Regeling vervallen per 01-01-2010

Havenverordening Venlo

Geldend van 04-01-2001 t/m 31-12-2009

Intitulé

Havenverordening Venlo

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    haven: de wateren en de insteekhaven aan de westelijke Maasoever, ter hoogte van het Haven- en Industriegebied, met uitzondering van “De Jachthaven”, zoals op de bij de vervallen verordening behorende en daarvan deeluitmakende tekening is aangegeven;

  • b.

    kade: terreinen, oevers, steigers en dergelijke in de haven;

  • c.

    schipper: de bevelvoerder van het vaartuig of zijn vervanger;

  • d.

    vaartuig: elk drijvend voorwerp, tot de vaart gebruikt of bestemd; daaronder begrepen: drijvende werktuigen als bokken, kranen, elevators, baggerwerktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten;

  • e.

    haveninrichting: de in de haven aanwezige kranen en trechters, al dan niet eigendom van de gemeente Venlo;

  • f.

    havenmeester: de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemde ambtenaar of zijn plaatsvervanger;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2

Het college kan nadere regels vaststellen betreffende het gebruik van de haven, de kade en de haveninrichting.

Artikel 3

Eenieder is gehouden elk bevel, door de in artikel 22 genoemde personen tot handhaving van de openbare orde en veiligheid in de haven en op de kade of ter uitvoering van deze verordening gegeven, na te komen.

Artikel 4

  • 1.

    Aan het verlenen van vergunningen kunnen nadere voorschriften worden verbonden.

  • 2.

    Die vergunningen kunnen slechts schriftelijk worden verleend. Zij worden geacht tot wederopzegging te zijn verleend, tenzij een bepaalde tijdsduur is vermeld.

  • 3.

    Indien de vergunningsvoorschriften, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, niet in acht worden genomen, wordt de houder van een zodanige vergunning geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.

  • 4.

    Vergunningen moeten door de houder op eerste vordering van de personen, die belast zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening of krachtens deze verordening gestelde regels, aan hen ter inzage worden verstrekt.

Hoofdstuk 2 De orde en veiligheid

Artikel 5

  • 1.

    In de haven en aan de kaden worden slechts toegelaten vaartuigen, welke daar moeten laden, lossen, overladen of verblijven.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op rijksvaartuigen en op vaartuigen, waarvoor krachtens het bepaalde in de artikelen 14 en 15 door het college vergunning tot het innemen van een ligplaats is verleend.

Artikel 6

Het is verboden zonder vergunning van het college in de haven rondvaarten te onderhouden dan wel met een openbaar middel van personenvervoer een verbinding tussen bepaalde punten te onderhouden.

Artikel 7

Het is verboden om in de haven sneller te varen dan 9 km per uur.

Artikel 8

De schipper is verplicht te allen tijde aan de havenmeester op diens verzoek de geldige meetbrief en de lading-documenten van het vaartuig ter inzage te verstrekken.

Artikel 9

  • 1.

    Wanneer een vaartuig schade heeft veroorzaakt aan de haven, de kaden, de haveninrichting, enig eigendom van de gemeente of aan eigendommen van derden, is de schipper verplicht daarvan uiterlijk binnen één uur na dit tijdstip mededeling te doen aan de havenmeester.

  • 2.

    In geval van toegebrachte schade wordt door de havenmeester een rapport opgemaakt, welk rapport zo spoedig mogelijk aan het college wordt toegezonden.

  • 3.

    Het rapport behoort in ieder geval te vermelden:

    • a.

      de wijze, waarop de schade is ontstaan;

    • b.

      het bedrag, waarop de kosten van herstel van de schade wordt begroot;

    • c.

      de namen en adressen van personen, die tot schadevergoeding gehouden worden geacht;

    • d.

      alle verdere feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het ongeval en de vaststelling van de aansprakelijkheid.

  • 4.

    In geval van toegebrachte schade is de havenmeester bevoegd de vaart van het betrokken vaartuig te beletten en te eisen dat, alvorens de vaart wordt voortgezet, een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is gesteld ten bedrage van de getaxeerde kosten van herstel van het beschadigde werk.

Artikel 10

  • 1.

    De schipper van een in de haven gezonken vaartuig is verplicht onmiddellijk na het zinken van het vaartuig aan de havenmeester daarvan kennis te geven en zowel bij dag als bij nacht zodanige bakens of veiligheidsseinen op het gezonken vaartuig te plaatsen als de havenmeester zal gelasten.

  • Deze

    bakens of veiligheidsseinen moeten door ten minste één man worden bewaakt.

  • 2.

    De schipper is verplicht er voor zorg te dragen, dat het gezonken vaartuig binnen een door het college te bepalen termijn wordt gelicht en vervoerd.

  • 3.

    Alle voorwerpen van welke aard ook, die in de haven geraken en voor de scheepvaart gevaar of hinder opleveren, zullen onmiddellijk, op daartoe gegeven last van de havenmeester, uit de haven moeten worden verwijderd door degene, door wiens toedoen of nalatigheid zulks is geschied.

  • Is

    deze persoon onbekend, dan rust deze verplichting op de eigenaar van die voorwerpen.

Artikel 11

  • 1.

    De schipper, die ten behoeve van een vaartuig van de haven of van de kaden gebruik maakt, is verplicht er voor zorg te dragen, dat zich te allen tijde iemand op het vaartuig bevindt, die in staat is dat vaartuig te bewaken.

  • 2.

    Indien ten genoegen van de havenmeester wordt aangetoond, dat op andere wijze genoegzaam in de bewaking is voorzien, kan van het bepaalde in het eerste lid worden afgeweken.

Artikel 12

Ingeval aan boord van een in de haven aanwezig vaartuig brand of een calamiteit, van welke aard dan ook ontstaat, zijn de schipper van dat vaartuig en de schippers van de in de nabijheid daarvan aanwezige vaartuigen verplicht onverwijld de door de havenmeester en de door of namens de commandant van de brandweer gegeven aanwijzingen en bevelen ter bestrijding of ter voorkoming van uitbreiding van de brand casu quo de calamiteit op te volgen.

Artikel 13

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester de haven binnen te varen met een vaartuig, dat licht-brandbare, -ontvlambare en/of ontplofbare stoffen, alsmede gassen, waarvan de aanwezigheid gevaar voor de veiligheid of het verkeer in de haven kan opleveren, aan boord heeft.

  • 2.

    De schipper van een dergelijk vaartuig is verplicht, bij overtreding van bedoeld verbod, dat vaartuig op eerste aanzegging van de havenmeester binnen de daarbij gestelde termijn en langs de door deze aangegeven route zonder onderbreking de haven te doen verlaten.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel en hetgeen overigens in de ter zake geldende wettelijke voorschriften is bepaald, is de schipper van een in de haven aanwezig vaartuig, waarin goederen, stoffen of gassen aanwezig zijn of zullen worden geladen, welke gevaar voor de veiligheid of het verkeer in de haven kunnen opleveren, gehouden bij het vervoeren, laden of lossen van die goederen, stoffen of gassen die maatregelen te treffen, welke hem door de havenmeester ter voorkoming of beperking van dat gevaar worden/zijn voorgeschreven.

Hoofdstuk 3 De ligplaatsen

Artikel 14

  • 1.

    Het is de schipper van een vaartuig verboden ligplaats in te nemen op een andere dan door de havenmeester aangewezen plaats.

  • 2.

    Vaste ligplaatsen, al dan niet met gebruik van opslagterrein, kunnen door het college ten behoeve van bepaalde vaartuigen bij vergunning worden toegewezen.

  • 3.

    De aanwijzing van een ligplaats ontheft de schipper niet van de verplichting om zich er van te overtuigen, dat die plaats voor zijn vaartuig veilig is.

Artikel 15

Het is verboden zonder vergunning van het college in de haven of aan de kaden ligplaats in te nemen met een vaartuig, dat gebruikt wordt uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot magazijn, werk- of bergplaats, tot het uitoefenen van enig ander bedrijf dan vervoer, tot het drijven van handel, of tot het uitoefenen van een beroep.

Artikel 16

  • 1.

    De schipper, aan wie een ligplaats is aangewezen, is, indien de havenmeester zulks nodig acht, verplicht bij vorst of ijsgang het water rondom zijn vaartuig zoveel mogelijk open te houden.

  • 2.

    Raakt het vaartuig desalniettemin ingevroren en wenst de schipper onder deze omstandigheden zijn ligplaats te verlaten of ontvangt hij daartoe het bevel van de havenmeester, dan is hij verplicht voor zijn rekening en risico het ijs te breken of te laten breken.

Hoofdstuk 4 De haveninrichting en het gebruik van de haven casu quo de kaden

Artikel 17

Het is verboden zonder vergunning van het college:

  • a.

    vaste of verplaatsbare mechanische inrichtingen voor het laden en lossen, zoals kranen, trechters, los- en laadbruggen, transporteurs of dergelijke toestellen aan de haven of op de kaden te hebben of in gebruik te nemen;

  • b.

    aan de haven of op de kaden direct of indirect te laden of te lossen door middel van drijvende kranen, transporteurs of soortgelijke inrichtingen.

Artikel 18

Het is aan de bedrijven, onmiddellijk aan de haven of aan de kaden grenzend, zonder vergunning van het college verboden op hun terrein ten behoeve van derden vaartuigen te laden of te lossen, of te doel laden en lossen.

Het is de in het eerste lid van dit artikel genoemde bedrijven eveneens verboden gebruik te maken van de haven voor het laden en lossen van vaartuigen vanaf hun terreinen, tenzij deze bedrijven, onder goedkeuring van het college, de nodige voorzieningen voor het afmeren en het laden en lossen hebben getroffen.

Artikel 19

  • 1.

    Het is zonder toestemming van de havenmeester verboden:

    • a.

      de kaden in gebruik te nemen voor het opslaan van goederen of voor welke andere doeleinden dan ook;

    • b.

      op de kaden, goederen of stoffen, welke in een vaartuig moeten worden geladen of uit een vaartuig moeten worden gelost, op te slaan of te hebben binnen een afstand van 5 meter uit de kademuren of walbeschoeiing;

    • c.

      op de kaden goederen te laten liggen na verloop van de door de havenmeester voor het inladen of vervoeren bepaalde termijn.

  • 2.

    Het college is bevoegd het laden en lossen aan de kaden te beperken tot door hen aan te wijzen plaatsen.

Hoofdstuk 5 Maatregelen tegen verontreiniging

Artikel 20

1. Het is verboden as, resten van levensmiddelen, afval, huisvuil, puin, zand, modder, olie of enige andere vloeistof, welke tot vervuiling van het water aanleiding kan geven, kadavers, chemicaliën of soortgelijke stoffen en voorwerpen of ander vuilnis overboord of van de kaden in het openbaar water te werpen, te vegen, te pompen, te laten vallen, te doen zinken of uit te laten vloeien.

2. Iedere schipper, die ten gevolge van al dan niet voorziene omstandigheden met zijn vaartuig langdurig in de haven of aan de kaden moet verblijven, is verplicht het aan boord van zijn vaartuig aanwezige huisvuil te deponeren op een vanwege de gemeente voorgeschrevene wijze en plaats.

Artikel 21

De gebruikers van de kaden zijn verplicht, indien ten gevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis, puin, gruis, kalk, sintels, kolen, aarde, olieproducten of afvallen daarvan, chemicaliën of andere daarmee gelijk te stellen stoffen op de kaden of het haventerrein zijn achtergebleven, te zorgen dat deze kaden en/of terreinen behoorlijk, zulks ter beoordeling van de havenmeester, van deze afvallen casu quo stoffen worden gereinigd binnen 24 uur na beëindiging der werkzaamheden en indien die werkzaamheden langer dan een dag duren, ten minste éénmaal per dag.

Hoofdstuk 6 Toezicht- en strafbepalingen

Artikel 22

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij collegebesluit aangewezen personen.

Artikel 23

Overtreding of niet-nakoming van enige bepaling van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste 2 maanden.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24

  • 1.

    Vergunningen verleend krachtens deze verordening en de daaraan verbonden voorschriften blijven - indien en voor zover het verbod, waarop de vergunning betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergunningen worden geacht vergunningen in de zin van deze verordening te zijn.

Artikel 25

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop zij is afgekondigd.

  • 2.

    Op dat tijdstip wordt ingetrokken de Havenverordening Venlo, zoals deze door de gemeenteraad van Venlo is vastgesteld.

Artikel 26

Deze verordening wordt aangehaald als “Havenverordening Venlo”.