Regeling Werkvoorzieningschap Aanvullende Arbeid Venlo en omstreken

Geldend van 01-02-1981 t/m heden

Intitulé

Regeling Werkvoorzieningschap Aanvullende Arbeid Venlo en omstreken

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Aanvullende Arbeid Venlo en omstreken;

    • b.

      het schap: het Werkvoorzieningschap Aanvullende Arbeid Venlo en omstreken;

    • c.

      het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het schap;

    • d.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het schap;

    • e.

      de voorzitter: de voorzitter van het algemeen en van het dagelijks bestuur van het schap;

    • f.

      de gemeente: een aan de regeling deelnemende gemeente;

    • g.

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Limburg;

    • h.

      de Wet: de Wet Sociale Werkvoorziening;

    • i.

      werkverbanden en werkobjecten: werkverbanden en werkobjecten als bedoeld in de Wet;

    • j.

      werknemer: degene, die ingevolge de Wet in een dienstbetrekking tot het schap staat;

    • k.

      dienstbetrekking: een dienstbetrekking krachtens de wet;

    • l.

      het personeel: degenen, die anders dan ingevolge de Wet in dienst van het schap zijn.

  • 2.

    Indien artikelen van de gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard in de regeling, wordt in die artikelen gelezen in plaats van de gemeente, de raad en het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk: het schap, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

Artikel 2 Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd: “Werkvoorzieningschap Aanvullende Arbeid Venlo en omstreken”. Het is gevestigd te Venlo.

  • 2.

    Het rechtsgebied van het schap omvat het grondgebied van de gemeenten.

Artikel 3 Het doel van het schap

Het schap heeft tot doel het uitvoeren van de Wet door middel van:

  • 1.

    het aanvaarden van de overdracht van de taken en bevoegdheden, genoemd in de Wet, van de raden, onderscheidenlijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, met dien verstande dat:

  • a.

    de taken en bevoegdheden, welke ingevolge artikel 7, lid 1, van de Wet aan de gemeentebesturen zijn opgedragen, mede door de gemeentebesturen, naast en in samenwerking met het bestuur van het schap worden uitgeoefend;

  • b.

    de gemeentebesturen, naast en in samenwerking met het bestuur van het schap mede verantwoordelijkheid blijven dragen ten aanzien van de taak om in voldoende, geschikte werkobjecten te voorzien.

  • 2.

    Het oprichten, exploiteren en in stand houden van werkverbanden, omvattende industriële bedrijven, cultuurtechnische en/of civieltechnische objecten, alsmede administratieve en/of dienstverlenende objecten, welke zoveel mogelijk zijn gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van de in de gemeenten woonachtige personen, die tot arbeid in staat zijn, doch voor wie, in belangrijke mate ten gevolge van bij hen gelegen factoren, gelegenheid om onder normale omstandigheden arbeid te verrichten niet of voorshands niet aanwezig is.

Artikel 4 Het bestuur van het schap

Het bestuur van het schap bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 2 Het algemeen bestuur

Artikel 5 Samenstelling

  • 1.

    Aan het hoofd van het schap staat het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bestaat uit ten hoogste 16 leden, waarvan:

    • a.

      de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, al dan niet uit hun midden, elk een lid en een plaatsvervanger aanwijzen;

    • b.

      het (algemeen) bestuur van de Stichting Werkplaatsen voor Aangepaste Arbeid te Venlo, al dan niet uit zijn midden, ten hoogste zes leden en hun plaatsvervangers aanwijst;

    • c.

      het algemeen bestuur ten hoogste drie leden benoemt, van wie op grond van hun persoonlijke kwaliteiten een positieve inbreng kan worden verwacht.

  • 3.

    De in lid 2, sub a en b van dit artikel bedoelde plaatsvervangers vervangen de leden bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis.

  • 4.

    De aanwijzing of benoeming van de in dit artikel bedoelde leden en hun plaatsvervangers geschiedt voor de tijd van ten hoogste vier jaren.

  • De zittingsduur van alle leden is gelijk aan die van de gemeenteraad. Zij treden af op de dag, waarop de gemeenteraad aftreedt. De aftredende leden en hun plaatsvervangers kunnen terstond opnieuw worden aangewezen of benoemd.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter en de secretaris.

Artikel 6 Werkwijze

  • 1.

    a. Elk lid, als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub a., van de regeling brengt voor iedere 10.000 inwoners of gedeelte, daarvan van de gemeente, welke het vertegenwoordigt, één stem uit. Voor de berekening van het inwonertal wordt uitgegaan van het aantal inwoners op 1 januari van het aan het lopende kalenderjaar voorafgaande jaar.

  • Voor de vaststelling van het inwonertal worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

    • b.

      Elk lid, als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b., van de regeling brengt twee stemmen uit.

    • c.

      Elk lid, als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub c., van de regeling brengt één stem uit.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee keer en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of tenminste eenderde van de zitting hebbende leden dit, met opgave van redenen, schriftelijk verzoekt. In dit laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek gehouden.

  • 3.

    Een vergadering van het algemeen bestuur wordt niet gehouden, wanneer blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van de zitting hebbende leden aanwezig is. In dit geval wordt een nieuwe vergadering uitgeschreven, binnen veertien dagen te houden. In deze tweede vergadering worden uitsluitend onderwerpen, op de agenda van de eerste vergadering vermeld, aan de orde gesteld. Deze laatste vergadering wordt gehouden, ongeacht het aantal leden, dat is opgekomen.

  • 4.

    De leden onthouden zich van medestemmen over de zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen, die hen, hun echtgenote of hun bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

  • Een benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 5.

    Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • Indien bij het nemen van een besluit over een zaak door geen van de leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

  • 6.

    Een stemming is nietig, indien niet meer dan de helft van de leden, die zitting hebben en zich niet van medestemmen moeten onthouden, aan de stemming heeft deelgenomen.

  • Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, worden leden, die blanco briefjes ingeleverd hebben, voor wat de geldigheid van de stemming betreft, geacht aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 7.

    Een stemming is geldig, ongeacht het aantal leden, dat er aan heeft deelgenomen ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, ten aanzien waarvan in een vroegere vergadering een stemming op grond van het bepaalde in het zesde lid nietig was. Hetzelfde geldt in een vergadering, als bedoeld in de laatste zin van het derde lid.

  • 8.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van de leden, die aan de stemming hebben deelgenomen.

  • Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen worden leden, die blanco briefjes ingeleverd hebben, voor het bepalen van de uitslag geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 9.

    Bij het staken van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze vergadering wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • Ingeval omtrent het benoemen, voordragen of aanbevelen van personen de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot.

Hoofdstuk 3 Het dagelijks bestuur

Artikel 7 Samenstelling en werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit 7 leden, te weten:

    • a.

      de voorzitter van het algemeen bestuur;

    • b.

      de secretaris van het algemeen bestuur;

    • c.

      5 leden, door het algemeen bestuur te kiezen uit zijn midden.

  • Deze samenstelling geschiedt zodanig, dat van het dagelijks bestuur tenminste 4 leden, als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub a deel uitmaken.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur houden van rechtswege op lid van het dagelijks bestuur te zijn, wanneer zij geen zitting meer hebben in het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kiest uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris, welke tevens plaatsvervangend voorzitter onderscheidenlijk plaatsvervangend secretaris van het algemeen bestuur zijn.

  • 4.

    a. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste tien keer per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste 2 van de leden dit, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken.

  • 5.

    De leden van het dagelijks bestuur hebben enkelvoudig stemrecht.

  • 6.

    Bij aftreden van het algemeen bestuur blijft het dagelijks bestuur aan totdat het nieuwe algemeen bestuur zijn taak aanvaard heeft.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden en verplichtingen van het algemeen en het dagelijks bestuur

Artikel 8

  • 1.

    Alle taken en bevoegdheden in het kader van de regeling, welke niet aan anderen zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Dit bestuur kan, voorzover de regeling daarin niet voorziet, bij afzonderlijk besluit taken en bevoegdheden aan het dagelijks bestuur, commissies of werkgroepen overdragen, zo nodig onder het stellen van regelen en/of voorwaarden.

Artikel 9

Het algemeen bestuur besluit, onverminderd het overige in de regeling bepaalde, omtrent:

  • 1.

    de benoeming en het ontslag van de directeur(en) van het schap; het stelt voor deze functionaris(sen) een instructie vast;

  • 2.

    de aanwijzing van werkverbanden en de daarmede samenhangende organisatiestructuur en personeelsformatie in hoofdzaken; het stelt daarbij het werkterrein en/of de taakomvang per werkverband vast;

  • 3.

    het aangaan, wijzigen en beëindigen van een rechtsbetrekking, op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet, met een privaatrechtelijke rechtspersoon;

  • 4.

    het aanwijzen van een deskundige, als bedoeld in artikel 265 bis van de gemeentewet, welke deskundige belast is met de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van het schap;

  • 5.

    het kopen, ruilen of vervreemden, het bezwaren of verpanden, het verhuren of verpachten, of op enige andere wijze in gebruik geven van de schapseigendommen;

  • 6.

    het voeren van rechtsgedingen vanwege het schap;

  • 7.

    het lid worden van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen, voorzover zulks voor het realiseren van de doelstelling nuttig en noodzakelijk wordt geoordeeld en met inachtneming van de wettelijke bepalingen daaromtrent.

Artikel 10

Het algemeen bestuur stelt een huishoudelijk reglement vast. Dit reglement mag geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met de regeling. Het algemeen bestuur brengt dit reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen zo spoedig mogelijk ter kennis van Gedeputeerde Staten en van de besturen van de gemeenten.

Artikel 11

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies en/of werkgroepen instellen, op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wet en overigens voorzover het algemeen bestuur zulks nodig oordeelt.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de taken, de bevoegdheden en de samenstelling van de commissies en/of werkgroepen.

Artikel 12

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur op verzoek van Gedeputeerde Staten of één of meer besturen van gemeenten te dienen van bericht en raad omtrent alle zaken, het schap betreffende.

  • 2.

    Zij zijn bevoegd ongevraagd aan de besturen van de gemeenten advies te geven of voorstellen te doen, welke zij in verband met de regeling nodig achten.

Artikel 13

De leden van het algemeen bestuur mogen noch middellijk noch onmiddellijk deelnemen aan onderhandse pacht van goederen of inkomsten van het schap, noch aan leveringen of aannemingen ten behoeve van het schap.

Artikel 14

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het voorbereiden van voorstellen aan het algemeen bestuur over een verdere ontwikkeling en uitvoering van de in de doelstelling genoemde taken; het stelt nadere regels voor of vast met betrekking tot de uitvoering van deze taken;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen voorts in het algemeen bestuur ter kennisneming, overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het plaatsen van personen in een werkverband en het met hen aangaan van een dienstbetrekking; het dagelijks bestuur kan, onder nader door het algemeen bestuur te bepalen voorwaarden; ook werknemers toelaten uit andere gemeenten dan die de regeling hebben aangegaan;

    • e.

      het beheren van de inkomsten en uitgaven van het schap, zover dit niet bij of krachtens de Wet aan anderen is opgedragen;

    • f.

      de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding, voorzover deze van het dagelijks bestuur afhangt;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

    • h.

      het vaststellen van de organisatiestructuur en de personeelsformatie in onderdelen, met inachtneming van het door het algemeen bestuur vastgestelde op grond van het bepaalde in artikel 9, sub 2, van de regeling;

    • i.

      het, behoudens het in artikel 9 van de regeling bepaalde, benoemen en ontslaan van personeel in dienst van het schap en het zo nodig vaststellen van instructies voor dat personeel;

    • j.

      het toezien op het beheer en onderhoud van alle schapswerken en -eigendommen;

    • k.

      alles wat verder het dagelijks beheer van het schap aangaat.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn voor het door dit college gevoerde bestuur verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur en geven aan dit bestuur te dien aanzien alle verlangde inlichtingen.

Artikel 15 Jaarverslag werkzaamheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 juni een ontwerp-verslag aan over de werkzaamheden van het schap over het afgelopen kalenderjaar.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt dit verslag vast.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt dit verslag binnen één maand na de vaststelling toe aan de minister van sociale zaken, aan Gedeputeerde Staten en aan de gemeenten.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 16

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Hij is belast met de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Hij tekent de stukken, die van het algemeen en van het dagelijks bestuur uitgaan, met inachtneming van het in artikel 17, lid 2, van de regeling, bepaalde.

  • Hij kan onder eigen verantwoordelijkheid en behoudens de beperkingen, die, wat de stukken betreft welke van het dagelijks bestuur uitgaan, door dit bestuur worden gesteld, het tekenen van bepaalde stukken, die van het dagelijks bestuur of van hem uitgaan, aan anderen opdragen.

  • Wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt, dan doet hij hiervan mededeling aan het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen het schap in en buiten rechte. Indien de voorzitter en/of de secretaris behoren tot het bestuur van een van aan de regeling deelnemende gemeenten, die partij is in een geding, waarbij het schap betrokken is, dan vertegenwoordigen de plaatsvervangend voorzitter en/of plaatsvervangend secretaris het schap.

  • Indien de plaatsvervangend voorzitter en/of de plaatsvervangend secretaris behoren tot het bestuur van een van de aan de regeling deelnemende gemeenten, die tevens partij is in het in de vorige zin bedoelde geding, dan wijst het dagelijks bestuur een ander lid onderscheidenlijk twee andere leden van het dagelijks bestuur als vertegenwoordiger(s) aan.

  • De voorzitter en/of de secretaris kunnen de vertegenwoordiging buiten rechte aan een door hen aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Hoofdstuk 6 De secretaris

Artikel 17

  • 1.

    De secretariaatswerkzaamheden worden uitgevoerd door of onder toezicht en verantwoordelijkheid van de secretaris, als bedoeld in artikel 5, lid 5.

  • 2.

    Door hem worden alle stukken, die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan, mede-ondertekend.

Hoofdstuk 7 Het personeel

Artikel 18

Op het personeel zijn van overeenkomstige toepassing de rechtspositieregelingen voor het personeel van de gemeente Venlo, zoals die rechtspositieregelingen thans luiden en in de toekomst komen te luiden, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Hoofdstuk 8 De financiën

Artikel 19 Regeling betreffende het beheer, de financiën en de controle

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, mede gelet op het terzake bepaalde in de Wet, een regeling vast betreffende het beheer, de financiën en de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van het schap.

  • Deze regeling en de daarin aan te brengen wijzigingen behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. In deze regeling wordt een bepaling opgenomen omtrent het verzekeren van de gelden van het schap in verband met het risico van benadeling door het personeel en/of anderen.

  • Een exemplaar van deze regeling, alsmede van de eventuele wijzigingen daarin, worden aan de besturen van de gemeenten toegezonden.

  • 2.

    De artikelen 265 bis tot en met 265 sexies van de gemeentewet zijn voor de regeling betreffende de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur dient jaarlijks vóór 1 augustus een ontwerp-begroting van baten en lasten en van kapitaalinkomsten en -uitgaven voor het volgende kalenderjaar, vergezeld van een memorie van toelichting, bij het algemeen bestuur in.

  • 2.

    In de ontwerp-begroting worden aangegeven de, naar raming, door de gemeenten voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdragen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting vóór 1 augustus tevens aan de besturen van de gemeenten, die vóór 15 september daaropvolgende bij het algemeen bestuur hun bezwaren kunnen indienen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt vóór 1 november daaropvolgende de begroting vast. Deze wordt terstond aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring ingezonden onder overlegging van de eventueel door de besturen van de gemeenten ingediende bezwaren. De vastgestelde begroting wordt tegelijkertijd aan de besturen van de gemeenten gezonden.

  • 5.

    Na ontvangst van bericht van goedkeuring van de begroting of onthouding van goedkeuring aan de begroting van Gedeputeerde Staten worden de besturen van de gemeenten door het dagelijks bestuur hiervan in kennis gesteld.

  • 6.

    Met betrekking tot wijziging van de begroting is het bepaalde in de voorafgaande leden van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Voor af- en overschrijvingen op de posten van de begroting is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing, voorzover hiervoor niet bij de begroting zelf of bij een afzonderlijk, door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van het algemeen bestuur, machtiging is verleend.

Artikel 21 Rekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt de rekening van baten en lasten en van kapitaalinkomsten en -uitgaven, alsmede een voorlopige berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen, met alle bijbehorende bescheiden, waaronder de balans, vóór 1 juni van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de regeling aangewezen deskundige en verder hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening voorlopig vast vóór 1 juli daaropvolgende.

  • 3.

    Zij wordt terstond na de voorlopige vaststelling, met alle bijbehorende stukken, aan Gedeputeerde Staten ter vaststelling aangeboden.

  • 4.

    Een exemplaar van de voorlopig vastgestelde rekening wordt onder vermelding van de voorlopig vastgestelde bijdragen van de gemeenten aan de besturen van de gemeenten toegezonden.

  • 5.

    Van de vaststelling van de rekening door Gedeputeerde Staten wordt terstond aan de besturen van de gemeenten mededeling gedaan.

  • 6.

    Het besluit van Gedeputeerde Staten, houdende vaststelling van de rekening, strekt, voorzover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft, het dagelijks bestuur en het rekenplichtig personeel tot ontlasting, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

  • Gedeputeerde Staten kunnen het dagelijks bestuur of het rekenplichtig personeel afzonderlijk ontlasten, zo zij beider beheer niet voor gelijktijdige goedkeuring vatbaar achten.

Artikel 22 Financiering

  • 1.

    Het algemeen bestuur regelt de geldleningen, het uitlenen van gelden, het aangaan van rekening-courantovereenkomsten en hetgeen verder de geldmiddelen van het schap aangaat.

  • 2.

    De gemeenten zijn gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente en aflossing van de op grond van het bepaalde in het vorige lid opgenomen gelden, zulks in verhouding tot het aantal inwoners van deze gemeenten per 1 januari van het jaar van sluiting van de lening of het aangaan van de rekening-courantovereenkomst.

  • 3.

    Besluiten, genomen op grond van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Artikel 23 Verrekening kosten werknemers van buiten de gemeenten

De verrekening van de kosten verbonden aan de toelating van de in artikel 14, lid 1, sub d, laatste volzin, genoemde werknemers, vindt plaats overeenkomstig de terzake door het algemeen bestuur vast te stellen regelen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, lid 1, aanhef en sub d, van de regeling.

Artikel 24 Verdeling baten en lasten

  • 1.

    Het exploitatietekort, verband houdende met de algemene publiekrechtelijke beheerstaak van het schap, verminderd met verkregen bijdragen op grond van de regelen als bedoeld in artikel 23 van de regeling, wordt omgeslagen over de gemeenten op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar.

  • Voor de vaststelling van het inwonertal worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers.

  • In het jaar van toetreding tot de regeling geldt voor een gemeente het aantal inwoners op 1 januari van het jaar van toetreding, vermenigvuldigd met zoveel twaalfden als die gemeente in het jaar van toetreding volle maanden aan de regeling deelneemt.

  • 2.

    Nadat het algemeen bestuur, met toepassing van artikel 42 van de Wet, een zo hoog mogelijke aanvullende rijksvergoeding heeft verkregen, worden resterende exploitatietekorten, vastgesteld per werkverband, als volgt per werkverband omgeslagen over de gemeenten:

    • a.

      de tekorten worden eerst verminderd met verkregen bijdragen op grond van de regelen, als bedoeld in artikel 23 van de regeling;

    • b.

      van de dan resterende tekorten worden:

      • -

        25% omgeslagen op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar; het bepaalde in de tweede en derde volzin van lid 1 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing;

      • -

        75% omgeslagen over de deelnemende woongemeenten van de werknemers naar evenredigheid van de geleverde direct productieve manuren van die werknemers gedurende het begrotingsjaar.

  • 3.

    Wanneer het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dient elke gemeente op verzoek een voorschot op haar vermoedelijk aandeel in het nadelig saldo te verstrekken.

  • 4.

    Een exploitatie-overschot wordt door het algemeen bestuur gereserveerd voor een bestemming die binnen het raam van de doelstelling van het schap is gelegen.

Hoofdstuk 9 Het archief

Artikel 25

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het schap en zijn organen overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.

  • 2.

    Deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.

Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 26

  • 1.

    Andere gemeenten kunnen tot de regeling toetreden bij het besluit van het betrokken gemeentebestuur, goed te keuren door het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regelen vast, waaronder het deelnemen aan de regeling wordt toegestaan.

  • 3.

    De toetreding gaat niet eerder in dan op de dag, volgend op die, waarop het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde besluit van de toetredende gemeente(n) in de Nederlandse Staatscourant is gepubliceerd.

Artikel 27

  • 1.

    Elk gemeentebestuur kan, voor het eerst in 1985, een besluit nemen, waarbij de deelneming aan de regeling wordt opgezegd, ingaande drie jaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot opzegging is genomen.

  • 2.

    De uittredende gemeente blijft aansprakelijk voor de schulden van het schap op het tijdstip van uittreden naar evenredigheid van de in de laatste drie jaren van deelneming geleverde direct productieve manuren van de in die gemeente woonachtige werknemers.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan in bijzondere gevallen bij een besluit, genomen met een meerderheid van tenminste tweederde van het aantal stemmen, afwijking van de in lid 1 van dit artikel genoemde opzeggingstermijn toestaan.

Artikel 28

  • 1.

    De regeling wordt gewijzigd of opgeheven, indien tenminste tweederde van de raden, onderscheidenlijk de college van burgemeester en wethouders van de gemeenten, ieder voorzover zij voor hun eigen gemeenten bevoegd zijn, daartoe besluiten.

  • 2.

    De wijziging of de opheffing gaat niet eerder in dan op de dag, volgende op die, waarop de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde besluiten in de Nederlandse Staatscourant zijn gepubliceerd.

  • 3.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. De aansprakelijkheid van eerder uitgetreden gemeenten, als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de regeling, blijft onverminderd gehandhaafd.

  • 4.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur - gehoord de gemeenten - vastgesteld en behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Zo nodig blijft het algemeen bestuur ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

Hoofdstuk 11 Overgangsbepalingen

Artikel 29

  • 1.

    De eerste aanwijzing van leden van het algemeen bestuur moet uiterlijk vier weken na de dag van inwerkingtreding van de regeling hebben plaatsgevonden.

  • 2.

    a. De begroting wordt voor de eerste maal vastgesteld voor een tijdvak, aanvangende op de dag, waarop de regeling in werking treedt, tot het einde van het lopende kalenderjaar. De vaststelling geschiedt zo spoedig mogelijk na het in werking treden van de regeling. b. De eerste rekening heeft betrekking op het in dit lid, sub a, bedoelde tijdvak.

Artikel 30

Door het schap wordt met de werknemers, die op grond van het bepaalde in de artikelen 7 en 16 van de Wet door:

  • a.

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo in dienst zijn genomen en geplaatst bij de in de artikelen 4 van de gemeenschappelijke regelingen “Sociale Werkvoorziening Openluchtobjecten” en “Sociale Werkvoorziening objecten in het kader van de hoofdarbeid” bedoelde dienst sociale werkvoorziening;

  • b.

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen in dienst zijn genomen en geplaatst bij de “Stichting Werkplaatsen voor Aangepaste Arbeid”, waarvan de werkplaatsen op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wet bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo van 21 december 1970 onderscheidenlijk bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen van 25 mei 1971, als werkverband zijn aangewezen, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de regeling een dienstbetrekking op grond van de Wet aangegaan. Het schap treedt in alle rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de onmiddellijk hieraan voorafgaande dienstbetrekkingen.

Artikel 31

Het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het schap, ieder voorzover zij bevoegd zijn, benoemen het personeel, dat:

  • a.

    ingevolge de artikelen 13 van de gemeenschappelijke regelingen “Sociale Werkvoorziening Openluchtobjecten” en “Sociale Werkvoorziening objecten in het kader van de hoofdarbeid” in dienst is van de gemeente Venlo;

  • b.

    ingevolge arbeidsovereenkomst in dienst is van de Stichting Werkplaatsen voor Aangepaste Arbeid, in dienst van het schap, voorzover dit mogelijk is, indien dat personeel zulks wenst en na overleg met de gemeente Venlo onderscheidenlijk de Stichting Werkplaatsen voor Aangepaste Arbeid, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de regeling.

  • Het

    schap treedt in alle rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit de onmiddellijk hieraan voorafgaande dienstbetrekkingen, met dien verstande dat deze rechten en verplichtingen niet strijdig mogen zijn met het bepaalde in artikel 18 van deze regeling.

Artikel 32

Met ingang van de dag, waarop door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo het opheffingsbesluit, als bedoeld in artikel 23, lid 1, van de gemeenschappelijke regelingen “Sociale Werkvoorziening Openluchtobjecten” en “Sociale Werkvoorziening objecten in het kader van hoofdarbeid” in werking treedt, treedt het schap in alle overige rechten en verplichtingen, omvattende de activa en passiva, waaronder de roerende en onroerende goederen, de kasgelden, de kapitaalverstrekkingen, de in rekening-courant opgenomen kredieten en de overige vorderingen en schulden, alsmede alle rechten en verplichtingen voortvloeiende uit afgesloten contracten, van de in de artikelen 4 van deze gemeenschappelijke regelingen bedoelde dienst sociale werkvoorziening.

Artikel 33

Het schap zal met de Stichting Werkplaatsen voor Aangepaste Arbeid een regeling treffen met betrekking tot de overige rechten en verplichtingen, omvattende de activa en passiva, waaronder de roerende en onroerende goederen, de kasgelden, de geldleningen, de in rekening-courant opgenomen kredieten en de overige vorderingen en schulden, alsmede de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit afgesloten contracten, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 34 Slotbepalingen

  • 1.

    De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1981, tenzij op die datum nog geen bekendmaking als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgehad, in welk geval de inwerkingtreding ingaat op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin zij bekend gemaakt is in de Nederlandse Staatscourant.

  • 2.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo draagt zorg voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde bekendmaking, alsmede voor alle andere door de Wet gemeenschappelijke regelingen geëiste bekendmakingen in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 35

De regeling kan worden aangehaald onder de titel: “Regeling Werkvoorzieningschap Aanvullende Arbeid Venlo en omstreken”.