Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening bodemsanering gemeente Venlo

Geldend van 29-12-2005 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening bodemsanering gemeente Venlo

Titel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

Titel 2 Voorbereiding

Artikel 2

Een melding wordt voor de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt als een aanvraag tot het nemen van een besluit.

Titel 3 Indiening van bescheiden

Artikel 3

  • 1.

    Een melding geschiedt door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld meldingsformulier.

  • 2.

    Het meldingsformulier en daarbij behorende stukken worden in drievoud bij burgemeester en wethouders ingediend.

Titel 4 Saneringsplan

Artikel 4

  • 1.

    Onverminderd de eisen, die artikel 39, eerste lid, Wet bodembescherming aan het saneringsplan stelt, worden in het saneringsplan de volgende gegevens vermeld:

    • 1.

      het adres, de kadastrale aanduiding voorzien van datum en een topografische kaart, waarop de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt is aangegeven;

    • 2.

      een kadastrale kaart voorzien van datum en noordpijl, waarop het geval van verontreiniging is aangegeven, die ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het Kadaster is afgegeven;

    • 3.

      een uittreksel van het kadaster waaruit de huidige eigendomssituatie blijkt, dat ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;

    • 4.

      de naam en het adres van degenen die een zakelijk of een persoonlijk recht hebben op het grondgebied, bedoeld onder 1.a.1, evenals van de gebruikers daarvan;

    • 5.

      een op de ligging van het grondgebied, waarop de verontreiniging zich bevindt, betrekking hebbende uitsnede uit de plankaart van het vigerende bestemmingsplan, evenals de daarbij behorende bestemmingsplanvoorschriften;

    • 6.

      het huidige en eventueel toekomstige gebruik van de locatie;

    • 7.

      een beschrijving van de bodemkundige opbouw en geohydrologische situatie;

    • 8.

      een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding en controle op de voortgang van de sanering en het saneringsresultaat plaatsvindt;

    • 9.

      indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken: de te verwachten hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater in kubieke meters;

    • 10.

      de grootte in vierkante meters van het totale oppervlak waarbij de interventiewaarde voor grond en/ of grondwater wordt overschreden;

    • 11.

      de grootte in kubieke meters van het totale volume waarbij de interventiewaarde voor grond en/ of grondwater wordt overschreden;

    • 12.

      het percentage dat is verontreinigd van elk betrokken perceel;

    • 13.

      de hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater;

    • 14.

      een ontgravingskaart en een grondwateronttrekkingskaart waarop de ontgravingsdieptes en ontgravingscontouren zijn aangegeven

    • 15.

      indien van toepassing een kaart met de situering van het grondwaterontrekkingssysteem incl. grondwaterzuiveringsinstallaties;

    • 16.

      voorzover de sanering betrekking heeft op vluchtige organische stoffen en/of asbest: een omgevingsplan dat aangeeft hoe de risico’s en hinder voor de omgeving tijdens de uitvoering van de sanering worden voorkomen;

    • 17.

      het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden en de doorlooptijd van de saneringswerkzaamheden of de gefaseerde saneringswerkzaamheden;

    • 18.

      een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

    • 19.

      gegevens over de hoeveelheid in kubieke meters, kwaliteit en herkomst van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;

    • 20.

      indien van toepassing: een beschrijving van de wijze waarop de verschillende categorieën vrijkomende grond in depot worden gezet, inclusief een tekening waarop de plaats van het depot of de depots staan aangegeven evenals de beschermende voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming kan het vermelden in het saneringsplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien

    • a.

      bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken, en

    • b.

      daarbij de reden wordt aangegeven waarom deze gegevens ontbreken, en

    • c.

      deze gegevens, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders, niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan.

Titel 5 Wijziging saneringsplan

Artikel 5

Bij een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming, dienen alle gegevens te worden verstrekt die afwijken van de eerder overeenkomstig artikel 4 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming verstrekte gegevens. Tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt wat de reden om van het goedgekeurde saneringsplan af te wijken is, wat de inhoud van de afwijking is en wat de gevolgen van de afwijking zijn oorspronkelijk beoogde saneringsdoelstelling en/ of -maatregelen.

Titel 6 Evaluatieverslag

Artikel 6

  • 1.

    Onverminderd de eisen, die artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming aan een evaluatieverslag stelt, worden in het evaluatieverslag de volgende gegevens vermeld:

    • 1.

      het adres, de kadastrale aanduiding voorzien van datum en een topografische kaart waarop de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevond is aangegeven;

    • 2.

      een korte omschrijving van de bodemverontreinigingsituatie voor de uitvoering van de sanering;

    • 3.

      het (behaalde) resultaat van de sanering voor grond en grondwater, gerelateerd aan het beoogde saneringsresultaat, met een verwijzing naar het goedgekeurde saneringsplan met rapportnummer en de datum van het bijbehorende besluit;

    • 4.

      de gegevens over het verloop van de sanering inclusief de data van de uitvoering;

    • 5.

      de op grond van artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming gemelde en goedgekeurde afwijkingen ten opzichte van het goedgekeurde saneringsplan met een beschrijving van de aangetroffen afwijking dan wel een beschrijving van de afgeweken uitvoering van de sanering;

    • 6.

      het oppervlakte in vierkante meters van de ontgraven grond en/of grondwater;

    • 7.

      het volume in kubieke meters van de ontgraven grond en grondwateronttrekking;

    • 8.

      een beschrijving van de analyseresultaten van de controlegrondmonsters, depotmonsters, in- en effluentmonsters en monsters uit waarnemingsfilters evenals een analyse van de consequenties;

    • 9.

      de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten in euro’s waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten van onderzoek en de kosten van sanering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming kan het vermelden in het evaluatieverslag van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien:

    • a.

      bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken, en

    • b.

      daarbij de reden wordt aangegeven waarom deze gegevens ontbreken, en

    • c.

      deze gegevens, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders, niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het evaluatieverslag.

Titel 7 Nazorgplan

Artikel 7

  • 1.

    Onverminderd de eisen, die artikel 39d van de Wet bodembescherming aan het nazorgplan stelt, worden in het nazorgplan de volgende gegevens vermeld:

    • 1.

      het adres, de kadastrale aanduiding voorzien van het jaartal en een topografische kaart waarop de ligging van het grondgebied waarop de restverontreiniging zich bevindt is aangegeven;

    • 2.

      het gebruik van de locatie waarop het nazorgplan betrekking heeft;

    • 3.

      een korte beschrijving van de geologische en geohydrologische situatie ter plaatse van de locatie;

    • 4.

      een beschrijving van de uitgangspunten waarop het nazorgplan is gebaseerd;

    • 5.

      een beschrijving (van de historie) van de verontreinigingssituatie op de locatie bestaande uit:

      • a.

        een overzicht van de op de locatie uitgevoerde bodemonderzoeken, opgestelde saneringsplannen, besluiten die in het kader van de Wet bodembescherming voor de onderhavige locatie zijn genomen en de op de locatie uitgevoerde saneringen;

      • b.

        kaarten voorzien van een noordpijl waarop zijn weergegeven:

        • I.

          verontreinigingssituatie van de grond en/of het grondwater voor aanvang van de sanering is weergegeven;

        • II.

          de ontgravingsgebieden en de diepte daarvan met de contouren in het horizontale vlak en doorsneden in het verticale vlak; en

        • III.

          de eventuele ontgravingsvoorzieningen en/ of tijdelijke voorzieningen;

        • IV.

          de aard en omvang van de restverontreinigingen in zowel grond als grondwater;

        • V.

          de aard en omvang van de gebieden waarop gebruiksbeperkingen van toepassing zijn;

        • VI.

          de situering van signaleringsdoek en isolerende maatregelen met doorsnede in het verticale vlak;

        • VII.

          de situering van de monitoringspeilbuizen;

        • VIII.

          de situering van drains en pompen;

        • IX.

          de invloed van de grondwateronttrekking op omgeving, weergegeven in isohypsen;

        • X.

          de grondwaterstromingsrichting;

    • 6.

      een omschrijving van de aanpak van beveiligings- en monitoringsmaatregelen evenals de wijze waarop de continuïteit van de passieve en/ of actieve nazorg wordt gewaarborgd;

    • 7.

      indien de maatregelen inhouden het regelmatig inspecteren van de beheers- en/of isolatievoorzieningen die ter uitvoering van de sanering zijn aangebracht dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:

      • a.

        een beschrijving van de wijze waarop de instandhouding van de voorzieningen wordt gewaarborgd en de tijdstippen waarop de voorzieningen worden gecontroleerd;

      • b.

        de wijze en de tijdstippen waarop hierover verslag wordt gedaan aan het bevoegd gezag;

    • 8.

      indien de maatregelen inhouden het periodiek monitoren van de restverontreiniging worden de volgende gegevens verstrekt:

      • a.

        de wijze en het tijdstip waarop monitoring plaatsvindt, inclusief het benoemen van peilbuizen, de te verrichten analyse en de frequentie van bemonstering;

      • b.

        een beschrijving van de vastgestelde signaal- en actiewaarden en daarbij behorende acties;

      • c.

        de wijze en tijdstippen waarop hierover verslag wordt gedaan aan het bevoegd gezag;

    • 9.

      indien de maatregelen inhouden het isoleren van de achtergebleven verontreiniging dient een beschrijving te worden gegeven van de wijze waarop het betrokken gebied wordt beheerd.

    • 10.

      een beschrijving van de handelswijze bij wijziging van het gebruik van de locatie;

    • 11.

      een beschrijving van de handelwijze bij eventuele graafwerkzaamheden op de locatie;

    • 12.

      een begroting van de kosten van de nazorgmaatregelen inclusief de eventuele noodzakelijke vervangingen van de voorzieningen evenals een overzicht van de daarvoor beschikbare middelen;

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39d van de Wet bodembeschermingkan het vermelden in het nazorgplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien:

    • a.

      bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken; en

    • b.

      daarbij de reden wordt aangegeven waarom deze gegevens ontbreken, en

    • c.

      deze gegevens, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders, niet

    • d.

      noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het nazorgplan.

Titel 8 Slotbepalingen

Artikel 8 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Op saneringsplannen, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Verordening bodemsanering gemeente Venlo 2006 blijft de Bodemverordening gemeente Venlo van toepassing.

  • 2.

    Op een sanering of een fase van een sanering zoals is bedoeld in artikel 38, derde lid van de Wet bodembescherming die is uitgevoerd voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening zijn de artikelen 6 en 7 niet van toepassing. Op deze gevallen blijft met betrekking tot de onderwerpen die in genoemde artikelen zijn geregeld de Bodemverordening gemeente Venlo van toepassing.

Artikel 9 Intrekking

De Bodemverordening gemeente Venlo wordt ingetrokken bij datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt inwerking op de dag gelegen na de bekendmaking van het besluit tot vaststelling in het Gemeenteblad.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening bodemsanering gemeente Venlo 2006.