Verordening garantstelling gemeente Venray

Geldend van 30-12-2011 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2011

Intitulé

Verordening garantstelling gemeente Venray

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening

garantstelling gemeente Venray

December 2011

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 3

Artikel 1 Begripsomschrijving 3

Artikel 2 Reikwijdte verordening 4

Artikel 3 Uitvoering verordening 4

Artikel 4. De algemene uitgangspunten. 4

Artikel 5 Verplichting aanvrager 5

Artikel 6 De garantstelling. 6

Artikel 7 Weigeren subsidie 6

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG, SUBSIDIEVERLENING EN –VASTSTELLING 8

Artikel 8 De aanvraag 8

Artikel 9 De Subsidieverlening 8

Artikel 10 De borgtochtovereenkomst. 9

Artikel 11 Subsidievaststelling 10

Artikel 12 De Subsidieintrekking en – wijziging 11

Artikel 13 Controle 11

Artikel 14 Toestemming 12

Artikel 15 Kennisgeving 12

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 13

Artikel 16 Hardheidsclausule 13

Artikel 17 Overgangsbepaling 13

Artikel 18 Inwerkingtreding 13

Artikel 19 Citeertitel 13

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    de raad: de raad van de gemeente Venray;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray;

  • d.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als de betaling voor aan de gemeente Venray geleverde goederen of diensten;

  • e.

    garantstelling: een financieringsinstrument, waarbij de gemeente zich, middels een borgtochtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:850 Burgerlijk Wetboek, tegenover een geldverstrekker verplicht in te staan voor de betalingsverplichtingen van een geldnemer, waardoor deze geldverstrekker bereid is een lening te verstrekken;

  • f.

    borgtochtovereenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 7:850 Burgerlijk Wetboek e.v..

  • g.

    geldverstrekker: een (bancaire) instelling die aan een geldnemer een lening (heeft) verstrekt waarvoor de gemeente, onder voorwaarden, deels garant staat;

  • h.

    geldnemer: een rechtspersoon naar burgerlijk recht waaraan een geldverstrekker een lening verstrekt en ten behoeve waarvan de gemeente een borgstelling geeft voor de betaling van een deel van de betalingsverplichtingen uit de overeenkomst uit geldlening voor het geval dat de geldnemer in gebreke is;

  • i.

    aanvrager(s): een geldnemer die de gemeente verzoekt om borg te staan voor de betaling van rente en aflossing die de geldnemer uit hoofde van een lening aan geldverstrekker verschuldigd is;

  • j.

    uitvoeringsovereenkomst: een borgtochtovereenkomst ter uitvoering van het besluit tot subsidieverlening in de vorm van een garantstelling;

  • k.

    subsidieverlening: het toekennen van subsidie in de vorm van een garantstelling waardoor de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen krijgt.

  • l.

    subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag na een verzoek tot nakoming van de borgtochtovereenkomst vanwege in gebreke zijn met de betaling van de rente en aflossing door de geldnemer of de bepaling van de subsidie op nihil nadat de looptijd van de borgtochtovereenkomst is verstreken zonder dat een verzoek tot nakoming van de borgtochtovereenkomst is gedaan;

  • m.

    SWSW: de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw;

  • n.

    WEW: de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen;

  • o.

    SWS: Stichting Waarborgfonds Sport;

  • p.

    gekwantificeerd risico: kwantificering van het door de gemeente te lopen risico bij garantstelling door de hoofdsom van de lening te vermenigvuldigen met het aandeel van de gemeente in de garantstelling maal het risicopercentage;

  • q.

    risicopercentage: de inschatting van het risico conform artikel 7 van het Besluit nadere regels garantstelling bij een aanvraag garantstelling.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening geldt enkel voor subsidies in de vorm van een garantstelling.

Artikel 3 Uitvoering verordening

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze verordening binnen de door de raad gestelde beleidskaders.

  • 3. Het college is bevoegd besluiten te nemen tot verlening en vaststelling van subsidies in de vorm van garantstelling, alsmede besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van subsidies in de vorm van garantstelling in het kader van de SWSW, WEW en SWS. Voor overige garantstellingen bestaat die bevoegdheid bij garantstellingen tot en met maximaal €100.000,-. Voor overige garantstellingen hoger dan €100.000,- bestaat die bevoegdheid slechts na instemming van de raad.

  • 4. Het college is verplicht om ter uitvoering van ieder besluit tot subsidieverlening in de vorm van een garantstelling een uitvoeringsovereenkomst in de vorm van een borgtochtovereenkomst te sluiten.

Artikel 4. De algemene uitgangspunten.

  • 1. Subsidiëring vindt uitsluitend plaats voor zover garantstelling naar het oordeel van het college in voldoende mate in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid en gericht is op de gemeente, in belangrijke mate ten goede komt aan de ingezetenen van de gemeente en een maatschappelijk doel dient.

  • 2. Het gemeentelijk beleid wordt niet alleen gevormd door regelgeving op het betreffende beleidsterrein maar ook door de regelgeving op het gebied van (overheids-) financiën. Dit betekent dat besluiten mede gebaseerd dienen te zijn op de Gemeentewet, de Wet Fido, de Verordening op de uitgangspunten financieel beleid, financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie Gemeente Venray, het Treasurystatuut, de startnotitie risicomanagement en rechtmatigheid, de nota steunverlening en subsidieverstrekking aan ondernemingen en de nota garantstellingsbeleid. Dit alles vormt het toetsingskader voor de beoordeling van een aanvraag voor een garantstelling.

Artikel 5 Verplichting aanvrager

  • 1. De aanvrager dient

    • a.

      rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk en een ideële doelstelling te hebben. Dit dient niet alleen te blijken uit de statuten maar ook uit de feitelijke werkzaamheden;

    • b.

      een zodanige administratie te voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten;

    • c.

      medewerking te verlenen aan onderzoeken die het college in het kader van subsidiëring nodig acht; de medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is;

    • d.

      onverwijld het college te informeren over alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze relevant zijn voor de garantstelling;

    • e.

      zijn bezittingen, het in dienst zijnde personeel en de bij de activiteiten betrokken vrijwilligers tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd te hebben;

    • f.

      ten gunste van de gemeente zekerheid te stellen middels vestiging van een pandrecht op roerende zaken en/of vermogensrechten of het recht van hypotheek op onroerende zaken;

    • g.

      geen leningen te verstrekken aan derden, waaronder begrepen bestuurders, vrijwilligers of andere rechtspersonen voorafgaande aan en gedurende de periode van garantstelling, tenminste tot het moment van vaststelling van de subsidie;

    • h.

      beschikbare financiële middelen niet risicovol aan te wenden voorafgaande aan en gedurende de periode van garantstelling, tenminste tot het moment van vaststelling van de subsidie. Daarbij kan o.a. gedacht worden aan beleggen, particuliere investeringen, achtergestelde spaarregelingen en buitenlandse rekeningen;

    • i.

      indien van toepassing, te beschikken over de benodigde vergunningen voor de investering waarvoor garantstelling wordt gevraagd;

    • j.

      indien het college dit noodzakelijk acht, voor eigen rekening, de haalbaarheid van de investering en de toekomstige exploitatie te laten toetsen aan de hand van de financiële jaarstukken en het investeringsplan inclusief bijbehorende prognoses en het college mededeling te doen van de resultaten hiervan;

    • k.

      tenminste één andere medegarantsteller dan wel risicodrager naast de gemeente te vinden;

    • l.

      behoorlijk bestuurd te worden, zulks ter beoordeling door het college;

    • m.

      bij overeenkomsten tot geldlening met een looptijd langer dan vijf jaar geldt een rentevaste periode van minimaal vijf jaar.

  • 2. Het college is bevoegd om daarnaast uit hoofde van de publieke taak, het algemeen belang of met het oog op het risico van de garantstelling overige verplichtingen op te leggen.

Artikel 6 De garantstelling.

  • 1. De garantstelling dient tot zekerheidsstelling van de betaling van de rente en aflossing aan de geldverstrekker voor het geval dat de geldnemer in gebreke is gebleven.

  • 2. De omvang van de garantstelling wordt, uitgaande van de economische levensduur, in duur beperkt tot maximaal tien jaar indien een roerende zaak onderwerp is van de overeenkomst tot geldlening en tot maximaal dertig jaar indien het onderwerp een onroerende zaak betreft.

  • 3. De omvang van de verleende garantstelling is gelijk aan de restschuld die wordt bepaald op basis van een lineair aflossingsschema, ongeacht de door de geldverstrekker en geldnemer gekozen lening- en aflossingsvorm.

Artikel 7 Weigeren subsidie

  • 1. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogd gebruik van de subsidiegelden discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, seksuele geaardheid of welke grond dan ook, behoudens het onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

  • 2. Het verlenen van subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen, geweigerd worden indien naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager waarvoor garantstelling wordt gevraagd niet gericht zijn op de gemeente Venray of niet in belangrijke mate ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente Venray, behalve als dit verklaarbaar is vanuit de regionale centrumfunctie van de gemeente Venray;

    • b.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente Venray dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende dan wel geen prioriteit hebben of niet noodzakelijk geacht worden om het beleidsdoel te bereiken;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met wetgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      garantstelling niet noodzakelijk geacht wordt omdat aanvrager, ook zonder garantstelling door het college, over voldoende middelen kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      garantstelling niet noodzakelijk geacht wordt omdat door het college andere financieringsmogelijkheden aanwezig geacht worden. Daarbij kan o.a. gedacht worden aan waarborgfonds, fondsenwerving, sponsoring, bijdragen van andere overheden of van particulieren en zelfwerkzaamheid;

    • f.

      geen ondertekende, schriftelijke verklaring overgelegd kan worden waaruit blijkt dat tenminste sprake is van één medegarantsteller dan wel risicodrager buiten de aanvrager;

    • g.

      de omvang of de looptijd van de lening waarvoor garantstelling wordt gevraagd in onvoldoende mate bepaald is, mede gelet op artikel 7:851 lid 2 BW;

    • h.

      naar het oordeel van het college de geldnemer niet in staat wordt geacht om structureel de aflossing en rente te betalen, verschuldigd uit hoofde van de overeenkomst tot geldlening waarvoor garantstelling wordt gevraagd;

    • i.

      er voor het overige gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat niet voldaan wordt aan de voorwaarden en verplichtingen die bij of krachtens deze verordening van toepassing (kunnen) zijn.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG, SUBSIDIEVERLENING EN –VASTSTELLING

Artikel 8 De aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een garantstelling moet uiterlijk 13 weken vóór het tijdstip waarop de overeenkomst tot geldlening wordt gesloten, schriftelijk bij het college ingediend worden. Het college kan in bijzondere situaties een kortere termijn toestaan.

  • 2. Bij het indienen van de aanvraag legt de aanvrager de door het college nader te bepalen gegevens over die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn. Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende stukken gevoegd te zijn:

    • -

      een investeringsplan met vermelding van baten en lasten,

    • -

      de meest recente goedgekeurde jaarrekening en balans,

    • -

      een sluitende (meer-)jarenbegroting, inclusief de raming van de hogere lasten in verband met de af te sluiten lening en de dekking daarvan.

    • -

      bij een aanvraag van een garantstelling hoger dan €100.000,- offertes van drie geldverstrekkers; bij een aanvraag van een garantstelling tot en met €100.000,- een offerte van tenminste één geldverstrekker.

  • 3. Het college kan modellen of richtlijnen vaststellen voor het indienen van de aanvraag en de gegevens.

Artikel 9 De Subsidieverlening

  • 1. Het college neemt een besluit over verlening van een subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag. Indien goedkeuring van de raad is vereist op grond van artikel 3 lid 3 van deze verordening wordt binnen maximaal 26 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag een besluit over verlening van een subsidie genomen door het college.

  • 2. Het college geeft in het subsidiebesluit aan voor welk bedrag het garant staat en voor welk tijdvak. Daarnaast wordt in ieder geval vermeld dat de garantstelling alleen strekt tot zekerheidsstelling aan de geldverstrekker van de betaling van de rente en aflossing voor het geval dat de geldnemer in gebreke is gebleven. Tevens worden de voorwaarden en verplichtingen vermeld die gesteld worden ten aanzien van de geldnemer, de geldverstrekker en de overeenkomst tot geldlening.

  • 3. Het college bepaalt in het subsidiebesluit dat, gelet op artikel 4:44 lid 1 van de wet, vaststelling van de verleende subsidie zal plaatsvinden indien een verzoek tot nakoming van de borgtochtovereenkomst wordt ingewilligd of, indien de garantstelling verloopt zonder dat een dergelijk verzoek wordt gedaan, na afloop van het in de beschikking vermelde tijdvak vaststelling van de subsidie op nihil zal plaatsvinden conform het gestelde in artikel 11 lid 2 van deze verordening.

  • 4. Het college is bevoegd om uit hoofde van de publieke taak, het algemeen belang of met het oog op het risico van de garantstelling nadere regels vast te stellen met betrekking tot de op te leggen voorwaarden of verplichtingen ten aanzien van de geldnemer, de geldverstrekker, de overeenkomst tot geldlening, de zekerheidsstelling door de aanvrager en de door de geldnemer op grond van de geldlening te verkrijgen roerende of onroerende zaken waarvoor garantstelling wordt gevraagd.

Artikel 10 De borgtochtovereenkomst.

  • 1. De borgtochtovereenkomst geldt als uitvoeringsovereenkomst ex artikel 4:36 van de wet, meer in het bijzonder als uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening in de vorm van garantstelling aan de geldnemer.

  • 2. In de borgtochtovereenkomst worden in ieder geval de volgende voorwaarden en verplichtingen opgenomen:

    • a.

      De geldverstrekker is verplicht zijn bestaande of toekomstige zekerheden eerst uit te winnen voordat hij de gemeente aanspreekt;

    • b.

      De gemeente wordt gevrijwaard van de uit de garantstelling voortvloeiende verplichtingen, wanneer de geldgever een of meerdere zekerheden niet geheel of gedeeltelijk heeft aangewend, tenzij de gemeente hiervoor vooraf schriftelijk toestemming heeft verleend;

    • c.

      De geldverstrekker informeert het college jaarlijks, binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar, of en in hoeverre de geldnemer zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst tot geldlening waarvoor de gemeente deels garant staat, is nagekomen;

    • d.

      De geldverstrekker dient er op toe te zien dat bij vervreemding van de roerende of onroerende zaak, de lening volledig wordt afgelost en daardoor de afgegeven garantstelling komt te vervallen;

    • e.

      De geldverstrekker dient de gemeente jaarlijks een opgave te verstrekken van de nog openstaande schuld van de lening;

    • f.

      De geldverstrekker dient niet nagekomen betalingsverplichtingen door de geldnemer- uit welke hoofde dan ook- binnen vier weken na opeisbaarheid van de betalingsverplichting te melden aan de gemeente Venray;

    • g.

      Als de gemeente wordt aangesproken als borg treedt zij in de rechten van de geldnemer;

    • h.

      Bij ingebrekestelling van de geldnemer door de geldverstrekker dient de gemeente hiervan direct een afschrift te ontvangen van de geldverstrekker;

    • i.

      De geldverstrekker verleent geen uitstel van betaling aan de geldnemer zonder schriftelijke toestemming van het college;

    • j.

      Zonder instemming van de gemeente dient de geldverstrekker geen nieuwe leningen aan geldnemer te verstrekken. Dit geldt ook voor door geldnemer betaalde aflossingen die opnieuw uitgeleend worden.

    • k.

      Het is de geldnemer niet toegestaan om, indien een onroerende zaak onderwerp van de overeenkomst tot geldlening is, deze onroerende zaak zonder voorafgaande toestemming te vervreemden, te bezwaren dan wel van bestemming te veranderen;

    • l.

      Indien een onroerende zaak onderwerp van de overeenkomst tot geldlening is dan is de geldnemer verplicht dit voldoende, naar herbouwwaarde, te verzekeren.

    • m.

      Indien de gemeente krachtens een verleende garantstelling een betaling heeft verricht in de plaats van een in gebreke gebleven geldnemer, is de regresvordering van de gemeente in een eventueel faillissement van de geldnemer bevoorrecht op eventuele andere vorderingen die een geldverstrekker op de geldnemer heeft;

    • n.

      Er wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 3. Bedingen die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast de betaling van de rente en aflossing worden niet opgenomen.

Artikel 11 Subsidievaststelling

  • 1. Indien er sprake is van een verzoek tot nakoming van de borgtochtovereenkomst leggen zowel de geldlener als de geldnemer de door het college nader te bepalen gegevens over die voor het beoordelen van de aanvraag tot subsidievaststelling van belang zijn.

  • 2. Indien de looptijd van de borgtochtovereenkomst is verstreken zonder dat een verzoek tot nakoming van de borgtochtovereenkomst is gedaan, wordt de subsidie vastgesteld op nihil. De geldnemer informeert daartoe binnen vier weken na het verstrijken van de overeenkomst het college en verzoekt om vaststelling van de subsidie.

  • 3. Het college stelt binnen maximaal 13 weken na ontvangst van het verzoek tot nakoming conform lid 1 dan wel het verzoek tot subsidievaststelling conform lid 2 de subsidie vast.

  • 4. De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid van de wet, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken dat de gelden uit de overeenkomst tot geldlening waarvoor garantstelling is gevraagd aan andere activiteiten zijn besteed dan waarvoor de garantstelling is verleend;

    • b.

      de geldnemer feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is geweest. Dit geldt zowel indien dit reeds vóór de vaststelling is geconstateerd en hierin ondanks een schriftelijke waarschuwing geen verandering is gebracht dan wel indien dit wordt geconstateerd op het moment van vaststelling;

    • c.

      het bestuur van de geldnemer naar het oordeel van het college een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • e.

      door het bestuur of de Algemene Leden Vergadering besloten is om de rechtbank te verzoeken de instelling te ontbinden;

    • f.

      door de rechtbank aan de instelling surséance van betaling is verleend of de instelling in staat van faillissement is verklaard.

Artikel 12 De Subsidieintrekking en – wijziging

  • 1. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid van de wet, of een geval als genoemd in het vierde lid, sub a tot en met f van artikel 11 van deze verordening.

  • 2. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in artikel 4:49, eerste lid van de wet.

  • 3. Het college kan de verleende subsidie intrekken indien:

    • a.

      de overeenkomst van geldlening, waarop de garantstelling betrekking heeft, niet binnen drie maanden na verzending van het betreffende besluit tot stand komt of de hoofdsom volgens het overeengekomen stortings- en aflossingsschema niet aan de geldnemer ter beschikking wordt gesteld;

    • b.

      door toedoen of nalaten van de geldnemer het risico dat voor de gemeente uit de verleende garantstelling voortvloeit in aanmerkelijke mate wordt gewijzigd.

Artikel 13 Controle

  • 1. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 8, lid 2 bedoelde gegevens.

  • 2. De administratie van de geldnemer dient zodanig ingericht te zijn, dat de controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 3. De geldnemer is verplicht door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in zijn boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot zijn gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

Artikel 14 Toestemming

  • 1. De geldnemer heeft toestemming van het college nodig voor de in artikel 4:71, lid 1, sub a tot en met j van de wet genoemde rechtshandelingen.

  • 2. Het college kan bepalen dat de ontvanger toestemming nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.

  • 3. Het college beslist op verzoeken om toestemming als bedoeld in dit artikel met inachtneming van artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid van de wet.

Artikel 15 Kennisgeving

De geldnemer stelt, onverminderd artikel 5 lid 1 onder d, het college onverwijld op de hoogte van:

  • a.

    het voornemen tot ontbinden van de rechtspersoon;

  • b.

    het voornemen tot het doen van aangifte van zijn faillissement of het aanvragen van surséance van betaling;

  • c.

    het voornemen tot een fusie van de rechtspersoon;

  • d.

    een voorgenomen statutenwijziging van de rechtspersoon;

  • e.

    het mogelijk optreden van substantiële financiele tegenvallers;

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepaling(en) te dienen doelen, dan wel leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.

Artikel 17 Overgangsbepaling

Op subsidies in de vorm van garantstellingen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld zijn, is deze verordening niet van toepassing. Dit is slechts anders indien tussentijds, na inwerkingtreding van deze verordening, aanpassing van de garantstelling heeft plaatsgevonden.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking daags na de datum van bekendmaking en werkt terug tot 1 november 2011.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als de “Verordening garantstelling gemeente Venray”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 december 2011.
De voorzitter, De griffier,