Beleidsregels woonoverlast Velsen 2019

Geldend van 05-11-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels woonoverlast Velsen 2019

De burgemeester van de gemeente Velsen;

gelet op het bepaalde in artikel 151d van de Gemeentewet;

gelet op artikel 2:43 van de Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2019;

besluit de Beleidsregels woonoverlast Velsen 2019 als volgt vast te stellen:

Inleiding

Per 1 juli 2017 is de “Wet aanpak woonoverlast” in werking getreden. Hierbij is een nieuw artikel, namelijk artikel 151d, aan de Gemeentewet toegevoegd. Uit dit artikel volgt dat de raad bij verordening kan bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. Het artikel is bedoeld als oplossing voor relatief geringe vormen van overlast die uiteindelijk toch ernstige hinder veroorzaken, zoals nachtelijk burengerucht, vervuiling van gemeenschappelijke ruimtes en blaffende honden.

De raad van de gemeente Velsen heeft in de APV Velsen 2019 artikel 2:43 opgenomen. Met dit artikel krijgt de burgemeester de bevoegdheid om specifieke gedragsaanwijzingen te geven aan overlastgevers in zowel huur- als koopwoningen. In het artikel staat een algemene zorgplicht geformuleerd gericht aan gebruikers van een woning of erf of degenen die een woning of erf aan een ander in gebruik geven.

Reikwijdte zorgplicht

De zorgplicht van de gebruiker of verhuurder ziet op gedragingen op bepaalde locaties, die een bepaalde vorm van hinder veroorzaken jegens omwonenden.

Om te beginnen betreft het gedragingen in of vanuit de woning of het daarbij behorende erf of gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het erf. Met ‘woning en het daarbij behorende erf’ wordt geduid op de woning met bijbehorende ruimtes en perceel, zoals een tuin en gemeenschappelijke ruimtes. Ruimtes waar niet feitelijk wordt gewoond, vallen buiten de reikwijdte van artikel 151d. Het laatste zinsdeel is toegevoegd om er zeker van te zijn dat bijvoorbeeld ook gedrag in de tuin van de buren of op het trottoir aangrenzend aan de tuin onder de regeling vallen. Er moet wel een duidelijke connectie zijn tussen de gedragingen in/vanuit de woning en/of op het daarbij behorende erf enerzijds en de gedraging in de onmiddellijke nabijheid anderzijds. Uit de Memorie van Toelichting valt af te leiden dat de afstand niet te groot mag zijn. Het moet min of meer aangrenzend gebied betreffen van de woning en het daarbij behorende erf en dus bijvoorbeeld niet om gedragingen vijf straten verderop gaan.

De gedragingen moeten bovendien ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Wat onder ‘ernstige hinder’ wordt verstaan moet op lokaal niveau worden bepaald (dit wordt hierna verder uitgewerkt). Wel moet de overlast ‘voortdurend’ zijn, wil deze als ernstig aangemerkt kunnen worden. De burgemeester bepaalt uiteindelijk wat ernstig is, met inachtneming van hetgeen in het APV-artikel door de raad is bepaald. De bevoegdheid van artikel 151d is voorts niet bedoeld om ernstige, eenmalige incidenten aan te pakken. De voorwaarde is dat het om ‘herhaaldelijke hinder’ moet gaan.

Tot slot is vereist dat de hinder wordt ervaren door ‘omwonenden’. Dit zijn volgens de Memorie van Toelichting mensen die in de directe nabijheid van de woning, of het erf wonen waar of waarvandaan de hinderlijke gedragingen plaatsvinden. Aangezien de gedragingen ook in de onmiddellijke nabijheid daarvan kunnen plaatsvinden, is de kring omwonenden iets ruimer.

Handhaving

Zoals blijkt uit het tweede lid van artikel 151d is de burgemeester belast met de handhaving. Dit is enigszins vreemd te noemen omdat het geen toezicht betreft dat onder artikel 174 van de Gemeentewet valt aangezien het om woningen gaat. Het betreft evenmin openbare ordehandhaving zoals in artikel 174a het geval is. In artikel 151d staat immers ernstige en herhaalde hinder centraal en niet de openbare orde.

Als iemand zich niet aan de in de APV opgenomen zorgplicht houdt, kan de burgemeester op grond van het tweede lid van artikel 151d van de Gemeentewet naleving afdwingen door middel van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Om te kunnen handhaven is wel vereist dat de zorgplicht vooraf concreet wordt ingevuld door de raad en/of de burgemeester, zodat burgers concreet kunnen weten wat ernstige hinder is en welke gedragsaanwijzingen de burgemeester zoal kan geven. De last die de burgemeester oplegt is in geval van artikel 151d een gedragsaanwijzing. De gebruiker krijgt te horen wat hij in het vervolg moet doen of nalaten om de ernstige hinder te stoppen. Het kan bijvoorbeeld gaan om gedragsaanwijzingen waarmee geluidsoverlast wordt voorkomen, zoals een bezoekersverbod, een verbod om muziek te maken ’s avonds laat of een gebod om geluidwerende maatregelen te nemen. Ook is het mogelijk dat de burgemeester gelast dat betrokkene hulp zoekt om agressie te beheersen of anderszins psychische of sociale begeleiding zoekt. Maatregelen om vervuiling van gemeenschappelijke ruimten te voorkomen zijn eveneens mogelijk. De gebruiker moet wel in staat zijn om de gedragsaanwijzing uit te voeren. Er kan dus bijvoorbeeld geen last worden opgelegd om een baby niet te laten huilen. Ook kan het geven van een gedragsaanwijzing aan iemand met een ernstige psychische stoornis of aan iemand die ontoerekeningsvatbaar is onder omstandigheden niet passend zijn.

Ernstige en herhaaldelijke hinder

De burgemeester kan op grond van artikel 2:43 van de APV een last onder bestuursdwang opleggen indien sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. Om te kunnen handhaven is vereist dat de zorgplicht vooraf concreet wordt ingevuld door de burgemeester, zodat burgers concreet kunnen weten wat ernstige en herhaaldelijke hinder is.

Het ervaren van hinder is zowel feitelijk als subjectief. Wat de een als hinder ervaart, vindt de ander vanzelfsprekend. Denk hierbij aan wonen in het centrum van een stad. Het geluid dat door uitgaanspubliek wordt veroorzaakt kan worden aangemerkt als hinder, maar dit hoort bij het wonen in een dergelijk gebied. Het komt dus voor dat er wel degelijk hinder is, maar dat deze hinder niet zodanig is dat deze gekwalificeerd wordt als ernstige hinder. Bij het kwalificeren van hinder wordt altijd een afweging per geval gemaakt waarbij alle relevante omstandigheden worden meegenomen. Daarbij wordt in ieder geval ook naar het bestemmingsplan gekeken. Indien men bijvoorbeeld woonachtig is in de omgeving van een pand waarop een horecabestemming rust kan redelijkerwijs verwacht worden dat in bepaalde mate muziekgeluid wordt waargenomen. In het algemeen wordt onder ernstige hinder verstaan: overlast waarvan door aard of frequentie, een zodanige dreiging uitgaat dat het welzijn, de gezondheid, de veiligheid en/of de leefbaarheid van omwonenden ernstig wordt aangetast. De overlast moet daarbij herhaaldelijk zijn en dus niet eenmalig.

Gedragsaanwijzingen

Op grond van het APV-artikel dat gaat over woonoverlast kan de burgemeester een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang opleggen indien sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. De last is een gedragsaanwijzing waarin staat welke acties ondernomen moeten worden of welke handelingen juist moeten worden nagelaten om de ernstige en herhaaldelijke hinder te beëindigen. Als niet aan de gedragsaanwijzing wordt voldaan, is het gevolg daarvan dat een dwangsom moet worden betaald of dat de gemeente er zelf voor zorgt dat aan de gedragsaanwijzing wordt voldaan. Voorbeelden van gedragsaanwijzingen zijn het aanbrengen van bepaalde isolatiemaatregelen, een verbod om bepaalde overlastgevende bezoekers te ontvangen of het verwijderen van afval dat overlast veroorzaakt. Een gedragsaanwijzing kan zich richten tot een bewoner, maar bijvoorbeeld ook tot een overlastgevende bezoeker.

Procedure

Hierna volgt de procedure die wordt gevolgd vanaf het binnenkomen van een melding van ernstige woonoverlast tot de eventuele handhaving. Hiermee maakt de burgemeester inzichtelijk op welke wijze een melding wordt behandeld en in welke gevallen daadwerkelijk wordt overgegaan tot het geven van een gedragsaanwijzing. Ook wordt beschreven in welke vorm gedragsaanwijzingen kunnen worden gegeven. Achter de stappen is tussen haakjes aangegeven welke teams van de gemeente zijn belast met de uitvoer van deze stap. Het gaat om het Team Handhaving Openbare Ruimte (THOR), het Team Openbare Orde en Veiligheid (OOV)

Stap 1: Melding (THOR of coördinator zorg en veiligheid)

Meldingen met betrekking tot ernstige woonoverlast kunnen via alle reguliere kanalen bij de gemeente binnenkomen. Voor zover dit niet uit de melding blijkt wordt bij de melder nagevraagd welke stappen al zijn ondernomen om de ervaren woonoverlast te beëindigen. Indien de melder zelf nog geen stappen heeft ondernomen wordt gewezen op de te nemen stappen (zelf in gesprek gaan met de overlastgever, een mediator inschakelen, in geval van een huurwoning klachten melden bij de verhuurder, meldingen doen bij de politie, zorg- en hulpverleningsorganisaties inschakelen).

Stap 2: Dossiervorming (THOR, OOV, coördinator zorg en veiligheid)

Op basis van de melding wordt een dossier gevormd. Hierbij wordt zowel interne informatie als informatie van andere betrokken instanties, zoals woningcorporaties, de politie en zorg- en hulpverleningsorganisaties, gebruikt. Op deze manier wordt in kaart gebracht welke stappen al zijn ondernomen om de hinder te beëindigen.

Stap 3: Kwalificatie van de hinder (THOR, OOV, coördinator zorg en veiligheid)

Als uit het dossier blijkt dat er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder en er geen andere geschikte wijze (meer) is om die te beëindigen valt het dossier onder de reikwijdte van artikel 2:43 van de APV.

Stap 4: Beoordeling (THOR, OOV, coördinator zorg en veiligheid)

Op basis van het dossier beoordeelt de burgemeester welke specifieke gedragsaanwijzing gepast is in de specifieke overlastsituatie en of een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom zal worden opgelegd.

Stap 5: Waarschuwing (OOV in afstemming met THOR en coördinator zorg en veiligheid)

Alvorens de gedragsaanwijzing te geven, geeft de burgemeester een waarschuwing aan degene(n) die de ernstige en herhaaldelijke hinder moet(en) beëindigen. In de waarschuwing staat wat de woonoverlast inhoudt en dat de burgemeester, als de woonoverlast voortduurt, gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om een gedragsaanwijzing op te leggen.

Stap 6: Opleggen gedragsaanwijzing (OOV in afstemming met THOR en coördinator zorg en veiligheid)

Als aan de waarschuwing niet of niet tijdig gehoor wordt gegeven legt de burgemeester een gedragsaanwijzing (last onder dwangsom of last onder bestuursdwang) op. De gedragsaanwijzing wordt gedeeld met zowel THOR en politie. Het opleggen van de gedragsaanwijzing is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat het opleggen van de gedragsaanwijzing vatbaar is voor bezwaar en beroep.

Stap 7: Controleren nakoming gedragsaanwijzing (THOR en politie)

Nadat een gedragsaanwijzing is opgelegd, moet worden nagegaan of hieraan ook gevolg wordt gegeven.

Stap 8: Vervolg bij niet nakomen gedragsaanwijzing (OOV)

Indien geen gevolg wordt gegeven aan de gedragsaanwijzing, en daarmee niet is voldaan aan de opgelegde last, wordt de last geëffectueerd (last onder bestuursdwang) of is de dwangsom verbeurd (last onder dwangsom). Dat de last wordt geëffectueerd betekent dat de gemeente de last (de gedragsaanwijzing) zelf gaat uitvoeren.

Stap 9: Financiële afwikkeling (Financiën)

Indien een dwangsom is verbeurd, wordt deze ingevorderd. Indien de gemeente de last zelf effectueert, worden de kosten die hiermee gemoeid zijn in rekening gebracht.

Uitvoering

Het uitvoeren van de hierboven beschreven procedure is een integraal werkproces. Het inzetten van artikel 2:43 van de APV is een uiterst redmiddel en dat betekent dat er zorgvuldig gekeken moet worden naar elke situatie. Het vereist overleg tussen verschillende afdelingen. Hieronder wordt toegelicht waar het uitvoeren van de procedure in de organisatie plaatsvindt. Het eerste initiatief ligt bij het Team Handhaving Openbare Ruimte (THOR). Zij ontvangen de melding (stap 1) en starten met de dossiervorming (stap 2). Indien nodig worden zij hierbij bijgestaan door collega’s van verschillende vakafdelingen. Zeker bij de kwalificatie van de hinder (stap 3) kan het belangrijk zijn om te overleggen met de collega Zorg en Veiligheid en met het team Bestuur en Veiligheid. Gezamenlijk wordt vervolgens beoordeeld welke gedragsaanwijzing passend is (stap 4). De waarschuwing wordt namens de burgemeester verstuurd (stap 5) vanuit het team Bestuur en Veiligheid waarbij THOR, de betrokken collega’s en de politie op de hoogte worden gehouden. Als het opleggen van de gedragsaanwijzing (stap 6) volgt zal dit ook uitgevoerd worden door het team Bestuur en Veiligheid, met medeweten van THOR en politie. Het controleren van de nakoming van de gedragsaanwijzing (stap 7) wordt gedaan door THOR en politie. Indien er geen gevolg wordt gegeven aan de gedragsaanwijzing wordt de last geëffectueerd (stap 8). Team Bestuur en Veiligheid neemt hiervan de uitvoering op zich. Indien er een dwangsom is verbeurd (stap 9) zal financiën de invordering verzorgen.

Ondertekening