Regeling vervallen per 01-01-2010

Gedragscode raadsleden Venlo

Geldend van 05-11-2004 t/m 31-12-2009

Intitulé

Gedragscode raadsleden Venlo

Vastgesteld bij besluit d.d. 05 november 2004 van de raad

In werking d.d. 05 november 2004

1 Algemene bepalingen

1.1 Deze gedragscode geldt voor alle raadsleden, alsmede de commissieleden niet-raadsleden. Waar verder wordt gesproken over raadsleden worden ook de commissieleden niet-raadsleden bedoeld.

1.2 In gevallen, waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking in het presidium plaats.

1.3 De code is openbaar en door derden te raadplegen.

1.4 De leden van de raad ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

2 Kernbegrippen

2.1 Raadsleden stellen bij hun handelen de kwaliteit van het lokale openbaar bestuur centraal. Integriteit is daarvoor een belangrijke voorwaarde.

De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

2.2 Bestuurlijke integriteit houdt in, dat de verantwoordelijkheid, die met de functie samenhangt, wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-raadsleden, aan de gemeenteraad als zodanig, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie de raadsleden hun functies vervullen.

2.3 Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst integriteit in een breder perspectief:

  • respect en vertrouwen: raadsleden handelen jegens elkaar, de leden van het college en de ambtenaren op basis van respect en vertrouwen;

  • dienstbaarheid: het handelen van een raadslid is altijd en volledig op het belang van de gemeente en op de organisatie en burgers, die daarvan onderdeel uitmaken.

  • functionaliteit: het handelen van een raadslid heeft een herkenbaar verband met de functie, die hij vervult;

  • onafhankelijkheid: het handelen van een raadslid wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden;

  • openheid: het handelen van een raadslid is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van het raadslid en zijn beweegredenen daarbij;

  • betrouwbaarheid: op een raadslid moet men kunnen rekenen. Hij houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie, waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven;

  • zorgvuldigheid: het handelen van een raadslid is zodanig, dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

3 Belangenverstrengeling en aanbesteding

3.1 Een raadslid doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties, waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt.

De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

3.2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt het raadslid (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

3.3 Een raadslid, dat familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

3.4 Een raadslid neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

4 Nevenfuncties

4.1 Een raadslid waakt ervoor geen nevenfuncties te vervullen die strijdig zijn of kunnen zijn met het belang van de gemeente.

4.2 Een raadslid maakt melding van zijn nevenfuncties, waarbij tevens wordt aangegeven of de functies wel of niet bezoldigd zijn. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

4.3 De kosten, die een raadslid maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q. nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de functie wordt uitgeoefend.

4.4 Een raadslid, dat een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, stelt dit voornemen in het presidium aan de orde.

4.4 Niet van toepassing.

5 Informatie

5.1 Een raadslid gaat zorgvuldig en correct om met informatie, waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

5.2 Een raadslid houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

5.3 Een raadslid maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

6 Aannemen van geschenken

6.1 Geschenken en giften, die een raadslid uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente.

Hiervoor wordt een gemeentelijke bestemming gezocht.

6.2 Indien een raadslid geschenken of giften ontvangt, die een waarde van minder dan € 50,00 vertegenwoordigen, kunnen deze, in afwijking van het bovenstaande, worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

6.3 Geschenken en giften, als bedoeld onder 6.1, worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het presidium waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen, tenzij het geschenken of giften betreft die een waarde van minder dan € 50,00 vertegenwoordigen.

7 Bestuurlijke uitgaven

7.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

7.2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

  • met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en

  • de uitgave vloeit voort uit de functie.

8 Declaraties

8.1 Het raadslid declareert geen kosten, die reeds op andere wijze worden vergoed.

8.2 Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

8.3 In geval van twijfel omtrent een declaratie wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het presidium voorgelegd.

9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

9.1 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

10 Reizen buitenland

10.1 Een raadslid, dat als zodanig het voornemen heeft op kosten van de gemeente een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het presidium.

10.2 Een raadslid, dat het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

10.3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke, op kosten van derden, worden altijd besproken in het presidium en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

10.4 Van de reis wordt een verslag opgesteld en aan het presidium aangeboden.

10.5 Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een raadslid is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het presidium betrokken.

10.6 Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is niet toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het presidium betrokken.

10.7 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het presidium. De extra reis- en verblijfskosten komen volledig voor rekening van het raadslid.

10.8 De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.