Regeling vervallen per 24-12-2015

Beleidsregel aanpak overlast

Geldend van 25-11-2010 t/m 23-12-2015

Intitulé

Beleidsregel aanpak overlast

Beleidsregels aanpak overlast (Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (WMBVEO)

Gelet op de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet en 4:81 Algemene Wet bestuursrecht;

Op 6 juli 2010 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (WMBVEO). Deze beleidsregel ziet toe op het toepassen van de burgemeestersbevoegdheden bij herhaaldelijk ordeverstorend gedrag op grond van deze wet. De aanvullende bevoegdheden richten zich op het vroegtijdig kunnen stoppen, het preventief ingrijpen en het doorbreken van het ordeverstorend gedrag van een individu of van een groep. Het gaat om nieuwe bevoegdheden uit de Gemeentewet, artikelen 172a en 172b, op basis waarvan de burgemeester (preventief) kan ingrijpen bij ordeverstorend gedrag in bepaalde wijken of gebieden waar de openbare orde onder druk staat, of ten behoeve van het ordelijk verloop van evenementen en voetbalwedstrijden.

Naast deze nieuwe bevoegdheden blijft het mogelijk gebiedsontzeggingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Venlo 2010 (hierna: APV Venlo) op te leggen voor éénmalige ordeverstorende gedragingen, evenals o.a. stadionomgevingsverboden, bestuurlijk ophouden en natuurlijk de bevelsbevoegdheid en het noodrecht o.g.v. de Gemeentewet.

Aanleiding aanpassing Gemeentewet

Aanleiding voor deze wet en de uitbreiding van de Gemeentewet is de toenemende mate van herhaaldelijke vormen van ordeverstorend gedrag, waarbij de huidige bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten onvoldoende toereikend zijn gebleken om de overlastgevende situatie of het geweld te beëindigen. De gevolgen van de overlast zijn voor de omgeving ingrijpend. Mensen voelen zich bedreigd en onveilig, wat bepalend is voor hun veiligheidsbeleving. Maatschappelijk is het onaanvaardbaar dat niet vroegtijdig en direct kan worden opgetreden tegen dit soort ordeverstorend gedrag.

Met de toevoeging van artikel 172a in de Gemeentewet kan de burgemeester een gebiedsverbod, een groepsverbod en/of een meldingsplicht opleggen aan de personen die herhaaldelijk de orde verstoren. Op grond van artikel 172b Gemeentewet kan de burgemeester ook een soortgelijk bevel geven aan de ouders of voogd van een persoon die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt. Overtreding van de verboden is strafbaar gesteld op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) in beginsel vervolgd overeenkomstig de richtlijnen van het OM (zie bijlage 3). Het OM toetst of een maatregel genomen door de burgemeester gelet op de proportionaliteit (maatregel dient in verhouding te staan tot overtreding) en subsidiariteit (is er een lichtere of andere maatregel mogelijk) in dat stadium mogelijk was. Het bevel van de burgemeester moet de gedragingen van de geadresseerde van de maatregel bevatten waardoor de openbare orde is verstoord en die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de maatregel. Daarbij wordt vermeld op welke plaatsen en tijdstippen de geadresseerde de openbare orde heeft verstoord. De maatregel mag niet langer duren dan noodzakelijk is en dient beperkt te worden naar tijd en plaats.

Met deze bevoegdheden kan de burgemeester preventief ingrijpen als personen zich herhaaldelijk ordeverstorend gedragen, zowel individueel als groepsgewijs. De toepassing van deze bevoegdheden is mede afhankelijk van de context waarin de ordeverstorende handelingen worden gepleegd gelet op het beoogde effect van de maatregel.

Samenhang overige bevoegdheden uit de Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 172a Gemeentewet doorkruist niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald.

Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, zoals de gebiedsontzeggingen. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden (artikel 2:1 APV Venlo) en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (artikel 2:48 lid 1 APV Venlo) blijven onverminderd van kracht.

De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en 2:85 APV Venlo (verblijfsontzeggingen) is verschillend. Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden. Het huidige instrument op grond van de APV Venlo maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte ordeverstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging voor zeer korte duur (24 uur, bij herhaling binnen een jaar 14 dagen en daarna 4 weken) op te leggen. Op grond van de APV kan derhalve worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment manifesterend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd.

De gemeente Venlo heeft beleidsregels en instructies voor gebiedsontzeggingen in verband met drugsoverlast (Venlo-Centrum e.o.), uitgaansoverlast (Venlo-Centrum) en voor de wijken Op den Akker, omgeving St. Hubertusplein en de Vossener in Venlo-Blerick in verband met jeugdoverlast.

De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV, bestuurlijk ophouden en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.

De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.

De bevoegdheden op grond van 172a Gemeentewet

Op grond van artikel 172a eerste lid Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen

opleggen:

  • 1.

    gebiedsverbod;

  • 2.

    groepsverbod;

  • 3.

    meldingsplicht.

Ingevolge artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort en bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:

  • 1.

    zich in bepaalde delen van de gemeente niet ophoudt, zonder begeleiding van die persoon die gezag over hem of haar uitoefent;

  • 2.

    zich tussen 20.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door de persoon die het gezag over hem of haar uitoefent.

Voorwaarden bevoegdheden op grond van 172a en 172b Gemeentewet

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • het gaat om een herhaaldelijke verstoring van de openbare orde;

  • er is een ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

  • de overlast is gepleegd door het individu of door een groep;

  • en bij 12 minners:

  • groepsgewijze orde verstorende gedragingen.

Ordeverstorende gedragingen

Een wettelijke definitie van het begrip ‘verstoring van de openbare orde’ is niet te geven. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

Het gaat om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte. Ordeverstorende gedragingen zijn in ieder geval strafbare gedragingen en overtredingen van de APV. De ordeverstoorder krijgt een proces-verbaal voor deze gedragingen. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbeschrijving vallen. Dit moet blijken uit een registratie van toezichthouders in de publieke ruimte. Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:

  • het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen;

  • joelen;

  • naroepen;

  • bespugen;

  • intimiderend overkomen;

  • wildplassen;

  • plakken en kladden;

  • hinderlijk drankgebruik;

  • vernieling van goederen;

  • ingooien van ruiten;

  • het aanbrengen van graffiti;

  • openbare dronkenschap;

  • schelden;

  • vernielingen;

  • wet Mulder feiten.

Hierbij wordt opgemerkt dat voor jeugdoverlast (jongeren tussen 12 en 24) en de groep 12 minners in het bijzonder bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een zwaardere afweging dient te worden gemaakt bij de beoordeling of het kindgedrag als overlastgevend kan worden aangemerkt. Joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevend aangemerkt. De wet Mulder feiten, worden alleen dan meegenomen indien deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied, denk hierbij aan het op de stoep rijden met een scooter.

Herhaaldelijk

Volgens de Van Dale wordt onder herhaaldelijk “meer dan eens” verstaan. Dit betekent dat sprake kan zijn van herhaaldelijk als een persoon meer dan één keer de openbare orde heeft verstoord. Herhaaldelijk houdt ook verband met de periode waarin de gedragingen hebben plaatsgehad. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moeten de gedragingen binnen een afzienbare tijd plaatsvinden. Of sprake is van een afzienbare tijd is weer afhankelijk van de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden.

Bij evenementen die op jaarlijkse basis plaatsvinden is een afzienbare tijd van 13 maanden redelijk, terwijl bij overlast door 12 minners in een bepaalde wijk een afzienbare tijd van 6 maanden redelijk is. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld.

In ieder geval zijn ordeverstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk en blijft handhaving op grond van de APV mogelijk, zoals het inzetten van de gebiedsontzeggingen.

Ernstige vrees

Ordeverstorend gedrag dat herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.

Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol

Er is sprake van een groep bij meer dan 3 personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct – na de eerste overtreding – een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijk een leidende rol te typeren. Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring (Zie arrest Gerechtshof Amsterdam 30 juli 2009, Parketnummer: 21-004032-07).

Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag die de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider worden vervolgd.

Context van de gedragingen

Bij de juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen hebben plaatsgehad zeer relevant. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel.

Toepassing van de bevoegdheden bij overlast

De bevoegdheden van de WMBVEO houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu, hetgeen betekent het recht om zich zonder inmenging van de overheid te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Dit betekent dat de maatregel een legitiem doel moet dienen, waarbij tevens wordt voldaan aan de proportionaliteit en subsidiariteit. In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij van de aanvullende bevoegdheden gebruik zal maken. Dit laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien dit door de bijzondere omstandigheden gelet op de openbare orde noodzakelijk is.

1 Ordeverstorende gedragingen bij evenementen

Indien een persoon binnen 13 maanden herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont tijdens evenementen kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van 3 maanden, waarbinnen het verboden is om zich op een nader te bepalen plaats te begeven.

De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor het verbod wordt opgelegd. Zo kan het verbod, gelet op de evenementenkalender, voor meerdere gebieden tegelijkertijd in de stad gelden.

Indien (ook) sprake is van voetbalgerelateerde overlast kan conform artikel 2:84 APV Venlo een stadionomgevingsverbod worden opgelegd voor de duur van maximaal 2 jaar. Indien een stadionomgevingsverbod wordt overtreden kan een meldingsplicht worden opgelegd voor de duur van 3 maanden.

Bij risico-evenementen, risico-voetbalwedstrijden en grootschalige samenkomsten niet zijnde evenementen die gelet op hun aard een aantrekkende werking hebben op ordeverstorende personen kan naast een gebiedsverbod ook direct een meldingsplicht worden opgelegd voor de duur van het evenement, de voetbalwedstrijd of het grootschalige evenement dan wel maximaal voor de duur van 3 maanden.

Daarnaast kan de burgemeester indien de feiten en omstandigheden dat noodzakelijk maken bij evenementen een groepsverbod opleggen voor de duur van een evenement, dan wel maximaal 3 maanden.

2 Ordeverstorende gedragingen in groepsverband

Indien een persoon herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont en het merendeel van de gedragingen in groepsverband hebben plaatsgevonden zal aan de persoon een groepsverbod worden opgelegd. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct – na een eerste ordeverstorende gedraging – een groepsverbod worden opgelegd.

Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de geografische ligging van het gebied, de bestaande druk op de openbare orde of de ernst van de gedragingen kan direct een gebiedsverbod worden opgelegd.

3 Ordeverstorende gedragingen door het individu

Indien een persoon herhaaldelijk individueel ordeverstorende gedragingen pleegt zal aan die persoon een gebiedsverbod worden opgelegd.

Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de handhaafbaarheid van het opgelegde verbod kan direct een meldingsplicht worden opgelegd. Hierbij wordt gedacht aan risico-evenementen.

4 Overtreding opgelegd bevel

Bij een eerste overtreding van het groepsverbod wordt het verbod:

  • verlengd met 3 maanden indien de overtreding niet gepaard gaat met ordeverstorende gedragingen of kan het gebied waarvoor het groepsverbod geldt ten nadele van betrokkene worden uitgebreid;

  • een gebiedsverbod worden opgelegd indien de overtreding van het groepsverbod gepaard gaat met ordeverstorende gedragingen.

Bij een tweede overtreding van een groepsverbod zonder ordeverstorende gedragingen wordt er een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van 3 maanden.

Bij een tweede overtreding gaat de politie over tot aanhouding op grond van artikel 184 Sr en gaat het OM over tot vervolging mits de richtlijnen van het OM in bijlage 3 in acht zijn genomen.

Bij een eerste overtreding van het gebiedsverbod wordt het verbod:

  • verlengd voor de duur van drie maanden indien geen sprake is van ordeverstorende handelingen of kan het gebied worden uitgebreid;

  • een meldingsplicht opgelegd indien naast de overtreding sprake is van ordeverstorende handelingen.

Bij een tweede overtreding gaat de politie over tot aanhouding op grond van artikel 184 Sr en gaat het OM over tot vervolging op deze grond mits de richtlijnen van het OM in bijlage 3 in acht zijn genomen.

5 Verlengingsmogelijkheden bij groepsgerelateerde en individuele overlast

De maatregelen worden voor de duur van 3 maanden opgelegd. De maatregelen kunnen worden verlengd of ten nadele van betrokkene worden uitgebreid indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Nieuwe feiten en omstandigheden zijn onder andere het overtreden van de opgelegde maatregel. Deze ernstige (hernieuwde) vrees kan ook worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waar het verbod voor geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen tegelijkertijd voor meerdere gebieden in de stad gelden.

Indien de maatregel wordt verlengd terwijl de termijn van een eerder opgelegde maatregel nog niet is verstreken gaat de nieuwe maatregel pas in na afloop van de termijn van de eerder opgelegde maatregel. Gedurende de looptijd van een maatregel kan slechts één keer een maatregel worden verlengd.

Indien er sprake is van een ordeverstorende gedraging binnen 3 jaar nadat een maatregel is verstreken kan direct een stap in het handhavingsarrangement (zie bijlage 1) worden overgeslagen.

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.

6 Ordeverstorend gedrag door 12 minners

Indien een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt binnen een termijn van zes maanden herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort is sprake van herhaaldelijke overlast en wordt aan het ouderlijk gezag van de minderjarige een bevel opgelegd, waarbij de minderjarige zich gedurende een periode van 3 maanden niet tussen 20.00 uur een 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag. De maatregel wordt alleen dan opgelegd indien minder vergaande middelen én de hulpverlening als integrale persoongebonden aanpak zijn ingezet.

Indien het bevel wordt overtreden zal de maatregel voor de resterende duur worden uitgebreid met het bevel dat de minderjarige zich te allen tijde niet zonder het ouderlijke gezag zich in een nader te bepalen gebied mag begeven.

Indien de minderjarige binnen zes maanden na het verstrijken van de maatregel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont zal opnieuw een maatregel worden opgelegd.

In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:

  • het bevel worden gegeven dat de minderjarige in een nader aan te wijzen gebied zich niet mag ophouden zonder begeleiding van de persoon die gezag over hem heeft, én

  • het bevel worden gegeven dat de minderjarige tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet zonder begeleiding mag komen op voor het publiek toegankelijke plaatsen.

Indien de persoon inmiddels de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt kan bij een volgende overtreding binnen 6 maanden na het aflopen van de maatregel direct een gebiedsverbod worden opgelegd voor de periode van drie maanden, dan wel de eerste stap uit het handhavingsarrangement worden overgeslagen.

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.

Beleidsregel aanpak overlast

Groepsverbod

  • 1.

    Een overlastgever krijgt het bevel zich niet op te houden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente met meer dan 3 personen.

  • 2.

    Het groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Indien het, gelet op de druk op openbare orde in een bepaald gebied noodzakelijk wordt geacht, wordt ook dit gebied aangewezen.

  • 3.

    Het groepsverbod wordt opgelegd voor de duur van 3 maanden.

  • 4.

    De maatregel wordt uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. In beginsel wordt een groepsverbod verlengd indien de maatregel voor de eerste keer wordt overtreden. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 5.

    De termijn kan 3 keer worden verlengd voor telkens 3 maanden.

Gebiedsverbod

  • 6.

    Een overlastgever krijgt het bevel zich niet te bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente. Indien dit noodzakelijk is wordt een looproute aangegeven.

  • 7.

    Het gebiedsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Indien het, gelet op de druk op openbare orde in een bepaald gebied noodzakelijk wordt geacht, kan ook dat gebied worden aangewezen.

  • 8.

    Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden.

  • 9.

    De maatregel kan worden uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 10.

    De termijn kan 3 keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

Meldingsplicht door de burgemeester

  • 11.

    Aan de persoon die voor de tweede maal een gebiedsverbod overtreedt, een persoon bij de eerste overtreding van het gebiedsverbod een leidende rol heeft gehad, of bij een risico-evenement, risico-voetbalwedstrijd e.d. kan een meldingsplicht worden opgelegd. De tijdstippen en plaats worden nader, per individueel geval, bepaald.

  • 12.

    De meldingsplicht wordt opgelegd voor drie maanden, dan wel de duur van het evenement.

  • 13.

    De meldingsplicht wordt zoveel mogelijk opgelegd in de gemeente waar betrokkene woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hier tegen verzet. Hiervan is onder meer sprake indien de burgemeester van de plaats waar de persoon woonachtig is geen toestemming heeft gegeven voor de melding. Het oordeel van de burgemeester van die gemeente wordt verkregen door de Afdeling Veiligheid en handhaving van de gemeente Venlo. De nader te bepalen plaats van melding wordt geregeld in de werkafspraken.

  • 14.

    De burgemeester legt niet eerder een meldingsplicht op dan er vooraf afstemming heeft plaatsgevonden met de korpschef van de politie.

Intergemeentelijke meldingsplicht (verzoek andere gemeenten)

  • 15.

    De burgemeester geeft niet eerder toestemming aan de burgemeester van de verzoekende gemeente, om een ordeverstoorder in de gemeente Venlo zich te laten melden, voordat de politie over het ingediende een positief advies heeft gegeven. De toestemming kan mondeling worden gegeven.

Begeleidingsplicht minderjarige tot 12 jaar

  • 16.

    Een persoon die gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs overlast pleegt krijgt een bevel opgelegd dat de minderjarige zich niet mag ophouden tussen 20.00 uur ’s avonds en 06:00 uur ’s ochtends zonder zijn begeleiding. De maatregel wordt slechts opgelegd indien de integrale persoonsgerichte aanpak is ingezet of deze is geweigerd.

  • 17.

    De begeleidingsplicht wordt in beginsel opgelegd voor de avonduren. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, kan het bevel worden uitgebreid met het bevel dat de minderjarige zich op een aangewezen gebied niet zonder begeleiding mag begeven.

  • 18.

    De begeleidingsplicht wordt opgelegd voor de duur van 3 maanden en kan niet worden verlengd.

Dossiervorming en verslaglegging

19. Voor het opleggen van een maatregel levert de politie een deeldossier aan bij de Afdeling Veiligheid en handhaving van de gemeente Venlo. Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:

  • het verzoek tot het nemen van een bestuurlijke maatregel;

  • de contactgegevens van de behandelend politieambtenaar;

  • de contactgegevens van de ordeverstoorder en bevat ten minste de naam, leeftijd, woonplaats (adres) en telefoonnummer en indien nodig de gegevens van de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent;

  • de registraties van minimaal twee ordeverstorende gedragingen;

  • de registraties (of sfeerrapportages) en eventuele informatie waaruit de vrees voor de verstoring van de openbare orde blijkt;

  • een duidelijke omschrijving van het gebied waarvoor het verbod geldt en indien van toepassing de tijdstippen en plaats voor een meldingsplicht;

  • indien sprake is van een verzoek tot verlenging van de maatregel, de registraties waaruit de hernieuwde vrees voor de verstoring van de openbare orde aannemelijk blijkt.

Zienswijzen

  • 20.

    De betrokkene aan wie mogelijk een maatregel wordt opgelegd wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk kenbaar te maken binnen een week na ontvangst van het voornemen. Indien sprake is van een minderjarige worden tenminste de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzengesprek.

  • Gelet op artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht wordt van de mogelijkheid tot het horen van belanghebbende afgeweken indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet en het beoogde doel niet wordt bereikt indien de belanghebbende van tevoren in kennis is gesteld. Dit kan het geval zijn bij evenementen, voetbalwedstrijden e.d.

Bekendmaking besluit

  • 21.

    Het besluit wordt aan de betrokkene aangetekend per post toegezonden. Omstandigheden kunnen met zich mee brengen dat het verstandig wordt geacht de maatregel in persoon uit te reiken (geen postadres). Indien sprake is van een minderjarige wordt het besluit ten minste aan de ouders of voogd van de minderjarige uitgereikt.

  • Het verbod treedt in werking op het moment dat het besluit de betrokkene heeft bereikt. De gedragingen en aanwijzingen waarop de beschikking is gebaseerd worden in het besluit opgenomen. Bij een meldingsplicht worden ook de tijden en de plaats waar de betrokkene zich moet melden vermeld. Bij de meldingsplicht wordt een kopie van het besluit afgegeven op de locatie waar de betrokkene zich moet melden.

Informatieplicht

  • 22.

    De burgemeester informeert het Openbaar Ministerie als een maatregel wordt voorbereid en opgelegd. Het Openbaar Ministerie informeert de burgemeester als een gedragsaanwijzing wordt opgelegd.

  • In de driehoek wordt één keer per jaar gerapporteerd over het aantal opgelegde maatregelen door de burgemeester en de (hoofd)officier. Ook wordt gerapporteerd over de eventuele bezwaarschriften en de uitkomsten daarvan.

  • 23.

    De burgemeester informeert de instantie die de bestuurlijke maatregel tegen een betrokkene heeft verzocht binnen 5 werkdagen over het voorgenomen besluit.

  • 24.

    Indien een andere instantie dan de politie overweegt een maatregel te verzoeken tegen een persoon, dient de politie geconsulteerd te worden op haalbaarheid en handhaafbaarheid.

Relatie burgemeester en Officier van Justitie

  • 25.

    Op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is de Officier van Justitie (OvJ) bevoegd een gedragsaanwijzing te geven indien tegen betrokkene tegen wie ernstige bezwaren bestaan in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord en waarbij grote vrees bestaat voor herhaling.

  • Dit betekent dat indien sprake is van ordeverstorend gedrag, zijnde een strafbaar feit en vervolging is ingesteld de OvJ als eerste bevoegd is een maatregel te treffen. Indien sprake is van ordeverstorend gedrag, niet zijnde een strafbaar feit, treedt de burgemeester op.

  • Indien de OvJ besluit geen gedragsaanwijzing te geven (zoals een meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod) of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat een maatregel oplegt. Gedegen afstemming tussen beide is hiervoor noodzakelijk.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aanpak overlast.

Bijlage 1 Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast

Constatering

Politie

Burgemeester

Openbaar Ministerie [1]

1

Bij constatering herhaaldelijk ordeverstorende gedragingen in 13 maanden

Politie legt dossier over aan bgm

Ordeverstorende gedragingen merendeel in groepsverband gepleegd: • groepsverbod voor 3 maanden Merendeel ordeverstorende gedragingen individueel gepleegd: • gebiedsverbod voor 3 maanden. Bij evenementen en/of grootschalige samenkomsten ( al dan niet leidende rol) • gebiedsverbod voor 3 maanden. Indien sprake is van risico evenement kan tevens direct een meldingsplicht voor de duur van het risico evenement worden opgelegd.

Bij voetbalgerelateerde ordeverstorende gedragingen

Politie legt dossier over aan bgm

Kan tevens een stadionomgevingsverbod conform 2:48 APV worden opgelegd Indien sprake is van risico wedstrijd kan direct een meldingsplicht voor deze thuiswedstrijden worden opgelegd voor de duur van 3 maanden.

Na eerste overtreding bevel wordt direct vervolging ingesteld op grond van artikel 184 Wsr.

2

Bij 1e overtreding bevel

Politie legt dossier voor aan OM

Overtreden groepsverbod: • alleen overtreding: verlenging 3 maanden en/of uitbreiding gebied. • overtreding met ordeverstorend gedrag: gebiedsverbod 3 maanden.

Vervolging o.g.v. art. 184 Wsr¹

Bij opnieuw constateren ordeverstorende gedraging binnen 3 jaar na verstrijken maatregel

Eerste stap haha arrangement wordt overgeslagen

Bijlage 2 Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast 12 minners

Bij minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt [2]

Bij constatering 2e groepsgewijze ordeverstorende gedraging binnen 6 maanden

Politie legt dossier over aan bgm

De burgemeester legt aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent het bevel op dat de minderjarige zich in de avonduren niet op openbare plaatsen zonder zijn of haar begeleiding mag begeven voor de duur van 3 maanden.

Bij constatering 1e overtreding maatregel

Politie legt dossier over aan bgm

Maatregel wordt verzwaard voor de resterende tijd met het bevel dat de minderjarige zich niet mag begeven in een nader aan te wijzen gebied zonder begeleiding van de persoon die het gezag over hem of haar heeft.

Bij constatering 2e overtreding maatregel

Politie legt dossier voor aan OM

Vervolging o.g.v .art. 184 Wsr (van persoon die gezag over minderjarige heeft)

Bij opnieuw constateren ordeverstorende gedraging binnen 6 maanden na verstrijken maatregel.

Nog geen 12 jaar politie legt dossier over aan het OM en RvK Persoon inmiddels 12 jaar politie legt dossier over aan bgm

BGM en OVJ hebben overleg over vervolgtraject Eerste stap in handhavingsarrangement wordt overgeslagen

Bijlage 3 Instructie vervolging OM

Of het OM tot vervolging zal overgaan op grond van art. 184 WvSr wordt per zaak beoordeeld. Onderstaande criteria dienen hierbij als richtlijn.

Bij drugsrunners en straatdealers

  • Sfeerverbaal over de buurt moet aanwezig zijn (inzoomen op drugs[runner]overlast in de wijk)

  • Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak moeten onvoldoende hebben opgeleverd (gebiedsgerichte aanpak)

  • Individuele antecedenten moeten er zijn, bestaande uit:

  • 2 keer veroordeling/ overtreding 184 Wsr voor drugsgerelateerd (overtreding of misdrijf) delict over afgelopen 4 jaar;

  • 2 keer in het afgelopen jaar (na veroordeling) mutaties in het politiesysteem betreffende drugsgerelateerde delicten.

Zwervers, alcoholisten

  • Indien uit de mutaties onvoldoende duidelijk wordt wat de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt, is een sfeerverbaal noodzakelijk (inzoomen op drankgebruik en zwervers).

  • Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak van het probleem moeten niet voldoende hebben opgeleverd (gebiedsgerichte aanpak)

  • De individuele hulpverlening bij deze persoon heeft de situatie niet verbeterd.

  • 4 veroordelingen afgelopen 4 jaar (overtredingen)

  • 2 mutaties het afgelopen jaar betreffende drank/zwerver.

Jeugd

  • Sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast, tenzij er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen.

  • Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de jeugdige moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren schuldig hebben gemaakt aan overlast gerelateerde (strafbare) feiten (in de afgelopen 13 maanden) in een bepaald gebied/wijk.

  • De afweging moet gemaakt zijn of handhaving op grond van APV zinvol is of niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

    Veelplegers

  • Indien uit de mutaties onvoldoende duidelijk wordt wat de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt, is een sfeerverbaal noodzakelijk.

  • Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de veelpleger moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren (in de afgelopen 13 maanden) hebben schuldig gemaakt aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

  • Eerdere/andere (gedrags)interventies hebben niet geleid tot het stop zetten van overlastgevende gedragingen.

Hooligans:

  • Als er een eerdere persoonsgerichte aanpak heeft plaatsgehad op grond van een andere aandachtsgroep, bijv. jeugd, zijn de resultaten daarvan in het dossier neergelegd.

  • Duidelijk moet worden dat betrokkene zijn ordeverstorend gedrag zal voortzetten als niet wordt ingegrepen en dat deze aanwijzingen kunnen zijn gelegen in het gedrag van betrokkene in de afgelopen periode.

  • Indien er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte (bijv. bij verdenking van een misdrijf waarop VH is toegelaten) en aanleiding bestaat voor een gedragsaanwijzing door de OvJ, volgt bespreking van de persoon in een casusoverleg waarbij gemeente, politie en OM zijn vertegenwoordigd.

12 minners

  • Sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast en wat hiervan de gevolgen zijn voor de omgeving. Indien er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen kan het sfeerverbaal achterwege gelaten worden.

  • Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de 12 minner moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren (in de afgelopen 13 maanden) groepsgewijs hebben schuldig gemaakt aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

  • Kindgedrag zoals joelen, stoeien en belletje trekken wordt in beginsel niet als overlastgevend beschouwd.

  • Er is contact gezocht met ouders en hen is verzocht in te grijpen. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

[1] Het uitgangspunt is dat het OM in beginsel overgaat tot vervolging op grond van artikel 184 Wsr als de OM- criteria in bijlage 3 in acht zijn genomen. Hierbij zal getoetst worden aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Terug naar de verwijzing naar voetnoot [1] in de tekst

Terug naar de verwijzing naar voetnoot [2] in de tekst