Regeling vervallen per 04-11-2016

Monumentenverordening Velsen 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 03-11-2016

Intitulé

Monumentenverordening Velsen 2010

MONUMENTENVERORDENING VELSEN 2010

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    provinciaal monument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenverordening Noord-Holland 2005 vastgestelde registers;

  • d.

    rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    beschermd dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden en welke groep geplaatst is op de gemeentelijke monumentenlijst;

  • f.

    commissie Stedelijk Schoon: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

  • g.

    Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE): ressorteert onder het Ministerie van OCW en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Monumentenwet 1988.

  • h.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de advisering en bij het besluit omtrent al dan niet plaatsing op de monumentenlijst, wordt rekening gehouden met de gebruiksmogelijkheden van het pand.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij advies aan de commissie Stedelijk Schoon en stelt, voor zover mogelijk, de eigenaar en beperkt zakelijk gerechtigde in de gelegenheid te worden gehoord. In spoedeisende gevallen kan het college hiervan afwijken.

  • 3.

    Indien een belanghebbende een aanvraag doet als bedoeld in lid 1, en voor het betreffende monument een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend, wordt het verzoek opgevat als een spoedeisend geval als bedoeld in lid 2.

  • 4.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 2 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 15 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De commissie Stedelijk Schoon adviseert schriftelijk na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de commissie Stedelijk Schoon, maar in ieder geval binnen 16 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

  • 2.

    Het college maakt het besluit tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 2 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat een monument moet worden gedocumenteerd. De eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde en gebruiker zijn desgevraagd verplicht mee te werken aan de documentatie van het monument.

Hoofdstuk 3. Instandhouding gemeentelijke monumenten

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels heeft vastgesteld met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. Voordat volgens deze nadere regels tot uitvoering wordt overgegaan dient hiervan melding te worden gemaakt bij de gemeente.

Artikel 11. Aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in 4-voud ingediend.

Artikel 12. Termijnen advies

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de commissie Stedelijk Schoon voor advies.

  • 2.

    Binnen 3 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de commissie Stedelijk Schoon schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3.

    Binnen 8 weken na indiening van de aanvraag neemt het college een besluit.

  • 4.

    Indien het college niet besluit binnen de termijn zoals bedoeld in art. 12, lid 3, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

Artikel 14 Voorschiften

  • 1.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2.

    De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 15. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 4. PROVINCIALE MONUMENTEN

Artikel 16. Vergunning voor provinciaal monument

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een provinciaal monument aan de provincie Noord-Holland.

  • 2.

    De provincie Noord-Holland adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 3 weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de provincie Noord-Holland geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5. Rijksmonumenten

Artikel 17. Vergunning voor rijksmonument

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een rijksmonument aan de commissie Stedelijk Schoon.

  • 2.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een rijksmonument aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in geval van geheel of gedeeltelijke afbrak, grootschalige restauratie of herbestemming van een rijksmonument.

  • 3.

    De commissie Stedelijk Schoon en de RCE adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het derde lid genoemde termijn wordt de commissie Stedelijk Schoon en de RCE geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 6. gemeentelijk dorpsgezicht

Artikel 18. Aanwijzing van gemeentelijke dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan een deel van de gemeente aanwijzen als een gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 2.

    Voordat de gemeenteraad over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij advies aan de commissie Stedelijk Schoon. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    Het college registreert het beschermde dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 4.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 5.

    Het college maakt het besluit tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6.

    De aanwijzing kan geen gebied betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 19. Bestemmingsplan

  • 1.

    Ter bescherming van een op de lijst geplaatst beschermd dorpsgezicht stelt de gemeenteraad een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 2.

    Bij het besluit tot aanwijzing wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermd plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3.

    Voor zover in een gebied dat is aangewezen als een beschermd dorpsgezicht nog geen bestemmingsplan als bedoeld in dit artikel van kracht is, is het verboden bouwwerken en andere werken te plaatsen, op te richten, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen zonder schriftelijke vergunning van het college.

Artikel 20. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    De gemeenteraad kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 18, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het dagelijks bestuur van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 18, tweede tot en met vijfde lid, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 21. Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien de gemeenteraad de aanwijzing intrekt is artikel 15 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 8 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 22. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

  • 1.

    In een gemeentelijk dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college.

  • 2.

    De artikelen 11 tot en met 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Geen vergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college.

Hoofdstuk 7. Overige bepalingen

Artikel 23. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

Artikel 24. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 25. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude regeling

De Monumentenverordening Velsen 1995, zoals vastgesteld op 6 juli 1995 wordt ingetrokken op de datum waarop deze verordening in werking treedt.

Artikel 27. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 26 ingetrokken Monumentenverordening Velsen 1995 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 26 ingetrokken verordening.

Artikel 28. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

  • 2.

    De Monumentenverordening Velsen 1995 vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Monumentenverordening Velsen 2010.

Monumenten in gemeente Velsen

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juli 2010.
De voorzitter,
De griffier,