

De ondergetekende verklaart, dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of hij/zij recht heeft/hebben op een gesubsidieerd tarief voor de peuteropvang.

Handtekening: Plaats en datum:

…………… ………………………

Toelichting bij de “Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, gemeente Velsen”

Wat is een Inkomensverklaring (voorheen IB60)?

Een inkomensverklaring (voorheen IB60) is in feite bedoeld om andere (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring IB60 te ontvangen. De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.

In de inkomensverklaring die u van de belastingdienst ontvangt, is rekening gehouden met uw aftrek van bepaalde kosten zoals hypotheekrente.

Indien u geen aangifte heeft gedaan en daarom geen inkomensverklaring IB60 kunt ontvangen, kunt u overwegen alsnog aangifte te doen om een inkomensverklaring te verkrijgen. Of u kunt de jaaropgaaf over het vorige kalenderjaar van alle werkgevers en/of uitkeringsinstanties indienen.

Gemeentelijke regeling peuteropvang

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient met de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een recente Inkomensverklaring aan de peuteropvang en aan de gemeente te bewijzen, dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Niet in alle gevallen blijkt uit de inkomensverklaring dat er geen sprake is van inkomen uit arbeid (bijv. in geval van een uitkering). In dat geval moet u aanvullende bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat wel sprake is van inkomen, maar niet van inkomen uit arbeid.

Het totale inkomen van het gezin bepaalt de hoogte van de ouderbijdrage.

De gemeente betaalt subsidie aan de peuteropvang, zodat de betreffende ouder(s) een lager tarief betaalt/betalen aan de peuteropvang.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is bedoeld voor ouders die de zorg voor kinderen combineren met werk, een traject naar werk of een studie. Het bestaat uit een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst.

U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

• Twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

• Een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt.

• Een of beide ouder(s)/verzorger(s) volgen een inburgeringcursus.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl Hier kunt u ook een proefberekening maken.

Kinderopvangtoeslag voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandige ondernemers komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, Ze hebben dus recht op kinderopvangtoeslag. Ze kunnen geen gebruik maken van de ‘gemeentelijke regeling’.