Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening BI-zone Centrum Tegelen 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening BI-zone Centrum Tegelen 2013

De raad van de gemeente Venlo;

gelezen het voorstel van het college van 20-11-2012, registratienummer 88;

gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (BI-zones) en gelet op de tussen de gemeente Venlo en de Stichting Parkmanagement Venlo gesloten Uitvoeringsovereenkomst

besluit(en) vast te stellen:

de Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Tegelen 2013 (Verordening BI-zone Centrum Tegelen 2013).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is het gebied van het centrum van Tegelen. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart met als begrenzingen:Wilhelminaplein, In de Beeten, Kerkstraat en Raadhuislaan.

  • b.

    de wet: de Experimentenwet BI-zones;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

  • d.

    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Venlo en de Stichting Ondernemers-fonds Tegelen Centrum gesloten Uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De Stichting Ondernemersfonds Tegelen Centrum (hierna: de stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk 2 Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaar¬heid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 2 jaar jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aange-merkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genot¬hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroe-rende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

 Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.

  • 2.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3.

    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken

Artikel 7 Vrijstellingen

In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • c.

    ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daar-onder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

  • d.

    glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewas-sen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

  • e.

    onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;

  • f.

    één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuur-schoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

  • g.

    natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstui-vingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegd¬heid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

  • h.

    openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

  • i.

    waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • j.

    werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • k.

    werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.

  • l.

    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstal-laties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s , hekken en palen;

  • m.

    begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria.

Artikel 8 Belastingtarief

De BIZ-bijdrage bedraagt per onroerende zaak € 1,75 per € 1.000,00 vastgestelde WOZ-waarde, met een maximaal te heffen bedrag van € 3.000,00 per onroerende zaak.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald:

    • n.

      bij niet-automatische incasso: in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later;

    • o.

      bij automatische incasso: in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.

  •  2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk 3 Subsidiebepalingen

Artikel 12 Algemeen

Indien en voor zover in deze verordening en in de uitvoeringsovereenkomst daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Venlo van toepassing.

Artikel 13 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt aan de Stichting Ondernemersfonds Tegelen Centrum voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld op het geraamde bedrag van de BIZ-bijdragen die in de in artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, verminderd met de geraamde perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst. De eventuele minderopbrengst (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belasting¬bedragen) zijn voor rekening en risico van de Stichting. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede aan de Stichting.

Artikel 14 Wijze van betalen

  • 1.

    De subsidie wordt in beginsel betaald in de vorm van voorschotten, bestaande uit twee termijnen van de begrote subsidie. De eerste termijn wordt betaald op 1 januari en de tweede termijn op 1 juli van elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven.

  • 2.

    In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van verrekening van de meer- en minderopbrengsten van de geheven BIZ-bijdragen ten opzichte van de betaalde voorschotten.

Artikel 15 Melding van relevante wijzigingen

  • 1.

    De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2.

    De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Artikel 16 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling

Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Overgangsrecht

De “Verordening BI-zone Centrum Tegelen 2012” vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de artikel 18, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013

Artikel 19 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening BI-zone Centrum Tegelen 2013”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2012.
De griffier, De voorzitter,