Regeling rechtspositie burgemeester en wethouder Gemeente Velsen 2019

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouder Gemeente Velsen 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen

Gelet op

De artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 3.3.2, 3.3.3, tweede lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

Besluit vast te stellen de volgende regeling:

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Gemeente Velsen 2019

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders.

b. burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.

c. secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

b. wethouder: lid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Zakelijke reizen

2. Voor de zakelijke reizen kan van de volgende vervoersmiddelen gebruik worden gemaakt:

Dienstauto of auto op afroep

Openbaar vervoer

Privé vervoermiddel

Artikel 2A. Dienstauto en auto op afroep

1. Burgemeester en wethouders kunnen voor reizen ten behoeve van de gemeente, waaronder reizen ten behoeve van nevenfuncties die zij vervullen uit hoofde van het ambt, gebruik maken van de gemeentelijke dienstauto met of zonder chauffeur of van een auto op afroep.

2. De dienstauto of auto op afroep kan door burgemeester en wethouders niet worden gebruikt voor het woon-werkverkeer.

3. De kosten komen ten laste van de gemeente. Als voor reizen ten behoeve van in het eerste lid bedoelde nevenfuncties gebruik wordt gemaakt van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten wordt ontvangen, wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 2B. Openbaar vervoer

1. Voor dienstreizen met het openbaar vervoer kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de door de gemeente ter beschikking gestelde NS businesscard. De kosten hiervan komen ten laste van de gemeente.

2. Wanneer geen gebruik gemaakt wordt van de businesscard, ontvangen burgemeester en wethouder een openbaar vervoervergoeding op grond van artikel 3.6 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 2C. Prive vervoermiddel

Voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt met een privé vervoermiddel, ontvangen burgemeester en wethouder een vergoeding op grond van artikel 3.6 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

1. De burgemeester of de wethouder die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de vervulling van hun functie dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de secretaris.

2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

3. Het college beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 4. Informatie-en communicatievoorzieningen

1. De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

2. De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

1.Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

betaling vooruit uit eigen middelen of

betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

2. Declaraties door burgemeester en wethouders worden zoveel mogelijk vermeden. Het verdient de voorkeur om werkgerelateerde uitgaven van te voren aan te melden en te laten factureren naar de gemeente.

3. Alleen in geval vergoeding niet via facturering heeft plaatsgevonden en de burgemeester of wethouder de kosten heeft moeten voorschieten kan een declaratie worden ingediend. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 6 maanden na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend bij de secretaris.

4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan burgemeester of wethouders binnen een maand na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020..

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Gemeente Velsen 2019.

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden. Indien een gemeente besluit om nadere regels te stellen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

Deze regeling is een (nadere) uitwerking van de gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeesters en wethouders.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat burgemeesters en wethouders wél ambtenaar in formele zin zijn, worden zij fiscaal behandeld als ware zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er wordt daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffingen ingehouden.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op wethouders en burgemeesters. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-Pensioenregeling.

Artikel 2 Zakelijke reizen

In dit artikel is een onderverdeling gemaakt tussen de verschillende vervoersmiddelen. Dit is in de artikelen 2A t/m 2C verder uitgewerkt.

Artikel 2A. Dienstauto

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat een auto ter beschikking kan worden gesteld. Dit kan een dienstauto zijn, maar ook een leaseauto. Zowel in het geval van een dienstauto als bij een leaseauto is sprake van een ter beschikking gestelde auto. Het financieringsarrangement kan verschillend zijn; het fiscaal regime geldt voor beide soorten auto’s onverkort. Op grond van het onderhavige artikel kan ook een gemeenschappelijke auto ter beschikking worden gesteld. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de situatie dat het hele college gebruikmaakt van de auto, of dat de collegeleden gebruik maken van gecontracteerd vervoer op afroep.

In de Velsense regeling is de huidige situatie opgenomen. Een dienstauto met chauffeur, die uitsluitend voor zakelijke reizen kan worden gebruikt en een auto die op afroep beschikbaar is. Deze auto wordt in dit kader beschouwd als dienstauto.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan het college nadere regels stellen voor de eigen scholing. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris.

Artikel 4. Informatie en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking op grond van een bruikleenovereenkomst. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Een computer is een desktop, een tabletcomputer of een laptop. Er mag slechts één computer verstrekt worden.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 is een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen op welk moment vergoedingen en onkosten betaald worden aan burgemeesters en wethouders. In dit artikel is bepaald dat declaraties door burgemeester en wethouders zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. Facturering aan de gemeente van werkgerelateerde uitgaven heeft de voorkeur. In het geval dit niet mogelijk is, kan een declaratie voorzien van een bewijsstuk, worden ingediend. Deze dient binnen 6 maanden te worden ingediend.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen

De secretaris, De burgemeester,

K.M. Radstake F.C. Dales

Toelichting

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING